82 Verslag der handelingen van den gemeenterad
daarvoor eene rijksinkomsten-belasting in de plaats treedt,
zal men dan ook willen beweren dat het bedrag dat van het
tractement van den directeur zal worden geheven ten laste
der gemeente moet komen? Spr. zou dit zeer betwijfelen en
is het in dezen geheel eens met den heer v. Eijsinga.
Overigens meent hij dat men ten dezen ook niet uit het
oog moet verliezen de belangrijke verhooging, welke het trac
tement van den directeur heeft ondergaan.
De heer Plantenga wil de zaak niet van een juridisch
standpunt beschouwen. Hij wil gaarne aannemen, dat de heer
Troelstra van dat standpunt volmaakt gelijk kan hebben, maar
hij weüscht hier van het standpunt van billijkheid vooral ook
in verband met de vroeger gevolgde gewoonte, uit te gaan en
doet hij datdan gelooft hij dat men uit de opkomsten van de
fabriek het patentregt voor den directeur als beheerder der
gasfabriek, moet blijven betalen. De nieuwe directeur is immers
op een tractement van ƒ2500 benoemd en niet onder de
voorwaardedat van dat tractement afgaat het regt voor het
door hem benoodigd patent Hij zou dan eene uitzondering maken
op alle gemeente-ambtenaren. Bij de overweging welk voordeel
eene benoeming als directeur voor hem zou opleveren heeft
hij op bedoelden aftrek bepaald niet gerekendvooral niet
waar hijindien hij heeft geïnformeerd door wien het patent
regt van den vroegeren directeur werd betaaldten antwoord
heeft moeten bekomen, dat dit door de gemeente geschiedde.
Naar het spr. voorkomt zou men ten opzigte van den nieuwen
titularis eene bepaalde onbillijkheid begaanindien men hem
zelf zijn patent liet betalen.
De heer Bruins:na deelt mede, dat de directeur eerstin
1878 is gedwongen geworden patent te nemen. De com
missie aarzelde aanvankelijk aan den drang gevolg te geven
maar is tot toegeven gekomenomdat een voormalig regls-
geleerd lid der commisiewelke deze zaak had onderzocht en
behoorlijk geïnstrueerdonvoorwaardelijk tot het nemen van
patent adviseerde.
Volgens deze bestond er wel degelijk patentpligtigheid. En
nu geeft hij den heer Plantenga toe dat de heer Troelstra van
een juridisch standpunt geheel gelijk heeft; een feit is het toch,
dat de directeur der fabriek zelve van de exploitatie, van den
verkoop van cokes enz. geen voordeel heeft.
Nadat verder omtrent dit punt nog eenige bespreking had
plaats gehad tusschen de heeren TroelstraBruinsma en den
Voorzitter, stelt de heer Plantenga voor, dat de raad zich
vooral ook met het oog op het vervolgbepaald uitspreke
door wie het patent van den directeur als beheerder der gas
fabriek moet worden betaald.
In verband hiermede dient hij navolgende motie in:
„De raad, gehoord de discussie, 6temt in met het antwoord
van burgemeester en wethouders, betreffende de betaling uit
de exploitatie der gasfabriek van het regt voor het patent van
den directeur."
Mogt de meerderheid van den raad zich daarmede niet kun
nen vereenigen, wel nu, dan zal de directeur in het vervolg
zijn patent zelf moeten betalen.
Na te zijn ondersteund wordt deze motie in stemming ge-
bragt en aangenomen met 10 tegen 9 stemmen. Tegen stem
den de heeren v. d. Scheer, v. Eijsinga, Suringar, Kuipers,
Oosterhoff, Hommes, AndremTroelstra en van Goens.
De heer mr. C, W. A. Buma hadvoor deze stemming
plaats hadde vergadering reeds verlaten.
te Leeuwarden, van den 28 September 1882.
Verder niemand over het rapport der commissie of de me
morie van beantwoording van burgemeester en wethouders
het woord verlangendewordt zonder hoofdelijke stemming
conform de conclusie van het rapport der raadscommissie tot
goedkeuring der gemeente rekening over 1881 besloten en in
verband hiermede vastgesteld navolgend besluit:
De raad der gemeente Leeuwarden,
Gezien de rekening van de inkomsten en uitgaven dier
gemeente over het jaar 1881door burgemeester en wethou
ders ingevolge art. 218 der gemeentewet overgelegd, met
eene daartoe betrekkelijke verantwoording
Gelet op het rapport der raadscommissie met het onderzoek
van voormelde rekening en verantwoording belast geweest
Besluit
het bedrag der ontvangsten en uitgaven van de gemeente
Leeuwarden over 1881, aangeduid in voormelde rekening,
voorloopig vast te stellen als volgt
ontvangsten 1,117 961.68
uitgaven 1,066,558 51
saldo 51,403.17
Wordt opgemerkt, dat burgemeester en wethouders zich
van medewerking tot het nemen van dit besluit hebben ont
houden.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot bepaling
van den borgtogtte stellen door den boekhouder der gemeente
lijke gasfabriek.
Burgemeester en wethouders stellen hierbij voor te beslui
ten dat door den benoemden boekhouder der gemeentelijke
gasfabriek H. Bergenia als zoodanig een personelen borgtogt
zal worden gesteld ten bedrage van ƒ1000.
De heer Troelstra zegtdat de staatwelke tengevolge
de in de vorige vergadering gehouden discussie thans is over
gelegd wel een overzigt geeft van de wekelijksche ontvang
sten en uitgaven der fabriekmaar niet zoo zeer van de ba-
dragen welke op zekere oogenblikken in kas kunnen zijn.
Ook blijkt niet genoeg of de stortingen eens of meermalen
per week geschieden. Aan de bedoeling der motie in de
vorige vergadering aangenomen is dus niet geheel voldaan.
De heer Bruinsma meent dat uit den overgelegden staat,
(laatste kolom hoe groot het bedrag isdat de boekhouder
in kas behoudt) wel degelijk van de stortingen blijkt. Daarop
zijn immers niet alleen vermeld de wekelijksche ontvangsten
en uitgavenmaar ook het bedrag dat wekelijks is gestort
bij den gemeente-ontvanger, zoomede het kas saldo. Bij
verificatie der boekenzoo van den gemeente-ontvanger als
die van den boekhouder der fabriek zou voorts nog nader
kunnen blijken wanneer is gestortwijl dit natuurlijk wordt
aangeteekend voor eene juiste rente-berekening. Overigens
meent sj:>r., dat uit het overgelegd overzigt genoegzaam blijkt,
dat er op sommige oogenblikken b.v. een halve week wel
eens een belangrijk bedrag in kas kan zijn.
De heer Minnema Buma heeft thans gegevens ge
noeg om zich met het voorstel van burgemeester en wet
houders te vereenigen. In tegenstelling met den heer
Troelstra meent hij dat er thans genoeg licht is verstrekt
en dat het overgelegd overzigt allezins duidelijk is. Niet
alleen vermeldt dit toch de verschillende ontvangsten en het
geen daarvan weder wegens werkloon enz. is uitgekeerd, maar
ook de overstortingen bij den gemeente-ontvanger en het saldo
Verslag der handelingen van den gemeenteraad
dat gedurende 1881 wekelijks in kas is gebleven. Op vol-
doende wijze blijkt hetdat de boekhouder der fabriek in dat j
jaar trouw heeft nageleefd de bepaling zijner instructie dat
hij niet meer dan ƒ1000 kasgeld mag hebben en tevens dat
de kas-administratie der fabriek steeds op regelmatige wijze
wordt gevoerd. Z. i. bestaat er geen voldoende reden om
zich tegen eene borgstelling ad ƒ1000 te verzetten. De som
van ƒ3000 ter vorige vergadering genoemd heeft in het ge
heel geen raison d'etre. Wilde men geheel gedekt zijndan
zou men naar aanleiding van den kasstaat b.v. een bedrag van i
24,000 voor borgtogt moeten stellenmaar dan zou men
niet zoo gemakkelijk de betrekking van boekhouder op ge
schikte wijze vervuld zien.
Men vergete niet, dat het onmogelijk is zich tegen alles
te dekken. Dan zou b.v. de bediende, die voor den boek
houder het geld ophaaltook borg moeten stellenwant
meermalen heeft ook deze eene som van ƒ3000 a 4000
tijdelijk in zijn bezit en dit gaat toch niet aan. Dat zijn
zaken die zich bij belangrijke affaires als van zelf regelen.
De boekhouder toch is financieel immers niet aansprakelijk
voor dezen bediende. Naar het spr. voorkomt, kan men
zich thans op goede gegevens bij het voorstel van burgemees
ter en wethouders neerleggen.
De heer Plantenga zegt dat de verstrekte inlichtingen
hem geheel bevestigd hebben in zijne verwachting, dat de
boekhouder steeds accuraat aan de bepalingen van zijne in
structie voldoet, maar dat zijn bezwaar vooral hierin is gele- I
gendatzooals ook genoegzaam uit den overgelegden staat
blijktde boekhouder soms belangrijke bedragen in kas heeft.
Met het oog daarop komt hem eene borgstelling van ƒ1000
ongenoegzaam voorNiet echter wenscht hij dat de borg
togt gelijk zal staan met het hoogste bedrag dat er in kas
kan zijn, wijl dan b.v. de borgstelling van een gemeente
ontvanger die soms de opbrengst eener belangrijke leening
in kas heeftook 8 a 10 maal zoo hoog zou moeten zijn
dan zij nu is.
Spreekt de raad echter als zijne meening uit, dat een be
drag van ƒ1000 als borgstelling voor den boekhouder der
gasfabriek voldoende isdan zal ook hij zich bij de zaak ne-
derleggen. Mogt echter het voorstel van burgemeester en
wethouders worden verworpendan stelt hij zich voor een
voorstel te doen tot verhooging van het bedrag ad ƒ1000.
Nadat verder nog eenige bespreking over dit punt had
plaats gehad tusschen de keeren Bruinsma, Duparc en Plan
tenga, wordt het voorstel van burgemeester en wethouders
in stemming gebragt en met 17 tegen 2 stemmen, die van
de heeren Plantenga en Suringar, overeenkomstig de conclu
sie er van besloten dat door den benoemden boekhouder der
gemeentelijke gasfabriek HBergeniaals zoodanig een per
sonelen borgtogt zal worden gesteld tot een bedrag van dui
zend gulden.
Met goedvinden der vergadering wordt alsnu in behande
ling genomen het heden aangebragt
8. Voorstel van burgemeester en wethouders om in dit jaar nog
over te gaan tot de stichtng van een schoolgebouw aan den
Ooster singelv
te Leeuwarden, van den 28 September 1882. 83
De conclusie van dit voorstel luidt: voorbehoudens goed
keuring van heeren ged. staten van Friesland, burgemeester
en wethouders te magtigen omin afwachting van de goed
keuring der gemeentebegrooting voor 1883 de aanbesteding
van een schoolgebouw voor openbaar lager onderwijs met de
daaraan verbonden bewaarschool te stichten aan den Ooster
singel, te houden in het laatst der maand October of in het
begin der maand November 1882.
De heer van Sloterdijck wenscht eene vraag te doen
niet zoozeer over het voorstel als wel meer naar aanleiding
daarvan. Gaarne zou hij van het dagelijksch bestuur verne
men of het ook mogelijk isdat bij de aanbesteding de som
wordt gesplitst in dier voege, dat men weet welke som voor
de school voor lager onderwijs wordt geëischt en welke voor
de bewaarschool. Hij meent, dat dit zeer wenschelijk is, met
het oog op de subsidie ad 30 pet.dat het rijk in de kosten
van het lager onderwijs verleent.
De Voorzitter kan mededeelen dat bij het bestek de be
doelde splitsing reeds is in acht genomen zoodat later be
hoorlijk zat kunnen blijkenwat ten behoeve van de school
voor lager onderwijs is uitgegeven en wat ten behoeve der
bewaarschool.
Hierna wordt conform het voorstel van burgemeester en
wethouders besloten.
9. Vaststelling van het 2e supplttoir kohier der dir. belas
ting op het inkomendienst 1882.
In verband met dit punt doet de voorzitter de openbare
zitting tijdelijk overgaan in eene met geslotene deuren.
Bij heropening dezer laatste zitting wordt vastgesteld na
volgend besluit:
De raad der gemeente Leeuwarden
Gezien het door burgemeester en wethouders opgemaakte
2e suppletoir kohier der dir. belasting op het inkomen ten
behoeve dezer gemeente over het dienstjaar 1882
Gelet op art. 264 der gemeentewet, zooals dat is gewijzigd
bij de wet van 28 Junij 1881 (Stbl. no. 102);
Gelet op de besluiten dezer vergadering van den 3 No
vember 1881, waarbij is bepaald, dat voor het dienstjaar
1882 3.52 ten honderd van het belastbaar inkomen zal wor
den geheven en van den 19 April 1882, waarbij ten aanzien
van het primitief kohier dezer belasting is bepaalddat van
het bedrag der aanslagen 97 °/0 zal worden ingevorderd
Besluit
1. het 2e suppletoir kohier van de dir. belasting op het
inkomen ten behoeve dezer gemeenteover het dienstjaar
1882 vast te stellen op een belastbaar inkomen van 45,044.08
en het totaal der aanslagen op 1585.56Va
2. te bepalendat van het bedrag der aanslagen 97 °/0
zal worden ingevorderdtengevolge waarvan zal worden
geïnd, eene som van ƒ1538;
3. de aanslagen invorderbaar te stellen in drie termijnen J
30 October, 30 Nov. en 30 Dec. 1882.
Hierna wordt de vergadering door den voorzitter gesloten,1