20 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 15 Maart 1883. lid van gedeputeerde staten, die beweerde, dat er in degeheele wereld geen steenen genoeg zouden zijn, om het denkbeeld van dien aanleg te verwezenlijken. Spr. zou dergelijk pes simisme niet gaarne op het electrisch licht overbrengendoor de bewering dat dit geene toekomst heeftwat die toekomst zal geven, weet men niet. Maar de heer de la Faille heeft gesproken van de naaste toekomst en bepaalt men zich hier toe dat lijdt het geen twijfel of het licht der naaste toekomst zal zijn gaslichtindien men althans voor de naaste toekomst niet neemt een al te groot tijdsverloop, maar een meer be perkt getal jaren. De heer de la Faille heeft gevraagd of men wel overwogen heeft, of de inrigtingen, welke men nu wenscht te maken, in de toekomst wel noodig zullen zijn, doch erkende daarbij, dat het bestaan der gafbabrieken niet met geheele vernietigidg wordt bedreigd, omdat het gas niet alleen als licht kracht kan worden aangewend, maar ook als verwarmingsvermogen. Die opmerking kan, naar spr. meent, niet anders raken dan de punten 7 en 8 van de toelichting op het voorstel van burgemeester en wethouders, n.l. den aankoop van twee scrub bers en den aankoop en de plaatsing van de noodige reservoir enz. en oprigting van het zuiverhuis voor de plaatsing. Neemt hij nu de cijfers van deze beide zakendan komt hij tot 110 0 der kosten, welke het gevolg zullen zijn van de aanneming van het geheele voorstel van burgemeester en wethouders. En waar nu bepaald is aan te nemendat het licht der naaste toe komst nog gaslicht zal zijn, daar komt het hem voor, dat die 11°70 voor zuivering van het licht te besteden, ook meer dan gebillijkt wordt. Al is het maardat de gasverlichting slechts 2 jaar nog duurtdan nog is die uitgaaf genoeg gemotiveerd, vooral tegenover de gasconsumentendie dan toch bij slot van rekening de aan te brengen verbeteringen moeten betalen. Waar de geachte eerste spreker er op gewezen heeft, dat het electrisch licht, ja, wel niet in ons vaderlandmaar wel elders is ingevoerd, meent spr. er op te moeten wijzen, dat in den laatsten tijd toch veel gas-debatten zijn gevoerd, ja zooveel, dat er in dat opzigt een epidemie schijnt te bestaan. In vele groote steden van ons land is de gaskwestie in den laatsten tijd aan de orde geweest, doch slechts in één plaats heeft het electrisch licht eenigen invloed op de besluiten ge had; bedriegt spr. zich niet, in Amsterdam. En vraagt men nu welk besluit is daar dan genomen het is ditom in plaats van een gasfabriek, een ZicMabriek op te rigten. Dergelijk resultaat ware ook hier te bereiken. Spr. acht het wenschelijk bij de thans gedane voorstellen de kwestie van het electrisch licht buiten aanmerking te laten. Het kan nu slechts leiden tot een praematuur debat, terwijl later, wauneer die zaak bepaald aan de orde wordt gesteld, daarover met succes zal kunnen worden gedebatteerd. De heer Dirks wenscht den geachten eersten spreker te vragen of hem een stad bekend is waar het electrisch licht het gas geheel heeft vervangen. Zelfs bestaan in dat gedeelte van Parijswaar men reeds electrische verlichting heeftnog gaslantaarns. Ook in Haarlem aan het station is dit het ge val. Wat blijkt hieruit? dit, dat al heeft men ook electrisch lichthet gas nog verre van overbodig wordt geacht. Het zal als reserve moeten behouden blijven. Dan is er nog een enkel punt waarop spr. wenscht te wijzenHet is dit dat er in de laatste jaren in deze stad herhaalde malen is aangedrongen op vermindering van den gasprijs. Steeds is dit afgestuit, en wel door-dat de productie van het gas niet aan de gestelde door de verlaging te verwachten grootere eischen kon voldoen, als zooveel meer consumtie kwam. Daarin moet worden voorzien en als men nu zich kanten zal tegen dit eerste voorstel, dan kan die verlaging later zeker niet plaats hebben. Den heer de la Faille komt het voor dat het wenschelijk is om zakenwelke zoo belangrijk zijn als de onderwerpe- lijkezooveel mogelijk van alle zijden toe te lichten en zijn blik niet te beperkenmaar in ruimen kring te laten wijden. Men vergete niet, dat men thans, ja wel is waar staat voer eene uitgaaf van Va ton goudsmaar dat daarachter nog een heele ton in 't verschiet ligtzoodat het geheel welligt eene uitgaaf vorderen zal van 1 Va tonMogt het later blijken dat ook die heele ton bepaald wordt vereischtspr. zal volkomen bereid worden bevonden zijne stem daaraan te geven maar de noodzakelijkheid der uitgaaf, beoordeeld met het oog op de naaste en de eenigzins verwijderde toekomst moet vooraf behoorlijk worden aangetoond. Hij wenscht deze uitgaven zooveel mogelijk van alle zijden te hebben gemotiveerd en naar het hem voorkomtis dit hier niet het gevalwaar geen rekening is gehouden met het electriseh licht. Spr. wil den heer van Harinxma toegeven dat het gaslicht wel het licht der naaste toekomst zal zijnmaar toch komt het hem voor, dat waar liet electrisch licht bestaat en het zulke goede eigenschappen heeftals b. v dat het geen brand gevaar en geen luchtbederf medebrengt, het wel der moeite waard is daaraan eenige aandacht te schenken. Hij meent hierbij te moeten opmerkendat waar hij spreekt van elec trisch licht, hij bier niet zoozeer op het oog heeft de straat verlichting maar meer electrisch licht voorzooals die hier en daar wordt toegepasthuiselijk gebruik. Geenzins heeft hij ook beweerdof wil hij bewerendat het electrisch licht spoedig zoo algemeen zal wordendat het gaslicht daardoor geheel zal worden vervangen. Ho vendien heeft hij verklaarddat de gasfabrieken tengevolge het elec trisch licht niet hun raison d'etre zullen verliezen. Echter is het wel wenschelijk om bij voorstellen omtrent de gasfa briek daarop reeds te letten, juist omdat gemeenten als de onze niet te vergelijken zijn met wereldsteden. Spr. gelooft dat het bepaald der moeite zou loonenin dien men bij een voorstel als het onderwerpelijke ook zijne denkbeelden omtrent het electrisch licht eens had uiteengezet. En nu moge de kwestie van de kwaliteit van het gas in dezen minder op den voorgrond treden, anders is het met de kwantiteit. Het is toch de vraag of, wanneer het electrisch licht eens wordt ingevoerd, het gasverbruik toe- of afnemen zal. Mogt het eerste het geval zijn gaarne zal hij dan mede werken tot de middelen ter verkrijging van dat meerdere gas, maar men dient vooraf te weten waarvoor het gas zal worden gebruikt. Spr. zou het derhalve niet hierbij laten, maar burgemeester en wethouders uitnoodigen willen om alvorens omtrent de voorstellen omtrent de gasfabriek een besluit wordt genomen, hunne denkbeelden kenbaar te maken omtrent eene eventuele geheele of partiële verlichting der stad door elec trisch licht. Hij wil er nogmaals op wijzendat deze halve ton slechts eene eerste schrede isen dat men later verder zal moeten gaanietswaartegen hij geen bezwaar heeft, indien hij slechts weetdat met het electrisch licht rekening is gehouden. De heer Bruinsma kan nog mededcelen. dat het electrisch Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 15 Maart 1883. 27 lichtvolgens verklaring van geloofwaardige personendie het te Amsterdam in de localen van Krasnapolsky hadden ge zien rennoeijend voor de oogen is, zoodat men het ook slechts een gedeelte van den avond laat branden. Daarenboven vereischt het aanhoudend toezigt. Ook kunnen de Edisons gloeilampen slechts gedurende eenige uren branden. Bij het gas daarentegen is geen aanhoudend toezigt noodigterwijl hetzooals hier voor de straatverlich ting wel is gebeurdsoms 14 Va uur per etmaal brandt. Ook heeft het gas dit voor dat daarmede ook de uiteinden, op ver ren afstand van de kom der gemeente gemakkelijk kunnen worden verlichtzooals niet het geval is met het electrisch licht. De Voorzitter meent, dat er bij den heer de la Faille een min juiste opvatting bestaat. Dat geachte lid schijnt eenigzins door het belangrijke cijfer van ƒ150,000, dat voor het geheel der aan te brengen verbeteringen wordt geraamd afgeschrikt te zijn en te veronderstellen dat die uitgaaf met het oog op Edisons bekende uitvindingen op het oogenblik minder te regtvaardigen is. Dit is echter eene dwaling. De uitgaven die thans worden voorgesteldzijn zelfs noodig, al wordt ook het electrisch licht binnen betrekkelijk korten tijd ingevoerd. Eene zoo uitgebreide industriële onderneming, die zulke belangrijke voordeelen afwerpt als onze fabriek vereischt van tijd tot tijdwil men haar in stand houden ook groote uitgaven. Indien thans die uitgaven een buitengewoon hoog cijfer bereikenis dat een gevolg van bekende omstandighe den die eene meer geleidelijke wijze van handelen waardoor die uitgaven over meerdere jaren zouden verdeeld zijn ver hinderd hebben. In de tweede plaats moet spr. er ook uitdrukkelijk op wij zen dat het toestaan der thans voorgestelde verbeteringen tot een bedrag van 50,000 geenszins medebrengtdat men later ook de andere uitgaaf ad 100,000welke in het voor- uitzigt is gesteldzal moeten goedkeuren. Wel is er verband tusschen die uitgaaf en dezemaar niet zoodanig naauw ver band dat zij onafscheidelijk zijn. De tegenwoordige uitgaaf betreft alleen verbeteringenwelke volgens het eenparig oor deel van de commissie en burgemeester en wethouders moeten aangebragt worden wil men niet te eeniger tijd voor stagnatie komen te staan. Wel is ook eene som van ƒ50,000 nog be langrijk maar men dient daarij ook rekening te houden met de omstandigheiddat de productiviteit der fabriek en daar mede ook de te wachten voordeelen niet onbelangrijk zullen toenemen De heer Duparc meent, dat de raad, door den heer de la Faille te volgen op den door dezen gewenschten wegeen stap zou doen die gevaarlijk is en waarover men zich later vrij zeker zou beklagen. In hetgeen de heer la Faille wil, ligt toch uitstel van het aanbrengen der voorgestelde verbete ringen opgesloten en spr. zou zich voor de gevolgen van dat uitstel niet gaarne verantwoordelijk willen stellen. Men moet getn tijd meer laten voorbij gaan, maar de thans voorgestelde verbeteringen ten spoedigste doen aanbrengen. Men vergete niet, dat, zal alles worden verrigtwat noodig is om met gerustheid den winter tegemoet te kunnen gaan, er minstens 4 a 5 maanden noodig zullen zijn. De zaak van het electrisch licht is, volgens spr. thans eigenlijk altijd aan de ordemaar bij het onderwerpelijke voorstel niets meer dan bij eenige andere zaakThans is het alleen de vraag, of men rekening wenscht te houden met het geen noodig is, om de bestaande fabriek aan de noodzakelijke eischen ook verder te doeu beantwoorden. Spr. wenscht te vragen of het iemand, die welligt over eenige jaren een nieuw huis zal stichten daarom in de ge dachte zou komenhet huisdat hij bewoont en zeker nog langen tijd zal moeten bewonen te verwaarlozen? Evenmin als hierop een bevestigend zou volgen zal men het kunnen geven op de vraagof omdat misschien na verloop van tijd de electrische verlichting de gasverlichting zal verdringen, men daarom niet alles moet doen, om inmiddels de laatste steeds zoo voldoende mogelijk te doen zijn. Indien nog slechts ware aangetoonddat het een of nt.der der voorgestelde werken overbodig wasindien er van eenige weeldrigheid sprake kon zijn dan ware er reden om te zeggen laat men zich thans alleen tot het volstrekt noodige bej.rien en niits meer doen dan dat. Doch het moet nog wo/den bewezen, dat iets van het voorgestelde overbodig is of naar weelde zweemt. Alles is bepaald noodig zal ue gasfabriek aan de billijke eischen kunnen blijven voldoen. Daarenb - ven niets belet den heer de la Faille, om, wil hij de kwestie van het electrisch licht bij den raad behandeld hcbbeu daartoe een voorstel te doen. Zelfs in deze vergadering zou hij zoo danig voorstel nog kunnen doen, mits afgescheiden ven de onderwerpelijke zaak. Spr. laat het echter daar of het wel wenschelijk zou z\jn om, zonder eenige directe aanleid ng een voorstel te doen in dien zin» Met hetzelfde regt zou men bij deze zaak nog tal van voor stellen kunnen doen om de een of andere zaak te doe.t onder zoeken Op eene desbetreffende vraag van den voorzitter, verklaart de heer de la Faille, dat hij om de urgentie dier verbete ringen thans zijne denkbeelden niet in een bepaald voor stel zal formuleren. Hij neemt echter de vrijheid de zaak van het electrisch licht ten zeerste aan de overweging van burge meester en wethouders aan te bevelen. De heer Bruinsina merkt opdat in het rapport der gas - commissie op bladzijde 11 wordt gelezen: „het kwam der commissie verkieslijk voor, om de bestaande ovens thans door nieuwe te doen vervangen." Dat woordje „thans" is door burgemeester en wethouders, zie bladzijde 9, opgevat als „terstond". Beide uitdrukkingen zijn evenwel minder juist. Het is slechts de bedoeling der voormalige commissie geweest om te kennen te gevendat ook de tweede reeks ovens in het ver volg of mettertijd vernieuwd zal moeten worden. Zij wildeer burgemeester en wethouders op wijzen, dat de door den di recteur geraamde globale som ad 110,000 door de vernieuwing ook van die ovens met 20,000 zou moeten worden ver hoogd. De heer van Sloterdijck wenscht naar aanleiding van dit voorstel eene vraag tot burgemeester en wethouders te rigten en wel deze, of door het aanbrengen van de verbeteringen welke thans zijn voorgesteld, ook de lichtsterkte van het gas grooter zal worden. Hij gelooft dat in den laatsten tijd niet ten onregte door velen over die lichtsterkte is geklaagd. Wel is in het rapport van den directeur der gasfabriek te lezen dat de oorzaak der vernomen klagten dikwijls gelegen was in de gebrekkige straatkanalisatie of te geringe capaciteit van den meter, maar toch gelooft spr., dat ook daar, waar die beide

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1883 | | pagina 3