120 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 18 November 1882. principieel verschilmen waarschijnlijk niet tot overeenstem ming zal komen. Hij zal daarom kort zijn en zich alleen bepalen tot enkele door den heer Troelstra bijgebragte feiten. Dat geachte lid heeft in de le plaats gezegddat burge meester en wethouders voor hun voorstel om den post voor onvoorziene uitgaven op ƒ15,000 uit te trekken, zeker goe den grond hebben gehad. Spr. kan mededeelendat die grond bestond in- of gebaseerd was op de ervaringop de cijfers, vermeld op pag. 105 van de gedrukte memorie van beantwoording, welke cijfers het voorgedragen bedrag allezins billijken De heer Troelstra heeft op spr's. beweren, dat onvoorzien is een reservepostgevraagdwaaruit die reservepost dan ge vonden moet wordenwanneer ze niet door gewone middelen mag worden gedekt? Spr. meent echter, dat waar rappor teurs de grens bij de ontvangsten zóó scherp trekkendat zij het geheele saldo ouder de buitengewone inkomsten be grijpen daar de post voor onvoorziene uitgaven zeker ook wel onder de buitengewone uitgaven mag worden gerangschikt. Beide posten hebben toch dit met elkander gemeendat ze geheel onzeker zijn. De heer Troelstra heeft beweerddat het stelsel van spr. tot scheiding van gewoon en buitenge woon tengevolge zou hebbendat men zich rijk rekende en arm telde en dat door dit stelsel reeds vele gemeenten in penibele omstandigheden verkeerendoch spr. meentdat door dit bloote beweren niet worden weerlegd of ontzenuwd de door hem bijgebragte argumenten En wat nu betreft het verder beweerde, dat men zoo tersluiks tot conversie wil komen, ook dit beweren is onjuist Spr. herin nert, dat in den raad ten vorigen jare bij de behandeling der ge- meentebegrooting over deze zaak burgemeester en wethouders zijn geïnterpelleerd en dat juist naar aanleiding daarvan dit jaar het voorstel is gedaan om niet over te gaan tot conversie der gasfabriekschuld. Met den heer van Sloterdijck is spr. het au fond eens. Hij moet echter opmerken dat waar hier het woord „conversie" tot verschil van opvatting leidtdat woord niet in het debat is gekomen door burgemeester en wethou ders maar dat het van de zijde van rapporteurs is genoemd. De commissie heeft in haar verslag het eerst gesproken van conversie. Zij heeft gezegd dat in de geldleening is begre pen eene conversie van schuld en burgemeester en wethouders hebben dit erkend, in zoover n.l. dat in iedere leening te gen lagere rente met gelijktijdige aflossing van schuld tegen hoogere rente het denkbeeld van conversie ligt opgesloten. Hier wil men leenen tegen 4 pet. en aflossen schuld a 4Va pet. eene handeling welke, indien ze geleidelijk plaats heeft niet in strijd is met de regelen eener goede comptabiliteit. Spr. wil erkennen, dat men in 1880 heeft besloten niet in eens tot conversie der hierbedoelde leening over te gaan en tevens dat dezelfde bezwaren die toen bestondenalsnog bestaanin zooverre n.l.dat de omstandigheden dezelfde zijn geblevenmaar hier staat men niet voor eene plotselinge conversiemaar voor een maatregel die met eene geleidelijke conversie gelijk staat. Hij moet opmerkendat hot met de billijkheid geenszins strijdtwanneer men zoo nu en dan wat meer aflost dan het minimumbij de plans van leening voor aflossing gesteld Voor eenige meerdere aflossing heeft men alle vrijheid. Tegen eene plotselinge algeheele aflossing bestaan vooralsnog z. i. bezwaren. De heer van Sloterdijck heeft gezegddat men niet mag beroepen op het besluit van 1880 en burge meester en wethouders hebben dit ook niet gedaan. Zij heb ben alleen te kennen gegeven dat een maatregel als door hen bedoeldgeheel in overeenstemming is met de in 1880 uit gesproken wenschelijkheid van conversie in het algemeen. Maar nogmaals zegt spr. het woord conversie, dat indezen tot zulk eene begripsverwarring heeft geleidis niet van de zijde van burgemeester en wethouders. De heer Troelstra wil alleen nog constateren het verschil dat bij burgemeester en wethouders bestaat omtrent de onder scheiding wat tot gewoon en wat tot buitengewoon behoort, of wat door gewone of wat door buitengewone middelen moet worden gedekt In de memorie van toelichting staat o. a. bij volgn55 Behalve deze buitengewone werken, voor een groot deel voortvloeiende uit wettelijke verpligtingen door de wet op het lager onderwijs opgelegdis in deze begrooting nog een bedrag van 18,800 onder de uitgaven opgenomen voor buiten gewoon onderhoudwelke ook door gewone middelen moet worden gedektEn wat wordt nu in de memorie van antwoord ge zegd ditdat de buitengewone uitgaven bedragen wegens buitengewone werken enz., en wegens diverse posten voor buitengewone uitgaven op hoofdstukken IIIIIV en VIII ƒ16,951, welke som kennelijk is genomen uit de zoo even onder de gewone uitgaven opgenomen 18,800. Het blijkt hieruit dus duidelijk dat burgemeester en wet houders eerst verschillende posten onder gewoon hebben ge rangschikt maar later naar buitengewoon hebben overgebragt. De heer Minnema Buma zegt, dat had men bij de be handeling der begrooting in de sectiën gewetenwat men nu weetn.l. dat de bedoeling van burgemeester en wethouders om met de ƒ7000' welke is voorgesteld voor buitengewone aflossingeene soort conversie te bewerkstelligendan veel debat en geschrijf voorkomen zou zijn geworden. Hij betreurt het daarom eenigzins, dat die bedoeling eerst bij de memorie van beantwoording is kenbaar gemaakt en niet reeds bij de memorie van toelichting. Hij zou er zich echter dan even min mede vereenigd hebben als nu. De heer van Sloterdijck heeft er reeds op gewezendat eene conversie der hier bedoelde schuld in het geheel niet is in overeenstemming met 's raads besluit van 1880 tot het aangaan eener conversie, maar er is ook nog een ander argu ment tegen de bedoelde handelwijze. Meu wil nu ƒ7000 buitengewoon aflossen en in verband daarmede de leening 7000 verhoogen. Men wenscht daarmede geleidelijk voort te gaan. Men zou dus in de volgende jaren weer een zeker meer of min aanzienlijk bedrag buitengewoon willen aflossendoch om daartoe te geraken zoude men weder moeten leenen, daar toch vooi dat doel wel geen saldo zal aanwezig zijn. Spr. nu hoopt, dat de reeks van leeningen eindelijk eens voor langen tijd zal worden gesloten. Het spreekt overigens van zelf, dat de een den toestand meer rooskleurig inziet dan den andermaar waar de toestand werkelijk rooskleurig mogt zijn of wordenzou hij bij het aanwezig zijn van saldo's de voorkeur geven aan verlaging of vermindering van de belasting. Hierna worden de algemeene beraadslagingen gesloten en overgegaan tot behandeling der verschillende posten van de ontwerp-begrootingte beginnen met de uilgaven. Die van hoofdstuk I „jaarwedden en presentiegelden", volgn. 59 tot en met 69 worden onveranderd vastgesteldevenals J die van afd. I en II van hoofdstuk II, volgn. 70 toten met 76. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 18 November 1882. 121 Op voorstel des voorzitters wordt volgn. 77 art. 1 van afd. III van hoofdstuk II, onderhoud van het gemeentehuis 955, verhoogd met ƒ90 voor verf werk aan een archief locaal en volgn. 71, herstelling of vernieuwing van meubelen 700 met ƒ125 voor de aanschaffing van een kast voor het archief. Bij laatst bedoeld volgn. zegt de heer Troelstradat de commissie van rapporteurs in het door burgemeester en wet houders gememoreerde omtrent de aanschaffing van een schrijf bureau met stoelen voor den archivaris, aanleiding vindt om voor te stellen het bedrag van dit volgn. met 200 te ver minderen welk voorstel zij bij deze doet. De heer Bruilisma zal zich met dit voorstel niet vereeni gen. Het komt hem voordat een doelmatig ingerigt schrijf bureau zij het dan ook juist geen bijzonder mooiop het archief wel noodig is. Tegenwoordig moet de archivaris zich behelpen met een tafelmaar dit gaat toch eigenlijk niet aan vooral niet, wanneer men let op de belangrijkheid van het archief en de wenschelijkheid voor den archivaris om belang rijke documenten behoorlijk te kunnen afsluiten. Het voorstel van rapporteurs wordt hierna in stemming ge- bragt en verworpen met 9 tegen 6 stemmen, die van de heeren PlantengaRengers Andre®C. W. A. Buma Duparc en Troelstra. Volgn8. 79, 81 en 82 worden onveranderd vastgesteld. Overeenkomstig het voorstel van rapporteurs wordt volgn. 80, art. 1 van afd. V van hoofdstuk II „zegels voor de registers van den burgerlijken stand ƒ600 verhoogd met 50 en volgn. 83 „zegels voor af te geven extracten 483 met 42, terwijl op voorstel jjes voorzitters nog aan deze afd. wordt toege voegd een post 183aart. 5 kosten voor de te maken tien jarige tafels op de registers van den burgerlijken stand f 150." De posten van afd. VI tot en met IX volgns. 84 tot en met 89 worden onveranderd vastgesteld. Art1 van afdXvolgn90zegels van registers, reke ningen enz. 300 wordt op voorstel van den heer van Goens met 25 verhoogd met het oog op de nieuwe zegelwet. Alle andere artikelen van afd, X volgnos. 91 tot en met 96a worden overigens onveranderd vastgesteld. Hoofdstuk II wordt in verband met de aangenomen wijzi gingen uitgetrokken tot een bedrag van ƒ15,964. Art. 1 van afd. I, hoofdstuk III, volgn. 97 wordt onver anderd gelaten. Bij volgn98art2 onderhoud van straten pleinen enz. ƒ9050 zegt de heer Troelstradat de commissie blijft bij haar voorstel om dezen post te verhoogen met het bedrag ad 800 op volgn140 uitgetrokken voor egalisering van liet terrein voor de kazerne. Met het oog op de algemeene discussie acht hij hetonnoo- dig deze zaak nog in het bijzonder toe te lichten. De com missie is van meeningdat het bedoelde werk niet behoort onder de buitengewone werkenonder de werken waarvoor geld geleend kan worden. De Voorzitter meent dat de in dezen te houden stem ming min of meer van principiëlen aard is. In het algemeen kan hij zich wel bij het door de commissie van rapporteurs gevolgd stelsel aansluitenmaar niet met dit voorstel om de som voor egalisering van het terrein voor de kazerne onder de gewone uitgaven te brengen en wel omdat ter plaatse een geheel nieuwe toestand in het leven zal worden geroepen. De heer Wiersma wil alleen verklaren dat hij zich ten dezen refereert aan hetgeen door hem bij de algemeene be raadslagingen in het midden is gebragt. Hij wil echter daarom niet geacht worden van oordeel te zijn dat de post in kwes tie vau dien aard isdat daarvoor behoort te worden geleend. Hij wil dit laten afhangen van de omstandigheid of de za- menstelling der begrooting wel eene leening eischt. Hierna wordt het voorstel der commissie van rapporteurs in stemming gebragt en verworpen met 10 tegen 6 stemmen. Voor stemden de heeren v. d. ScheerPlantengaAndre® Minnema BumaTroelstra en van Sloterdijck. Wordt opge merkt dat de heer van Harinxma thoe Slooten bij de vorige stemming tijdelijk afwezig was. Volgno. 98 onveranderd vastgesteld zijndewordt aan de orde gesteld het voorstel der commissie van rapporteurs om onder volgno. 99, art. 3, afd. Ihoofdst. III „onderhoud van vaarten waterleidingen enz" op te nemen de 300 on der volgno. 146voorkomende voor herstelling der walbe- schoeijing langs het terrein voor houtveilingen. De heer Troelstra zegtdat men hier in zekere mate voor dezelfde kwestie staat. Hij gelooftdat ook deze post wel degelijk het gewoon onderhoud regardeert. De thans ge vorderde belangrijke uitgaaf is een gevolg van verachterd on derhoud. Had men in tijds de gebreken verholpen dan was men niet gekomen tot een zoo gebrekkigen toestanddat bijna algeheele verniewing noodig is. De heer Wiersma acht deze redenering onjuist. Ook hier schept men een nieuwen toestand. Het is hier eene verandering der sleephelling. Geenzins een gevolg van ver waarloosd onderhoud. Men zoekt nog steeds naar de beste wijze om de zware vrachten daar behoorlijk te kunnen range ren. Vooral zit dit in verband met de weersgesteldheid. De eischen voor eene gemakkelijke verplaatsing der bedoelde zware voorwerpen zijn verschillend naar gelang van het weder. Voor een paar jaar achtte men eene sleephelling met sintels dien stig en nu wil men het weer op eene andere wijze beproe ven daar de bestaande bij vochtig weder niet voldoet. Hierna wordt het voorstel der commissie in stemming ge bragt. Met 9 tegen 7 stemmen wordt tot verhooging van volgn. 99 met ƒ300 besloten. Tegen stemden de heeren: WiersmaDirks Kuipers Bruinsma, C. W. A. Buma, Duparc en van Harinxma thoe Slooten. Bij volgn. 100 art. 4, onderhoud van het plantsoen 3500 bij welk volgn. rapporteurs eene verlaging van 800 voor stellen omdat onnoodig worden geacht de verbeteringen van de terreinen achter het beursgebouw en het gymnasiumher innert de heer van Sloterdijck aan de bespreking in de sectie der wenschelijkheid van het maken van een bloemenkast. Het spijt spr.dat het lid dat in de sectie dit punt ter sprake bragtverhinderd is geworden deze vergadering bij te wonen. Hij kan ten volle diens denkbeeld ondersteunen. Het komt hem voordatnu de gemeente door den aanleg van het oude veemarkt-terreineen eerste stap heeft gedaan om bloe men voor het publiek te kweeken zij ook niet tegen een tweeden stap op dien goeden weg moet opzien. Door een bloemkast zal zij de gelegenheid erlangen behoorlijk in de behoefte aan bloemen te kunnen voorzien niet alleen op het veemarkt-terreinmaar nu ook voor den prinsentuin. Die tuin heeft toch als eene veel bezochte gelegenheid in de aller eerste plaats aanspraak op versiering met bloemen, althana

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1882 | | pagina 4