122 Verslag der handelingen van den gemeenteraad
voor een groot gedeelte. Er is in den zomer immers ook al
tijd een wachtdie voor eventuele schending kan waken.
Van verdere maatregelen zal spr. thans niet gewagen.
Een bloemkast is voor hem op lange na niet een post van
weelde want wil men voortgaan met het.publiek aan bloemen
te gewennen dan zal men bij gemis van een bloemkast telken
jare bloemen moeten koopen hetgeen niet het geval zal zijn
wanneer men een bloemkast heeft. Daarenboven zal de ver
warming niet veel kostenwanneer met cokes wordt gestookt.
Spr. weet niet of het bekend is wat over 1882 het terrein
der oude veemarkt aan bloemen reeds heeft gekost. Gaarne
zou hij eene opgave erlangen van wat te dier zake is geman
dateerd. Hij is bepaald vau meening, datwanneer men de
uitgegeven bedragen eens in verband brengt met de rente van
het stichting8-kapitaal van een bloemkast nog al een tamelijk
groot verschil zal blijken en in ieder geval de gedachte zal
verdwijnen, dat een bloemkast is een post van weelde. Waar
de raad eenmaal de wenschelijkheid heeft uitgesproken, om het
publiek aan bloemen te gewennendaar dient men elke nut
tige en goede gelegenheid om bloemen te erlangen of te be
waren niet te verzuimen.
Nu gelooft spr. wel, dat in verband met de gehouden dis
cussie over eene juiste scheiding van gewone en buitengewone
uitgaveneen cijferpost voor de bedoelde bloemenkast hier
niet pasten dat deze behoort onder de buitengewone uit
gaven maar toch meende hij de zaak bij den onderwerpelijken
postonderhoud van het plantsoen, ter sprake te moeten bren
gen zich voorstellendeom straks bij de behandeling van
afd. VII „buitengewone werken" een voorstel te doen, om
voor het maken van een bloemkast ƒ1500 uit te trekken.
De heer Duparc kan geheel denzelfden weg opgaan. Ook
hij heeft met leedwezen geziendat het lidvan wien het
denkbeeld van het maken van een bloemkast primitief is uit-
fegaanniet ter vergadering is. Hij kan geheel zijn denk-
eeld ondersteunen. Ook ten opzigte van het andere punt
bij dezen post ter sprake gebragtn.l. de verbetering van het
terrein achter het gymnasiumgebouwdeelt spr. geheel de
opinie van rapporteurs. Ook hij gelooft dat men voorhands
aan bedoeld terrein weinig moet doenomdat men z. i. toch
zal moeten komen tot de stichting van een gymnastieklocaal
bij het gymnasium. Blijft de toestand zooals hij is, dan wordt
niets geprsejudicieerd en geen onnoode kosten zullen worden
gemaakt.
De heer Bruinsma hoopt op de bloemkast terug te komen
bij de behandeling van afd. VII Ten opzigte der verbete
ring van het terrein achter het gymnasiumgebouw is hij het
geheel eens met den heer Duparc. Wanneer er later toch
een gymnastieklocaal moet komen dan is het overbodignu
eerst het terrein nog in orde te maken.
Toch zal er eene kleine verbetering moeten worden aange-
bragt, n.l. in zake de afwatering. Met het oog daarop zou
spr. het dienstig achtenhet bedrag van den onderwerpelijken
post onveranderd te latenmaar burgemeester en wethouders
uit te noodigenaan het terrein zoo weinig mogelijk te be
steden.
De heer v. Harinxma thoe Slooten moet zich tegen
het voorstel van rapporteurs verklarenzoowel ten opzigte
▼an het terrein achter het beursgebouwals dat achter het
gymnasium.
Het geldt hier niet eene geheele verandering van die ter-
te Leeuwardenvan den 18 November 1882.
reinen. Was dat het gevaldan zou men voor geheel andere
sommen komen te staan getuige de aanleg van het terrein
der oude veemarkt, die, naar hij meent, ƒ7000 heeft
gekost. Het betreft hier alleen eene verbeteringvan daar
ookdat de som als gewoon onderhoud is aangebragt. Het
is hier eene uitgaaf voor eene behoorlijke instandhouding der
bedoelde terreinenen wie nu in de laatste dagen die ter
reinen heeft gezien zal zich hebben overtuigddat ze in een
toestand verkeerden, die dringend verbetering eischtja, zegt
spr.gedurende den geheelen zomer zijn die terreinen onooge-
lijk geweest. Nu is de ƒ800, welke voor de terreinen onder
het geheel bedrag van den onderwerpelijken post is begrepen
zoo voldoendedat men er behoorlijk langs zal kunnen ko
men wat in de laatste dagen niet het geval is. Men zal
wel doen fonds beschikbaar te stellen om ter plaatse een re
delijken toestand in het leven te roepen.
Nu is het bepaald een poel.
De heer van Goens wenscht ook zijne stem te motiveren.
Hij kan zich geheel bij rapporteurs aansluiten. Speciaal wat
betreft het terrein achter het beurs- en waaggebouw. Eene
verbetering van dat terrein acht hij niet noodigomdat het
toch in de bedoeling ligt het als bouwterrein te verkoopen.
Naar hij meent is ook reeds ten vorigen jare bij de behande
ling van de gemeente-begrooting gevraagd wat burgemeester
en wethouders van plan zijn met het bedoelde terrein en zijn
toen bepaalde voorstellen toegezegd.
Nu vreest hijdat eene verbetering slechts tot uitstel van
den verkoop zal leiden an dit acht hij ongewenscht. Wel is
misschien het tegenwoordig oogenblik voor verkoop niet bij
zonder geschikt, maar eene beplanting zou toch alligt den
verkoop niet bespoedigen.
De heer Troelstra is dezer dagen met den sneeuwstorm
nog achter het beurs- en waaggebouw langs gegaan en op
grond daarvan kan hij bepaald tegenspreken het beweren van
den heer van Harinxma, als zoude het daar niet behoorlijk
passabel zijn. Achter het beursgebouw is eene flinke breede
straat en het overige gedeelte, dat men eventueel als bouw
terrein zou willen verkoopen, is een grasperk. Ook bij het
terrein achter het gymnasiumgebouw heeft men goede paden.
Aan weerszijden is een pad en niemand wordt gedwongen om
dwars door het terrein heen te loopen.
Hierna wordt het voorstel van rapporteurs om volgno. 100,
onderhoud van het plantsoen 3500, te verminderen met 800
in stemming gebragt en aangenomen met 10 tegen 6 stem
men. Tegen stemden de heeren Wiersma Dirks Rengers
Bruinsma van Harinxma thoe Slooten en van Sloterdijck.
De overige volgnos. van afd. I van hoofdst. Ill van 101
tot en met 108 worden onveranderd vastgesteld even als ook
die van afd. II, III en IV, volgnos. 109 tot en met 119.
Bij volgno. 120, art. 1 van afd. V, aankoop van grond
stoffen voor de gasfabriek ƒ03,600, trekken rapporteursnaar
aanleiding der door burgemeester en wethouders gegeven ophel
dering hun voorstel in, om dezen post te verminderen met ƒ200.
Volgno. 120 wordt dientengevolge onveranderd vastgesteld,
evenals alle andere posten van afd. Vvolgnos. 121 tot en
met 126*
Volgno. 127, art. 1 van afd. VI. Bezoldiging van den
directeur en de opzigters der stads reiniging 4536 wordt
goedgekeurd. Daarentegen wordt volgno. 138art. 2be
zoldiging van het overige personeel ƒ24,302, op voorstel van
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 18 November 1882.
123
den Voorzitter verhoogd met ƒ800, welke verhooging een
gevolg is van de omstandigheid, dat thans ook van wege de
stads reiniging wordt opgehaald de asch en faecalia bij de
bewoners van „Werkmanslust" en „de buurt Eigen Brood bo
venal" waar vroeger een en ander door particulieren werd
verzameld. Die uitbreiding van werkzaamheden maakt ver
meerdering van personeel noodig. Echter zullen daardoor na
tuurlijk ook de ontvangsten stijgen en zal het dienstig zijn ook
den betrokken post der ontvangsten met ƒ800 te verhoogen.
De overige volgnos. 129, 130 eu 131 van afd. VI van
hoofdst. III worden onveranderd vastgesteldevenals ook de
volgnos. 132 tot en met 141 van afd. VII.
Volgno. 142, art. 11 van afd. VII, herstelling van het
woonhuis Sint Jobsleen no. 255 ƒ1800 wordt, als reeds dit
jaar uitgevoerd, geroijeerd.
Bij volgno. 143, art. 12, aankoop van keijen voor bestra
ting ƒ7000, zegt de heer Plantengadat hij uitmaakt de
minderheidwaarvan in het rapport bij dezen post wordt
gesproken. Wel acht hij het wenschelijkdat ook in een
volgend jaar keijen worden aangekocht tot verbetering der
bestrating, maar, waar men bij de begrooting zoo zuinig
mogelijk wil zijnkan hij de bepaalde noodzakelijkheid er
niet van inzien. Naar zijne meening verkeeren de hoofd
straten voor het tegenwoordige in goeden toestandzoo ook
de zijstraten. Door het maken van eene klinkertbestrating in
het midden, is de passage veel vergemakkelijkt.
Aangezien zijne meening omtrent den onderwerpelijken post
reeds in het verslag van rapporteurs is omschrevenzal hij
thans niet verder daarover uitweiden.
De Voorzitter en de heer Oosterhoff verklaren zich ook
tegen den bedoelden post, in verband waarmede hij in rond
vraag wordt gebragt. Met 14 tegen 3 steramen wordt tot
behoud van den post besloten. Tegen stemden de heeren
Oosterhoff, Plantenga en Rengers.
Wordt opgemerktdat de heer Hommes bij vorige stem
mingen nog niet ter vergadering was.
Volgno. 144 wordt onveranderd vastgesteld.
Omtrent volgno. 145, art. 14 van afd. VII van hoofdst. III,
vernieuwing van de liggers, het dek en gaande werk van de
brug bij Irnsumerzijl 1200, stellen rapporteurs v«or dezen post te
roijeren en volgno. 150 met het uitgetrokken bedrag te verhoogen.
De heer Troolstra erkent, dat het soms moeijelijk is te
bepalen hoe of posten als de onderwerpelijke moeten worde»
beschoouwd. Naar zijne meening is het ook hier gewoon
onderhoud. Wel moeten alle liggers vernieuwd worden, maar
dit zou misschien niet behoeven te geschiedenindien men
in vroegere jaren het onderhoud niet min of meer had verwaar
loosd. Alleen daardoor komt men nu op eens voor zulk eene
belangrijke uitgaaf te staan.
Spr. is van oordeel dat men voor een post, als waarvoor
men thans staat, toch moeijelijk kan leenen.
Alle jaren is er immers iets noodig ten behoeve van ge
meente-eigendommennu voor dit, dan voor dat, maar zal
men daarvoor nu altijd leenen
De heer Duparc gelooft, dat de heer Troelstra eenigzins
te ver gaat, als hij spreekt van verwaarloosd onderhoud. De
ervaring leert tochdat zelfs voor de meest soliede gemaakte
gebouwen op den duur wel algeheele vernieuwing van som-
mige gedeelten noodig is. Betrof het hier werkelijk verwaar
loosd onderhoud, dan zou men het best doen om wat men
noemt een potje te formerenten einde daaruit dan te zijner
tijd de belangrijke vernieuwingen te bestrijden.
De heer Wiersma wijst er op, dat nu reeds verschil van
meening blijkt, hetgeen pleit voor sprs. bewerendat het aan
nemen van een bepaald stelsel noodig is.
Hij is voorts gestuit op eene uitdrukking van den heer
Troelstra, welke door deze al meer is gebezigd, n.l. dat men
hier niet staat voor een uitgaaf, waarvoor geleend kan worden.
Hij vat dit nietwant zibehoeft leenen per sé geen gevolg
te zijn van eene buitengewoon uitgaaf. Wanneer men voor
iedere zaak, ten opzigte waarvan volgens den heer Troelstra
van verwaarloosd of verac.hterlijkt onderhoud sprake iszou
leenen, dan zou de begrooting zeker eene geheel andere her
ziening moeten ondergaan. Bij iederen post zou men dan de
vraag moeten stellen, betreft het hier gewoon of verwaarloosd
onderhoud.
Spr. gelooft, dat men het onderhoud heeft te scheiden in 2
soorten, n.l. gewoon- en buitengewoon onderhoud en dat de
kosten van het laatste onder de buitengewone uitgaven moeten
worden gerangschikt, doch dat leenen geheel afhangt van den
stand der begrooting.
Yan verwaarloosd onderhoud kan echter in casu ook niet
met regt sprake zijnomdat de brug bij Irnsumerzijl steeds
behoorlijk is onderhouden. Was het echter waarwat de heer
Troelstra beweert, dan zou het, zooals de heer Duparc reeds
opmerkte, het beste zijn potjes te formeren, maar aangezien
deze potjes niet gebruikelijk zijngelooft hij dat het beste is
rangschikking onder de buitengewone uitgaven. Het gaat toch
niet op een stuk van den ligger te vernieuwen. Het is hier
zooals bij alle zamengestelde constructies, gedeeltelijke ver
nieuwing is vaak niet mogelijk.
Daarenboven duidt het intitule van deze afdeeling ook dui-
delyk aan, dat de aangebragte post geheel is op zijne plaats.
De heer Troelstra zegt, dat, wanneer men eigenaar is
van een aantal huizen, men bij ervaring zal hebben, dat er
elk jaar wat buitengewoons moet gebeuren. Telken jare komen
er buitengewone uitgaven voor en men doet wel daarop als
iets gewoons te rekenen. Nu is het sprs. bedoeling niet om
zoover te gaan met zijne bewering, dat b.v. ook het bouwen
eener boerenplaats onder de gewone uitgaven zou moeten worden
genomenneengeen zaken die groote kapitalen eischen, maar
wel zaken als de onderwerpelijke, waarvoor slechts ƒ1200 is
voorgedragen
De heer Wiersma heeft bestreden de meeningdat voor
buitengewone werken behoort te worden geleend, maar daar
tegen moet spr. opmerken, dat het bedoeld bedrag ad 1200
toch wel degelijk in aanmerking is genomen bij de bepaling
van het bedrag der leening. Het is hier niet eenvoudig de
vraagbetreft de onderwerpelijke post een gewoon- dan bui
tengewoon onderhoud, maar meer, heeft de uitgetrokken som
ook betrekking op de voorgestelde leening en dat is wel
het geval.
De heer Wiersma wil alleen nog bestrijden hetgeen in
de laatste plaats door den heer Troelstra is gezegd. Het is
volstrekt onjuist dat de bedoelde ƒ1200 onder het bedrag der
leening is opgenomen. Blijkens de memorie van beantwoor
ding is zij wel als buitengewone uitgaaf beschouwdmaar
daardoor is niet uitgemaakt, dat de som onder degeldleening
zit. Immersde buitengewone uitgaven worden bestreden
door: 1. het saldo der rekening van voorvorig jaar2. de