126 Verslag der handelingen van den gemeentera De heer Wiorsma zal thans niet in eene breedvoerige bestrijding van het voorstel van rapporteurs tredenomdat hij meentdat zoowel uit de gedrukte stukken als uit de ge-» voerde discussie genoegzaam de gronden blijkenwaarom hij zich niet met roijement van de buitengewone aflossing zal vereenigen. De Voorzitter moet den heer Troelstra opmerken, dat de voorgestelde aflossing ad ƒ2000 der leening van 1853 in de laatste jaren altijd heeft plaats gehadomdat het wen- schelijk is geoordeeld deze leening niet tot geconsolideerde schuld te makenwaartoe anders de omstandigheid dat in het plan geen verpligte aflossing is opgenomende gelegenheid opent. De heer Plantenga is even als de Voorzitter er wel voor, dat de ƒ2000 aflossing der leening van 1853 wordt behouden, maar de overige ƒ5000 voor buitengewone aflossing te laten vervallen. Hij doet daartoe het voorstel. Na eenige bespreking tusschen de heeren Bruinsma, Duparc, de Voorzitter en Troelstra over de prioriteit van het voor stel van den heer Plantenga wordt dit voorstel in stemming gebragt en aangenomen met 10 tegen 7 stemmen. Tegen stemden de heeren Wiersma Rengers Bruinsma Andre® C. W. A. Bumavan Harinxma thoe Slooten en Troelstra. Tengevolge deze stemming wordt onderdeel b. uitgetrokken op ƒ2000 en het geheele volgn. 222 vastgesteld op 32,500. Volgn. 223 onveranderd vastgesteld zijnde, wordt afd. I uitgetrokken tot een totaal ad ƒ137,350. De posten van afd. II, III, volgns. 223, 224 en 225, worden onveranderd vastgesteld. Hoofdst. VIII wordt uitge trokken tot een bedrag ad f 200,684. De posten van hoofdstukken IX en X, volgns. 226 tot en met 230, ondergaan geene verandering. De vaststelling van hoofdstuk XIonvoorziene uitgaven wordt aangehouden tot na de behandeling der inkomsten, tot welke behandeling wordt overgegaan. Volgno. 1art. 1 van hoofdst. Ibatig slot der door den gemeenteraad geslotene rekening over het dienstjaar 1881 27,659.9lVs i wordt in verband met de onlangs vastgestelde wijziging der begrooting, dienst 1882, verhoogd met ƒ6000 en uitgetrokken op 33,659.91 Vs- De posten van afd. III en III van hoofdst. IIvolgnos. 2, 3 en 4, worden onveranderd goedgekeurd. De vaststelling van afd. IV „hoofdelijke omslagen of andere plaatselijke directe belastingen" wordt op voorstel van den heer Troelstra aangehouden tot na de behandeling der andere posten van ontvang. Afd. VI en VII, volgn. 6 en 7 worden onveranderd vast gesteld. Afd. VIIIart. 1volgn. 8 opbrengst van het vergunnings- regt voor het verkoopen van drank geeft in verband met het geen daaromtrent in het verslag van rapporteurs en de me morie van beantwoording van burgemeester en wethouders is vermeldaanleiding tot eenige bespreking. De heer Troelstra gelooft wel, dat het althans voor den eersten tijd minder noodig is, bij verordening sommige stra ten waarin geene tapperijen zijnvan den verkoop van sterken drank uit te zonderen. Hij wenscht echter bij deze nogmaals de aandacht te vestigen op het andere punt, waarop door rapporteurs is gewezenmaar dat door burgemeester en wet houders niet is beantwoord. Het is een feitzegt spr.dat wanneer men de stad door- d te Leeuwardenvan den 18 November 1882. gaatmen zoo hier eu daar drankhuizen vindtwaarvan de deuren en vensters op allerhande wijze zijn gemaskerdzoo dat men niet kan zien wat daar binnen gebeurt. Dat zijn juist de pestholeu waarvoor nadere bepalingen worden ge- wenscht. Z. i. is men tot het maken van eene nadere rege ling daaromtrent ook allezins bevoegd. De Voorzitter zegt, dat het ook volstrekt niet de bedoe ling van burgemeester en wethouders is zich van die zaak maar wat af te maken; men heeft echter geene bepaalde toe zeggingen gegeven alleenomdat de drankwet nog maar een half jaar in werking is en men het niet wenschelijk acht te haastig te zijn met bepalingen tot verscherping der wet, die uit zich zelf al zoo in de particuliere belangen grijpt. Spr. voor zich is overtuigddat de wet vrij goed werkt en men niet achterwege blijft om nu en dan maatregelen te nemen die haar doel kunnen bevorderen, zooals o. a. bij de loting voor de nat. militie en nu eerlang weer op St. Nicolaasavond. Dit neemt niet wegdat wel kan worden toegezegd, dat de noodige voorstellen in den aangegeven geest zullen worden aange boden zoodra men achtdat het geschikte oogenblik daar voor is gekomen. De heer Minnoma Buma kan zich niet geheel neerleggen brj hetgeen door den voorzitter is in het midden gebragt. Wel is de drankwet nog maar zeer kort in werking, maar dit behoeft z. i. geen beletsel te zijn voor het maken van bepalingen ah door den heer Troelstra worden bedoeld. Zoo danige bepalingen zijn zelfs met het oog op eene behoorlijke surveillance bepaald noodig. Wat toch is het geval? De wet verbiedt o. a. het schen ken van sterken drank aan kinderen beneden den leeftijd van 16 jaar. De policie is geroepen op het nakomen van die be paling toe te zien maar is zij daartoe thans wel in de gelegen heid Door dat de deuren en vensters van vele tapperijen zijn gemaskeerd wordt haar de gelegenheid ontnomen te zien wat daar binnen voorvalt. Spr. acht spoedige toepassing van de bepalingen der drank wet in den aangegeven zin bepaald wenschelijk. De heer Duparc meent dat de vraag over het al of niet wenschelijke van de beoogde bepalingen alleen te pas komt bij de behandeling van een bepaald voorsteldat echter zou moeten komen van de zijde der commissie voor het ontwerpen van strafverordeningen. Die commissie zou de zaak dan tot zich moeten nemen. Hij moet overigens ontkennendat er in het door den heer Minnema Buma bijgebragte veel waars isdat het punt zeer belangrijk is. Alleen wil hij dit doen opmerkendat bepalingen als de verlangde welligt deze scha duwzijde zouden hebbendat voor het oog dan meer zigtbaar worden de flesschen met het zoo verleidelijke vochthetgeen dan wel eens tot juist het tegenovergestelde zou kunnen lei denvan hetgeen met de drankwet wordt beoogd. De heer Troelstra meent in verband met dit laatste te moeten opmerken, dat het juist het geheimzinnige is, dat het meest aantrekt. Hierna wordt afd. VIII onveranderd vastgesteld. Van afd. IX worden onveranderd vastgesteld volgnos. 9 tot en met 17. Bij laatstgemeld volgno.art. 9 afd. IX hoofdst. II „op brengst der begraafplaats", zegt de heer Duparc, dat hij met genoegen heeft gezien, dat burgemeester en wethouders Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 18 en 23 November 1882. 127 zorg zullen dragen, dat voortaan stipt zal worden nageleefd de bepalingvervat in art. 5 der verordeningopgenomen in Gemeenteblad no. 8 van 1880. Hij zegt dit vooral daarom, omdat de laatste alinea van art. 6 der verordening op de in vordering eene strafbepaling isvolgens welkeindien de eigenaars of gebruikers in gebreke blijven binnen vijf jaren het verschuldigde te voldoende graven vervallen aan de gemeente. Nu is het wel waar, dat de eigenaars strikt ge nomen niet in gebreke bljjvenindien van hen niets wordt gevraagdmaar toch is het wenschelijk dat alle moeijelijk- heden ten dezen worden voorkomen. De heer van. Sloterdijck vindt in de omtrent de vol doening der begravenisregten gemaakte opmerkingen aanlei ding tot de vraagof het niet wenschelijk en doenlijk zou zijn voor belanghebbenden de gelegenheid te openenom de onderhoudsgelden door kapitalisering in eens af te doen. Ook reeds vroeger is deze vraag wel ter sprake gebragtdoch toen werd daartegen voornamelijk dit bezwaar ingebragtdat men dan niet in kennis bleef met de bezitters der graven. Spr. betwijfelt echter ten hoogste of dan nu bij het tegenwoordig systeem die kenuis wel bestaat. Aangezien er zoo dikwijls eigendoms-overgang van graven plaats heeft door versterf en hieruit voortkomende boedelscheiding, zonder dat de acten hiervan ter kennis van het bestuur der begraafplaats komen aou het hem niet verwonderendat de directeur ook tegen woordig dikwerf niet weet van wien hij het grafgeld moet innen. Spr. meent daarom de zaak nogmaals onder de aandacht van burgemeester en wethouders te moeten brengenmet uit- noodiging te willen overwegen of het niet met eene goede regeling der comptabiliteit is overeen te brengendat het onderhoud der graven kan worden afgekocht. De Voorzitter zegt, dat, zooals door den heer v. Sloter dijck teregt is opgemerkt, de zaak ook vroeger wel overwo gen maar op bezwaren afgestuit is. Onder die bezwaren was ook ditdat de gemeente zich casu quo zou verpligten om ten eeuwigen dage voor eene goede instandhouding der gra ven te zorgen. Zoo iets zou op den duur moeijelijkheden kunnen opleveren. Spr. wil echter wel toezegging gevendat burgemeester en wethouders op nieuw zullen overwegen in hoever middelen zijn te vindenom de bezwaren uit den weg te ruimen. Hierna worden de discussien gesloten. Volgnos. 18 en 19 worden onveranderd vastgesteldwordende bij volgn. 18op brengst van schoolgelden door rapporteurs ingetrokken het voorstel om de schoolgelden voor onderwijs aan het gymna sium 400 hooger uit te trekken. Het totaal van afd. IX wordt hiermede vastgesteld op ƒ70,887 en van hoofdstuk II op ƒ279,042.01. Van hoofdstuk III ondergaan navolgende posten verandering van volgno. 20art. 1 „huur of pacht van land en land goederen" wordt onderdeel b de zathe en lauden achter Cam- buur ƒ2541 verhoogd tot ƒ3600, in verband met den uit slag der onlangs gehouden verhuring; van art. 2, volgno. 21 wordt onderdeel peen huis aan den Arendstuin ƒ720, verhoogd tot 735, en onderdeel q een huis in het Sint Jobsleen memorie, uitgetrokken met ƒ750. Voorts wordt nog aan dat artikel toegevoegd een nieuw onderdeel r, een woning aan den Arendstuin ƒ117. In verbaud met deze wijzigingen wordt volgno. 21 uitge trokken met ƒ8390 van volgno. 28 wordt verminderd onderdeel agrondpach- ten ƒ414.96, met ƒ0.15, en onderdeel 6, eeuwige renten, met 7.84zulks in verband met genomen besluiten tot af koop. Aan volgno. 29 wordt een litt toegevoegdintres van eene inschrijving ad ƒ200 op het grootboek der 3 pet. Ned. Werk. Schuld, wegens afkoopsom van eeuwige renten en grondpachten ƒ6. De overige posten van hoofdstuk III worden onveranderd gelatenzoodat het totaal van dat hoofdstuk wordt vast gesteld op ƒ59,174.33; van hoofdstuk IV worden verhoogd volgno. 36, „opbrengst van het aschland" 50,700 met ƒ800, zulks met het oog op te wachten meerdere hoeveelheid asch en faecalia. Volgn. 51. Tegemoetkoming van het rijk in de kosten van het lager onderwijs ƒ43,533.30 met ƒ1014, wegens aange- bragte hoogere uitgaaf voor het lager onderwijs. Volgn. 53. Terug ontvangen kosten van zegels wegens stuk ken uitgegeven ter uitvoering der wet van 28 Junij 1881 (Stbl. no* 97)ƒ250 met ƒ20, zulks met het oog op de nieuwe zegelwet. De overige posten van hoofdstuk IV worden onveranderd gelaten en het totaal van bedoeld hoofdstuk vastgesteld op ƒ391,494.40. Bij volgn. 55, art. 1 van hoofdst. V „opbrengst van eene aan te gane geldleening" 168,000 zegt de heer Troelstra, dat rapporteurs, met het oog op de verschillende in de be grooting aangebragte wijzigingenthans voorstellende be doelde leening uit te trekken tot een bedrag ad ƒ156,000. Dienovereenkomstig wordt besloten. De overige posten van hoofdst. V worden conform de voor- dragt voor memorie gesteld en het totaal van dat hoofdstuk vastgesteld op ƒ156,000. Hierna wordt op voorstel des voorzitters de aangehouden post, volgn. 5, art 1 van afd. IV van hoofdst II, plaatse lijke directe belasting naar 3.52 ten honderd van het be lastbaar inkomen vastgesteld op het voorgedragen bedrag ad ƒ150,066.31 en verder de post onvoorziene uitgaven, hoofd stuk XI, volgn. 231, uitgetrokken op ƒ14,100. In verband met een en ander wordt de balans der begroo ting vastgesteld als volgt; Inkomsten 919,370.65 Vs Uitgaven 919,370.60 Waarschijnlijk saldo 0.5 Vs Niets verder te behandelen zijnde, wordt de vergadering door den Voorzitter gesloten. Vergadering van Donderdag 23 November 1882; Tegenwoordig 20 leden. Afwezig de heer J. v. d. Scheer. Voorzitter: de Burgemeester. I. De notulen van de vorige op 18 November j.l. gehou den vergadering worden gelezen en onveranderd vastgesteld. II. Wordt ter tafel gebragt Een voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging der verordening op de heffing van beursregten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1882 | | pagina 1