124
Verslag der handelingen van den genfeenteraad te Leeuwarden, van den 18 November 1882.
30 pet. subsidie van het rijk in de kosten van het onderwijs
3. de opbrengst eener geldleening, en 4. aanvulling uit de
gewone middelen. Nu is alleen dit zeker, dat de bedoelde
som niet zit onder de 30 pet. subsidie en geheel onzeker on
der welke van de drie andere bronnen van inkomst.
De heer Troelstra mag dit er niet bij laten. Zoo straks
heeft hij het reeds opgemerkt, dat er blijkens de memorie
van toelichting en de memorie van beantwoording 16,951
is overgebragt van de gewone naar de buitengewone uitgaven
en dat bedragwaaronder ook volgens de memorie van toe
lichting de in dezen bedoelde ƒ1200 is begrepen, is wel de
gelijk in aanmerking genomen voor de bepaling van het be
drag der leening.
De Voorzitter moet opmerkendat bij .het dagelijksch
bestuur steeds als regel heeft gegolden, dat zooveel mogelijk
door gewone middelen moet worden gedekt alles, wat wordt
vereischt tot instandhouding van bestaande werken. Wel is
men een enkele maal eens van dien regel afgewekenmaar
dan bestond daarvoor bepaalde noodzaak. Het komt hem
wenschelijk voor bij voortduring dien regel in acht te nemen.
Het is daaromdat hij zich bij het voorstel van rapporteurs
zal aansluiten.
Hierna wordt het voorstel van rapporteurs in stemming ge
bragt. Met 10 tegen 7 stemmen wordt tot roijement van dezen
post besloten. Tegen stemden de heerenWiersma, Kuipers, C.
W. A.Buma, Duparc, van Harinxma thoe Slooten en Hommes.
Volgno. 146art. 15 van afd. VIIhoofdstuk III„het
maken van een houten walbeschoeijing langs het terrein voor
houtveilingen, ƒ300, wordt hier geroijeerd, als reeds op eene
andere plaats aangebragt.
Naar aanleiding van het daartoe door rapporteurs gedaan
voorstelwordt alsnog aan afd. VII toegevoegd een post ad
ƒ14,870 wegens het stichten van eene bewaarschool op Vij-
versbuurt, waarna de heer van Slotordijck voorstelt, om
in verband met hetgeen door hem in het midden is gebragt
bij den post „onderhoud van plantsoen"aan deze afdeeling
alsnog toe te voegen een post ad 1500voor het maken
van een bloemenkast.
Tot adstructie van dit voorstel wijst spr. speciaal op de
behoefte aan bloemen voor den prinsentuin. Niemand zal
hem durven tegensprekenwaar hij beweertdat die tuin met
het oog op zijne bestemmingzeer schaarseh met bloemen is
getooidIn die behoefte zal door het maken van een bloemen
kast beter kunnen worden voorzienZoodanige kast is geen
zins eene zaak van weeldeneen zij is een gevolg van het
geen de gemeente eenmaal is begonnen n1het cultiveren
van bloemen voor het publiekMaar bovendien zal een bloem-
kast voor de gemeente tot besparing van uitgaaf leiden. Hij
is bepaald overtuigddatzooals hij ook zoo straks reeds heeft
opgemerktwanneer men eene vergelijking gaat maken tusschen
het bedragdat jaarlijks voor bloemen wordt besteed en de
rente van het kapitaaldat voor een bloemkast zal moeten
worden uitgegevende schaal zal doorslaan ten voordeele van
de bloemenkast.
Zoo even heeft hij inlichting gevraagd omtrent het bedrag
dat dit jaar reeds voor aankoop van bloemen is gemandateerd,
hij weet niet of die inlichting reeds zal kunnen worden ver
strekt maar z. i. is dit toch zeker, dat er jaarlijks veel meer
aan bloemen wordt besteed dan de kostendie een bloemen
kast zal medebrengen,
Verder herhaalt spr, dat juist de prinsentuin de plaats is
waar men de cultuur aan het licht moet brengen en het publiek
er aan moet gewennen fraaije planten of gewassen te zien en
te ontzien.
De heer van Harinxma thoe Slooten zegtdat, wan
neer hij alleen had te letten op zijn persoonlijken wensch, hij
geenszins zou aarzelen het voorstel tot het maken van een
bloemenkast te ondersteunen. Hij voor zich zou hier niets
liever ziendan plantsoen en bloemen maar toch zal bij zich
tegen het gedane voorstel verzetten. Niet echter uit het oog
punt van niet wenschelijkheid maar uit het oogpunt van ge-
meentezorg en gemeentebelangHet is toch een feitdat de
gemeentezorg zich steeds uitbreidt.
Ten vorigen jare is besloten tot het aanstellen van een af
zonderlijken opzigter over de plantsoenen. Spr. zou dien man
nu gaarne de gelegenheid willen geven om met meer gemak
en met meer succes werkzaam te zijn maar toch is hij tegen
een bloemenkast. Deze beschouwt hij meer als weelde, althans
als weelde bevorderende Het is te voorzien datwanneer
er eenmaal een kast is, men er ook alligt toe overgaat meer
kostbare planten aan te schaffen. Tot dusver heeft men zich
steeds op goedkoope wijze van bloemen voorzien. Daaren
boven zou een kast ook zeker vermeerdering van personeel
medebrengen. De bedoeling zou toch zijn, om den tegen-
woordigen opzigter ook te belasten met de zorg voor de
bloemenkast. Minder zorg zou dus aan het plantsoen kunnen
worden besteedterwijl men geen regt zou hebben te zeggen,
man laatje wat meer aan het plantsoen gelegen liggenEen
ander man zou daarvoor blijken noodig zijn hetgeen geen
onbelangrijke verhooging van uitgaaf zou veroorzaken.
De heer v. Sloterdijck heeft tot 2-maal toe gevraagd wat
er in 1882 reeds voor bloemen is gemandateerd. Spr. kan
mededeelen dat dit ƒ226 bedraagt en wanneer hij nu aan
neemt, dat de stichting van eene bloemenkast met de voorge
stelde som verwezenlijkt zal kunnen wordendan gelooft hij
toch nog dat de gezamenlijke uitgaaf die eene bloemenkast
zal medebrengenovertreft hetgeen tot dusver aan bloemen
jaarlijks werd uitgegeven.
De heer Bruinsma kan zich geheel vereenigen met het
geen door den heer van Sloterdijck is aangevoerd minder
met dat van den heer van Harinxma thoe Slooten. Hij moet
opmerkendat wat den prinsentuin betreftdaarvoor jaar
lijks voor ƒ100 planten worden gekocht. De som wordt
echter betaald door de commissie voor de publieke vermake
lijkheden. Dat zou zeer goed zoo kunnen blijven wanneer
er een bloemenkast was. Dan zouden uit de kast bloemen kun
nen worden geleverd aan den tuin. Ook kan spr. niet deelen het
bewerendat een bloemenkast vermeerdering van personeel
zou tengevolge hebben. De vaste opzigter die er nu is heeft
wanneer de boomen gesnoeid zijndes wintersniet zoovel
meer te doen en evenmin de voor vast aangestelde tuiniers
knecht in den tuinen men vergete nietdat juist dan in
de bloemenkast het meest te doen iswanneer daarbuiten wei
nig werk is. 's Zomers is de bloemenkast ledigtenzij men
er eenige stekjes wil kweeken. De groote planten zijn dan
allen buiten.
En wat nu de kosten betreftmen vergete ook nietdat
de kast niet alleen gelegenheid geeft planten te kweeken
maar ook om ze te bewaren. Ditzoowel als de aankoop
kost tegenwoordig veel geld. Wanneer men een kast heeft
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 18 November 1882. 125
dan zal men eerst den tuin eens goed in orde kunnen krijgen.
Niet alleen dat men dan de groote planten als Laurestinissen
oleanders enz. niet behoeft van de hand te doenmaar ook
zal men oveijaarsche fuchsia's en geraniums enz. bekomen.
Spr. zal niet zeggen dat hetgeen thans door de tuiniers van
die soort bloemen wordt geleverd prikjes zijnmaar toch is
het een feitdat de overjaarsche planten in den regel veel
voller en mooijer zijn.
Het juiste bedrag dat de bloemenkast jaarlijks der gemeente
zal kosten is moeijelijk aan te geven maar hij gelooft niet
dat het belangrijk zal zijn. Men zal b v. met cokes kunnen
stoken. Spr. zal niet afdingen op de som ad ƒ1500 door
den heer van Sloterdijck voor de stichting voorgesteldmaar
toch wil hij mededeelendat de directeur der gemeentewer
ken er 1000 voor had gerekend. Dit neemt niet weg dat
ƒ1500 wel kan worden uitgetrokken omdat toch in elk ge
val de noodige zuinigheid in acht zal worden genomen.
Hierna wordt bet voorstel van den heer van Sloterdijck in
stemming gebragt en met 9 tegen 8 stemmen dienovereen
komstig besloten aan afd. VII nog toe te voegen een post ad
1500 voor het maken van een bloemenkast. Tegen stemden
de heeren v. d. ScheerPlantenga Wiersma Rengersvan
GoensAndrea?v. Harinxma thoe Slooten en Troelstra.
Afd. VII wordt in verband met een en ander uitgetrokken
tot een totaal bedrag ad 67,595, terwijl het totaal van hoofdst.
III wordt vastgesteld op ƒ314,494.60.
De posten van hoofdst. IV „kosten van brandweer" volgns.
47 en 48 worden vastgesteld zooals ze zijn voorgedragen.
Daarentegen worden verhoogd van hoofdst. V art. 1volgns.
149, vertimmering en onderhoud van huizen 3670 met 120
voor verbetering van twee woningen aan den Oostersiugel
art 2 volgn. 150 onderhoud van de Irnsumerzijl en brug
ƒ230 met ƒ1200 en art. 4 volgn. 152, kosten wegens brand
verzekering ƒ1050 met ƒ100.
De overige posten van hoofdstuk V worden onveranderd ge
laten evenals die van afd. I en II van hoofdstuk VI volgns.
155 tot en met 161.
In verband met het raadsdesluit van 26 October j.l. wordt
echter aan laatstgemelde afdeeling een post toegevoegd, lui
dende art. 7 subsidie ten behoeve van een op te rigten pare
vaocinogène. Memorie
De posten van afd. IIIvolgns. 162 163 en 164 blijven
onveranderd.
Van die van afd. IV worden verhoogd volgn. 166 art. 2
zegels voor de registers enz van den gemeente-ontvanger 600,
welke som op voorstel van den heer van Goens wordt gebragt
op ƒ650 en verder volgn. 168, art. 4 bureaukosten van den
gemeente-ontvanger 125 welke somingevolge het onlangs
genomen raadsbesluit wordt verhoogd met ƒ325. De overige
artikelen van afd. IV tot en met volgn. 174 worden onver
anderd vastgesteld.
Eveneens wordeu vastgesteld alle posten van afd. I van
hoofdst. VII, volgus. 175 tot en met 183, zijnde door den
heer Troelstra bij volgn. 179 te kennen gegeven dat rap
porteurs naar aanleiding van de inlichting van burgemeester
en wethouders intrekken hun voorstelom voor de kosten van
het ziekenhuis 20 minder uit te trekken met het oog op de
gearresteerde rekening.
Eveneens worden onveranderd vastgesteld volgns. 184185
kosten van het gymnasium en der school van middelbaar on
derwijs voor meisjes, wordende door den Voorzittör naar
aanleiding van den wensch omtrent laatst gemelden post door
rapporteurs kenbaar gemaaktmedegedeelddat de zaak van
inkrimping der lesuren aan de school van middelbaar onder
wijs voor meisjes nog bij de commissie van toezigt op dat
onderwijs aanhangig is en datzoodra burgemeester en wet
houders de resultaten van de overwegingen dier commissie be
kend zullen zijnzij niet achterwege zullen blijven ook den
raad daarvan in kennis te stellen.
Volgns. 186 en 187 worden onveranderd gelaten. Daaren
tegen wordt volgn. 188, art. 5 van afd. II, hoofdst. VII,
„jaarwedden der onderwijzers" 71,150 verhoogd met 2650,
wegens vermeerdering van personeel aan gemeentescholen nos.
36 en 8.
Volgnos. 189 tot en met 191 worden allen goedgekeurd.
Volgns. 192, art. 9 van afd. II, kosten van het stichten
van schoollocalen en onderwijzerswoningen ƒ49,870 wordt op
voorstel van rapporteurs in verband met het uittrekken van
de stichtiogsko8ten der bewaarschool op Vijversbuurt onder
hoofdst. Ill, afd. VII, vastgesteld op een bedrag van 35,000.
Tevens wordt verhoogd volgn. 195, art. 12 van afd. II,
kosten van het aanschaffen en onderhouden van schoolmeube-
len ƒ5606 en wel met ƒ480, zulks met het oog op de aan
schaffing van 60 kagchelschermenwaartoe de raad onlangs
besloten heeft en verder volgn. 198, art. 15, kosten van liet
plaatselijk schooltoezigt ƒ510, welk bedrag ingevolge het
onlangs genomen besluit tot verhooging der toelage voor de
commissie wordt uitgetrokken op ƒ760.
Bij volgn. 205, art. 21. Bewaarscholenwaarvan onderdeel a
jaarwedden is uitgetrokken tot een bedrag van ƒ6930, deelt
de Voorzitter mede, dat onder dit bedrag, naar aanleiding
van vroeger ingekomen adressen, ƒ200 verhoogiDg is begrepen
voor ieder der drie hoofdonderwijzeressen. Burgemeester en
wethouders achten zoodanige verhoogirg in verhouding van
hun arbeid allezins billijk. Echter is door den raad ten dezen
nog geen bepaald besluit genomen. Het collegie acht intusschen
zoodanig besluit wenschelijk alvorens de post, waaraan men
nu is genaderd wordt vastgesteld. Het doet daarom bij deze
het voorstel om de jaarwedden van de hoofdonderwijzeressen
te verhoogen van ƒ600 tot ƒ800 en in verband daarmede den
post voor de bewaarscholen vast te stellen, zooals door bur
gemeester en wethouders is voorgedragen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De overige posten van afd. II worden onveranderd goed
gekeurd.
In verband met de aangebragte wijzigingen wordt, afd. II
van hoofdstuk VII vastgesteld tot een totaal bedrag ad 220,776.
De posten van afdeelingen III tot en met VII van hoofdst.
VII, volgns. 206 tot en met 219 blijven onveranderd, wordende
het totaal van het hoofdstuk vastgesteld op 287,191.50.
Van hoofdstuk VIII worden onveranderd goedgekeurdart.
1 en 2volgns. 220 en 221.
Het voorstel der commissie om art. 3volgn.222,aflossing
van schuld ƒ37.500 te verminderen met de ƒ7000 uitgetrok
ken onder letter b voor buitengewone aflossing, geeft aanlei
ding tot eenige bespreking.
De heer Troelstra merkt opdat de onder het gemeld
bedrag begrepen aflossing der leening van 1853 ten minste
uit een oogpunt van conversie onuoodig isomdat dit een
4 pet. leening is.