24
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 15 Maart 1883.
verklaringen van speciaal deskundigenHij doelt hier in het
bijzonder op de welbekende Gebroeders Siemens, fabriekanten
der machines stelsel Edison, Gramme etc. Beiden hebben,
onlangs, de een te Londen in eene vergadering in de Royal
Society, de andere te Berlijn gesproken over de toekomst der
verlichting door middel van eleetriciteit en door lichtgas.
Beide waren van meening, dat de gasverlichting in vele op-
zigten zoude behouden blijven, niet alleen om de gemakkelijke
verspreidingmaar ook omdat ze nog goedkooper is dan de
electrische verlichting
Wel is het een feit, dat vele firma's, o. a. ook de heer
Oudschans Dentz alhier, aanvrage hebben gedaan bij het ge
meentebestuur van Amsterdam om die stad met electrisch
licht te verlichten, maar burgemeester en wethouders zijn,
blijkens het bekende concept-contract, er bij gebleven om con
cessie te verleenen voor verlichting met lichtgas.
Spr. kau hierbij nog mededeelen, dat het dagelijksch bestuur
in deze zaak advies had gevraagd van den directeur der gas
fabriek te Keulen en dat deze de verzekering had gegeven,
dat de gasindustrie bij den tegenwoordigen stand der electri
sche verlichting niets te vreezen had. Er bestaat voor laatst
genoemde verlichting één inconvenientnl. ditdat terwijl
men voor de gasverlichting in de meeste gevallen met één
fabriek kan volstaan, dit bij haar niet het geval is. Wil meu
electrische verlichting, dan zullen er op verschillende punten
fabriekjes moeten verrijzen.
Ook spr. vreest geenzins dat de gasfabriek geheel zal worden
vgrdrongen. Niet alleen zal aan gas behoefte blijven als warm
tekracht, maar ook voor arbeidsvermogen. Enkele leden weten,
lioe b.v. de moteur voor de Gramm machine van het phijsisch
genootschap door gas in beweging wordt gebragt Wel wordt
het tot dusver in deze stad nog niet veel als werkkracht aan
gewend en zijn het nog maar enkele industriëlendie het gas
door hun koffij brander hebben loopen, maar op den duur zal
dit welligt anders worden. In verband met een en ander bestaat
bij hem volstrekt geen bezwaar tegen de voorgestelde belangrijke
verbeteringen aan de gasfabriek te meer niet, omdat de uitga
ven daarvan natuurlijk door inkomsten zullen worden opgewogen.
Te rade gaande met zijn individueel gevoelen kan hij de
gedane voordragt met ruimte aanbevelen, ofschoon hij over
tuigd is van de mogelijkheid eener invoering van het elec
trisch licht en van de voorkeurwelke dit licht in vele op-
zigten verdient boven het gaslicht. Hij moet evenwel nog op
merken datzooals ieder weetdie eenigzins bekend is met
galvanische en electrische toestellen, er bij het electrisch licht
kleine haperingen zijn te wachtenhetgeen op verre na niet
het geval is met het gaslicht. Daarbij heeft men alleen stoor
nis te wachten bij groote eventualiteiten zooals b.v. bij ex
plosie enz.
Eindelijk wil hij nog in herinnering brengen dat vroeger
de stroocartonfabriek reeds door electrisch lichtverkregen
door een Grammachine is verlicht geweest, doch dat men,
vooral ook om de meerdere kostendie met stoomvermogen
moeten aangewend worden tot het gas is teruggekeerd.
De heer Duparc zegtdat het voor de hand ligtdat als
men in den tegenwoordigen tijd spreekt over gasverlichting,
zich daaraan terstond een woord over electrisch licht paart.
Hij vindt het dan ook zeer natuurlijkdat de geachte eerste
spr. begon met de vraag: hoe denken burgemeester en wet
houders, de commi sie voor de gfabriek en de directeur dier
fabriek over laatstbedoeld licht,asdat spr. zelf wel het licht
der toekomst zou willen noemen. Toch gelooft hijdat men
er wel op moet lettendat men thans niet staat voor de
stichting van eene nieuwe gasfabriekmaar alleen voor eenige
noodzakelijke verbeteringen aan de bestaande. Als hier aan de
orde was zooals dit wel elders het geval is, omteneinde
aan het monopolie van particulieren een einde te maken, eene
nieuwe fabriek op te rigtendan alleen zou er grond zijn
voor de vraag: of het wel geraden is om in den tegenwoor
digen stand der zaak eene aanzienlijke som te besteden voor
eene inrigtingdie misschien eerlang zal worden verdrongen
door eene anderedie veel meer regt van bestaan heeft dan
zij. Maar daarvan is hier niet de rede. Thans kan men die
vraag gerust achterwege laten. Maar zelfs al stond men
voor de stichting van eene nieuwe fabriekdan nog gelooft
spr.dat het met de ervaring tot dusver zoowel door de
mannen van de practijk als die van de wetenschap verkregen,
nog moeijelijk zou zijn op dit oogenblik te decreteren, dat de
invoering van het electrisch licht de voorkeur verdient. Maar
zooals spr. reeds zij die zaak is thaus niet aan de orde. Thans be
hoeft men zich niet te verdiepen in de vraag of het electrisch licht
spoedig het gaslicht zal verdringen en gemeen goed zal worden.
Bij de zaak, die ons thans onledig houdt, komt alleen de vraag
te paszijn de voorgestelde verbeteringen noodigal dan
nieten die vraag is niet in ontkennenden zin te beantwoorden.
De geheele aanleiding tot het onderwerpelijk voorstel is deze,
dat de capaciteit der tegenwoordige fabriek niet zóó isdat
zij langer kan voldoen aan de eischen die haar op een gegeven
tijdstip kunnen worden gesteld. Hij zegt opeen gegeven tijd
stip wantgedurende de meeste maanden is de fabriek zeer
goed in staat om aan alle aanvragen te voldoenmaar er
komen ook fatale tijdstippenvooral in de maand December
en dan zou het wel eens kunnen blijken dat de fabriek geen
genoegzame capaciteit bezitom aan alle eischen te voldoen.
Maar afgescheiden nog hiervanis het gebleken, dat er verbete
ringen zijn aan te brengen, verbeteringen, die zoowel uit een tech
nisch als een financieel oogpunt aanbevelenswaard zijn. Dit en
het voorgaande zijn de beide punten, welke de zaak beheerschen.
Vele onderdeelen der fabriek zijn gebleken in min of meer
gebrekkigen staat te verkeerenterwijl weer anderen minder
overeenkomstig de tegenwoordige eischen zijn ingerigt. En
nu ligt het toch voor de hand datwaar men verbeteringen
moet aanbrengen men daarbij tevens het oog houdt op het
geen de ervaring en wetenschap hebben geleerd.
De kwestie van het electrisch licht is echterzooals de ove
rige leden der gascommissie zich wel zullen herinnerenwel
degelijk bij die commissie ter sprake geweestzoowel nu
als vroeger. De commissie heeft echter gemeend haar voor
dit oogenblik te kunnen laten rustenomdat men hier, zooals
spr. reeds in den aanvang opmerkte, niet staat voor de stich
ting van een nieuwe fabriek, maar slechts voor eene vermeer
dering der capaciteit van de bestaande.
De geachte eerste spreker zal het dan ookbij nader inzien,
wel willen toegevendat waar men nog niet staat voor de
kwestie der electrische verlichting en er ten opzigte van de
gasfabriek nog tal van verbeteringen zijn aan te brengen, men
wel heeft gedaan met zich te bepalen tot hetgeen op dezen
oogenblik noodig en wenschelijk is.
Wel zal de uitvoering der voorgestelde werken vrij belang
rijke uitgaven eischenmaar deze zullen ruimschoots worden
•pgewogen door beter liahtminder gasverliesbetere gele
genheid voor gasproductie enz. enz.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 15 Maart 1883.
25
Met allen eerbied voor het door den heer de la Faille ge
sprokene meent Rpr. dan ookdat er nóch aan burgemeester
en wethoudersnóch aan de gascommissie eenige grief kan
worden gemaaktdat zij over de zaak der electrische ver
lichting het stilzwijgen hebben bewaard.
De heer de la Faille acht het hier de plaats niet, om in
een wetenschappelijk debat te treden omtrent de voordeelen
van eene electrische- en van eene gasverlichting. De technische
bezwarenwaarop door den heer Bruinsma is gewezenacht
hij dus op dit oogenblik wel buiten rekening te kunnen laten.
Wij staan, zegt spr., thaDS niet voor het dilemna: gas of elec
trisch licht. Ook wordt door hem geenzins de reden van be
staan der'gasfabrieken betwist. Integendeel, hij gelooft, dat
de gasfabriek ook qua gasproducent wel degelijk raison d'etre
zal behoudenal was het maar alleen ten behoeve der elec
trische verlichting.
Sprs bezwaar is alleen ditdat terwijl men hier staat voor
het aanbrengen van groote verbeteringen aan de gasfabriek
verbeteringen welke belangrijke uitgaven zullen medebrengen,
er geen rekening is gehoudenalthans dit blijkt niet uit de
stukken met de mogelijk spoedige invoering van het electrisch
licht.
De heer Duparc heeft gesproken van noodzakelijke verbe
teringen, maar de vraag: „wat zijn noodzakelijke verbeteringen",
moet beoordeeld worden naar de bestemmingwelke men aan
het gas wenecht te geven. Die bestemming moet invloed
hebben zoowel op de kwaliteit als op de kwantiteit van het
gas, en staat dus ook in onmiddellijk verband met de inrigting
der fabriek. Waar beweerd wordtdat er thans tot het aan
brengen van belangrijke verbeteringeu moet worden besloten,
kan de kwestie van het electrisch licht niet buitengesloten
worden. De vraag is tochwelken invloed zal een eventueel
invoeren vau dit licht op het gasverbruik uitoefenen zal de
kwantiteit vermeerderen of verminderen? Zal op den duur de
inrigting van een nieuwen gashouder de moeite en kosten
loonen? Eveneens staat de kwaliteit in verband met die be
stemming. Zal het gas bij voortduring tot verlichting worden
gebruiktdan dient het zoo zuiver mogelijk te zijn. Zal het
daarentegen voortaan voornamelijk als warmtekracht worden
gebezigd dan kon dat blijken minder noodig te zijn. Hier
mede staat de inrigting van de toestellen tot zuivering van
het gaszooals bvde scrubbers in nauw verband
Bij de voorgestelde verbeteringen had men dus van het
electrisch licht nota mogen nemen. Gaarne had hij gezien
dat de commissie voor de gasfabriek naar aanleiding van de
bij haar van den directeur ontvaugen voorstellenzich eens
in contact had gesteld met de eene af andere maatschappij
voor electrische verlichting, b.v. met de Edison-maatschappij
te Amsterdam. Het zou spr. althans aangenaam zijn geweest,
indien hij van zulk eene maatschappij plannen had mogen ver
nemen omtrent de electrische verlichting in verband met de
gasfabriek.
Thans blijkt niets uit de stukken omtrent het cdectrisch
lichtof zooals de heer Duparc het noemdehet licht der
toekomst.
De heer Duparc meent, dat als men op dezen oogenblik
alleen had te doen met een voorstelom hetzij eenige nieuwe
ovens aan te brengen, hetzij een paar scrubbers, hetzij nog
een exhausterzoodauig voorstel zeer zeker al tot weinig debat
zou hebben geleid. Men moet echter niet vergeten, dat do
gasfabriek in den laatsten tijd in een min of meer exceptio-
nelen toestand heeft verkeerd.
In Augs. 188L overleed de directeur en eerst in Februarij
1882 trad een nieuwe directeur op. Met die omstandigheid
dient men rekening te houden. Men moet niet vragen waarom
nu al die verbeteringen in eens. Het is toch vrij zeker, dat
ware de directeur in leven gebleven, er reeds verscheidene
verbeteringen zouden zijn aangebragt. Het ligt voor de hand,
dat, waar de fabriek te geruimen tijd als ware het, heeft ge
rust en thans een nieuwe directeur is opgetreden, deze zijne
oogen over het geheel liet gaan en zoowel de reeds vroeger
bestaan hebbende als de in den laatsten tijd ontstane gebreken
opgeeft
Men heeft hier te kiezen tusschen de aanneming der ge
dane voorstellen en verwaarlozing der fabriek.
En vraagt men nukan van de voorgestelde werken niet
het eene of andere worden gemist, dan moet daarop bepaald
ontkennend worden geantwoord. Men zou er zelfs, met het
oog op de al meer en meer gebleken behoefte aan meerdere
gasherging, nog de dadelijke stichting van een nieuwen gas
houder aan hebben kunnen toevoegen. Die zaak is echter
niet zoo urgent als de voorgestelde werken; deze kunnen geen
langer uitstel lijden. Het is bekenddat de ovens van tijd tot
tijd moeten worden vernieuwd, en is het nu te verwonderen
dat, waar de noodzakelijkheid daarvan thans weer is gebleken,
men de keuze bepaalt tot de zoodanigen, welke, volgens het
oordeel van deskundigen de beste zijn en dat men dadelijk
zooveel vernieuwt als noodig zijn, om een afdoenden proefde
nemen Indieu tot vernieuwing van de voorgestelde rij ovens,
volgens het stelsel Schwarzer, wordt besloten, zal men daar
aan, wegens hunne veel grootere capaciteitvoorhands genoeg
hebben en zullen de overige oude ovens slechts als reserve
behoeven dienst te doen.
Wat den condensor betreft, reeds lang was deze onvoldoende
gebleken voor eene behoorlijke atkoeling van het gas.
De aanschaffing van een derden exhauster is bepaald noodig,
omdat er fatale oogenblikken komen waarop de beide bestaande
in gebruik ziju en er dan geenerlei reserve meer zou ziju.
En nu de scrubbers. In de eerste plaats zal toch ook wel
moeten worden gezorgd voor goede zuivering van het gas.
Het heeft reeds veel te lang geduurddat men zoo heeft voort
gesukkeld. Reeds tijdens de heer Bloembergen nog voorzitter
der commissie was, is de zaak der scrubbers besproken. Men
heeft toen eene opgaaf van kosten gevraagd, doch wegens
het hoogc bedrag daarvan (de voorgestelde kostte vijf maal
zooveel als die, welke men thans wil aanbrengen) liet mende
zaak eenigen tijd rusten. Kort daarop stierven bijna gelijktij
dig de voorzitter der gascommissie en de directeur der fabriek,
hetgeen tot nieuwe vertraging aanleiding gaf.
Verder is het dienstig het retorten-magazijn zooveel moge-
gelijk te vrijwaren voor allerlei invloeden van buiten.
Spr. wil het den heer de la Faille geenszins euvel duiden,
dat hij rekening wil houden met het licht der toekomst, maar
dit mag niet verhinderen om te besluiten tot maatregelen
waardoor het alleen mogelijk is den aanstaanden winter ten
aanzien der gasfabriek gerust tegemoet te kunnen gaan.
Den heer vau Harinxma thoo Slooten is door de ge
voerde discussie zekere legende te binnen geschotenn.l. deze,
dat, toen er voor ongeveer 50 jaar sprake was van het aan
leggen van een straatweg vau Leeuwarden naar Zwolle, erin
zekere vergadering een lid was, naar Bij meent was het éeu