50 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 Junij 1883. nagegaan, of, en zoo ja, welke schade inderdaad door de verkorting van den duur der kermis aan de ontvangst van marktgeld wordt geleden. De beoordeeling der zaak is eerst dan mogelijk wanneer bekend is, wat dit jaar aan marktgeld zal zijn ontvangen. Men kan dan dit bedrag in vergelijking brengen met dat van vroegere jaren en daarnaar de vergoeding regelen. Spr. moet voorts doen opmerken, en dit is zijn hoofdbezwaar, dat hier in elk geval niet van vergoeding" behoort sprake te zijn, maar van „kwijtschelding". De adressant is pachter en gehouden tot betaling der geheele pachtsom. De raad kan echter, ingevolge art. 139 der gemeentewet, besluiten tot het verleenen van kwijtschelding, die krachtens de wet of eene overeenkomst, of op gronden van billijkheid toekomt aan de huurders, pachters of gebruikers der gemeente-eigendommen. Hier nu betreft het een pacht. Op gronden van billijkheid zou men een gedeelte der pachtsom kunnen kwijtschelden. Spr. zal op grond van een en ander tegen het voorstel van burgemeester en wethouders stemmen. De heer Wiersma acht het standpunt van den heer Duparc onjuist Deze wil, dat men de opbrengst van het marktgeld gedurende de kermis afwachten en eerst dan zien zal of er minder is ontvangen dan vroeger. Spr. meent dat in dezen geen paralel is te trekken. De adressant heeft het marktgeld gepacht en daarbij gerekend op de opbrengst van de kermis. Die oj)brengst is natuurlijk geheel onzeker en hangt af van het getal tenten, maar welk getal er ook komt, in geen geval zal hij aanspraak op vergoeding hebben, wanneer de kermis wordt gehouden. Iets anders is het echter hier. In de pacht is begrepen een jaarmarkt van 14 dagen, m. a. w. de pachter zal 14 dagen lang marktgeld van de kermistenten enz. kunnen heften. En nu wordt hem door het genomen besluit tot inkrimping van den duur der kermis de gelegen heid benomen, om 14 dagen te heften. Hij zal nu vervolgens maar 9 dagen kunnen heffenlanger niet. Waar hij dus regt heeft op 14 dagen en thans niet meer dan 9 dagen kan hef fen zullen hem die 5 dagen bepaald moeten worden vergoed en nu hebben burgemeester en wethouders het billijk geacht om die vergoeding te regelen naar de werkelijke opbrengst in de overgebleven 9 dagen. Of de vergoeding veel of weinig zal bedragenzal dan geheel afhangen van het getal tenten. Hoe minder tenten, hoe minder ontvang en dus ook hoe minder vergoeding. Spr. komt het voor, dat de opbrengst van het marktgeld gedurende de kermis in vroegere jaren geen juisten maatstaf in dezen kan zijn, maar dat alleen de werkelijke opbrengst gedurende de 9 dagen welke de a. s. jaarmarkt zal duren daarvoor in aanmerking kan komen. Men bedenke voorts ook wel, dat het voorstel van burgemeester en wethouders niet alleen is gedaan uit een oogpunt van billijkheid, maar dat er in dezen verpligting tot vergoeding bestaat. De pach ter heeft het marktgeld gepacht met het bepaalde vooruitzigt, dat de jaarmarkt 14 dagen zal duren en waar nu willekeurig die duur verkort en op 9 dagen gesteld wordt, daar is men tot het verleenen van vergoeding verpligt. En zeide hij zooeven dat als maatstaf voor die vergoeding alleen in aanmerking behoort te komen de werkelijke opbrengst in de overgebleven 9 dagen, toch is dat zelfs nog niet eens een geheel juisten basis. De pachter zal altijd nog eenige schade lijdenomdat is aan te nemendat er bij den korteren duur der kermis, niet zooveel tenten zullen komen als wanneer die duur langer is. De heer Duparc hoopt, wel te zullen ziju verstaan. Hij heeft er niets tegen dat men den pachter zal tegemoet komen. Ook hij meent, dat daartoe allezins termen zullen bestaan. Alleen heeft hij bezwaar, omdat er wordt gesproken van het verleenen van schadevergoeding. Daarvan kan z. i. hier geen sprake zijn. De pachter is gehouden eerst zijn geheele pacht som te voldoen en dan kan men hemop grond der aange haalde wetsbepaling kwijtschelding verleenen. De pachter moet echter beginnen te doenwaartoe hij contractueel is verpligt. Het beweren voorts van den heer Wiersmadat de werkelijke opbrengst vau het marktgeld gedurende de over gebleven 9 kermisdagen nog geen geheel juiste basis is voor het berekenen der te verleenen kwijtschelding, omdat het is aan te nemendat hoe langer de kermis duurt er ook des te meer tenten zullen komenpleit juist voor spr's. systeem. Spr. toch wildat men zal afwachten wat de aanstaande jaar markt werkelijk aan marktgeld zal opleverenom dan in eene vergelijking te treden van die opbrengst met die van vorige jaren. Hij wenscht den adressant zooveel kwijt te schelden, als het verschil bedraagt tusschen de opbrengst van dit jaar en het gemiddeld bedrag in vroegere jaren. Dat acht hij juister en beterdan om alleen de werkelijke opbrengst van dit jaar in aanmerking te nemen en dan de verhouding vast te stellen in den aangegeven zin. De heer van Sloterdijck dient een amendement in, strek kende dat aan den adressant eene remissie van pacht zal worden verleend tot een beloop van der werkelijke op brengst van het marktgeld gedurende de aanstaande jaarmarkt. Dit amendement wordt ondersteund en dientengevolge in behandeling gebragt. De heer Oosterhoff zegtdatheeft hij zooeveu den heer Wiersma goed verstaaner dan beweerd isdat de pachter nog schade zou lijdenwanneer hem eene tegemoetkoming werd verleend als is voorgesteld. Het is misschien mogelijk, dat hij eene minder juiste opvatting der verordening heeft, maar hij kan met het oog op die verordening dat beweren volstrekt niet deelen. Hij meent juist, dat de pachter, wordt het voorstel van burgemeester en wethouders aangenomen er eer voor- dan nadeel van zal hebben. De verordening bepaalt immersdat bet marktgeld wordt geheven per dag ergo, wanneer per dag ontvangen wordt ƒ100, dan zal in 9 dagen de ontvangst ƒ900 bedragen en zal de te verleenen remissie overeenkomstig het voorstel 5 X ƒ100 dus 500 beloopen. Voor de remissie worden de 5 eerste dagen immers gelijk gesteld met de 9 laatsten. Dit gaat echternaar spr. meent, minder goed op. Heeft hij de verordening goed be grepen, dan wordt de belasting betaald voor iederen dag, niet dat de tent staatmaar dat daarin gespeeld wordt en nu is het een algemeen bekend feitdat er op den eersten Woens dag en Donderdag nog weinig te doen isdat er op den eersten Vrijdag nog in weinig tenten gespeeld wordt, ja, dat de groote tenten eerst des Zondags en Maandags voor het publiek worden geopend. Gedurende de -eerste 5 dagen wordt dus betrekkelijk weinig ontvangen en toch worden ze nu voor de remissie met de 9 laatsten gelijk gesteld Waar dit het geval iskan hij niet inzien hoe er hier nog sprake van kan zijndat de pachter nog altijd schade van de inkrimping van den duur der kermis zal hebben. Hij herhaalt het, heeft hij de verordening goed begrependan kan hij die schade niet inzien. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 28 Junij 1883. 51 De Voorzitter merkt opdat de beer Oosterhoff eenig- zins in dwaling verkeert. Deze heeft kennelijk rekening ge houden met de verordening tot heffing eener belasting op de openbare vermakelijkheden, terwijl men hier heeft te doen met die tot heffing van markt- of staangeld, eene vergissing, die in dezen zeer wel te begrijpen is. De heer van Sloterdijck kan niet ondersteunen het denk beeld van den heer Duparcom met de beslissing op het ingekomen verzoek te wachten tot na den afloop der kermis. Hij gelooftdat men dan nog even wijs zou zijn als nu. Er moet altijd een slag naar geslagen worden wat de opbrengst van het marktgeld in 5 dagen zou zijn geweestindien de jaarmarkt in plaats van 9 zooals vroeger 14 dagen had ge duurd. Nooit zal men kunnen wetenwelke tenten meer zouden zijn gekomen indien de duur der kermis nog was als voorheen. Onzekerheid daaromtrent zal steeds blijven be staan en waar dit het geval isacht hij het veel beterdat de kwestie van de te verleenen remissie vóór, dan na de kermis wordt beslist. Het kan zijndat het bedrag dier remissie kleiner is dan bij het systeem van den heer Duparcmaar het kan ook grooter zijn. Het cijferdat nu wordt voorge steld is a priori het billijkste. Hij kan daarom zeer goed medegaan met het voorstel van burgemeester en wethouders gewijzigd in den door hem aangegeven zin. Evenwel is hij het geheel eens met den heer Duparc, waar deze beweertdat hier niet moet worden gesproken van scha devergoeding maar van remissie en kwijtschelding. De heer Duparc verklaartdat zijn hoofdbezwaar door het amendement van den heer van Sloterdijck is weggenomen en dat hij dientengevolge thans voor het gewijzigd voorstel zal stemmen. Hierna heeft nog eenige bespreking plaats tusschen de hee- ren Plantengade Voorzitter en van Sloterdijckzulks naar aanleiding van de meening van eerstgenoemdeals zoude in de conclusie in plaats van s|gly, moeten worden gesteld. Deze bespreking leidt echter tot geenerlei wijziging. Het amendement wordt hierop door burgemeester en wet houders overgenomen. Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel van bur gemeester en wethouders alsnu aangenomen en is dientenge volge besloten aan den adressant eene remissie toe te ken nen in de schadedie hij zal ondervinden van de verkorting van den duur der jaarmarkttot een beloop van 5|g van de werkelijke opbrengst der belasting gedurende de aanstaande jaarmarkt. 2. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanleiding eener missive van ged. staten betrekkelijk de overdragt van de lmsumerzijl c a. aan de provincie. Op het daartoe door verscheidene leden te kennen gegeven verlangen doet de voorzitter de openbare zitting in eene met gesloten deuren overgaan. Bij heropening der laatste zitting verlaat de voorzitter de vergadering en wordt het presidium overgedragen aan den oudsten wethouder, den heer Bruinsma. Verder wordt aan de orde gesteld 3. Het voorstel van burgemeester en wethouders naar aan leiding van een adres van onderscheidene ingezetenen dezer ge meente tot verlaging van den gasprijs (Zie bijlage no. G van het verslag tot 's raads handelingen.) De conclusie van dit voorstel luidt: Aan de adressanten te kennen te geven, dat aan hun verzoek niet kan worden voldaandoch de raad de vraag omtrent eene verlaging van den prijs van het gas in nadere overweging zal nemen zoodra de thans in uitvoering zijnde werken tot verbetering der gasfabriek zullen zijn voltooid en over de uitkomsten daarvan evenals over de kosten der werkendie in de naaste toekomst tot uitbreiding der fabriek nog zullen noodig zijneen juist oordeel kan worden geveld. De heer Troelstra zegtdat in voorstellen omtrent zakenwaaromtrent burgemeester en wethouders het met de betrokken raadscommissie geheel eens zijn, moeijelijk verande ringen zijn aan te brengen. Toch wenscht hij thans eene poging daartoe te doen. Wan neer hij het advies der commissie voor de gasfabriek leest, dan blijkt het z. i. van het begin tot het einde, dat die com missie en in navolging van haarook burgemeester en wet houders van oordeel zijndat de gasprijs behoort te worden verlaagd. Dit meent spr. op den voorgrond te moeten stellen. De commissie en burgemeester en wethouders wenschen echter het tijdstip der verlaging nog eenigen tijd te verschuiven en willen afwachten niet alleen de reeds in uitvoering zijnde en nog uit te voeren werken aan de gasfabriek, maar ook wenschen zij eerst een oordeel te kunnen vellen over de resultaten die deze werken in de naaste toekomst zullen opleveren. Spr. kan zich met eene zoo lange verschuiving niet vereenigen. Waar adressanten verzoekendat de prijs van het gas met ingang van 1 Julij e.k. worde verlaagd tot minstens 7 cent per stèrehetgeen wijziging der begrooting zou tengevolge hebbenkan hij medegaan met dat gedeelte van het voorstel, waarbij aan hen wordt te kennen gegevendat aan hun ver zoek niet kan worden voldaan. Verder echter niet. In het verder gedeelte ligt z. i. opgeslotendat niet eerder dan met 1 Januarij 1885 tot de verlaging zal kunnen worden overgegaan. Hiertegen heeft hij bezwaar. Hij meent, dat men zonder eenige vrees voor verwarring in de gemeente-finan- ciën de verlaging van den gasprijs tot 8 cent per stère gerust met 1 Januarij 1884 kan doen ingaan. Het eenige argument bijgebragt voor het voorstelzooals het is gedaanisdat men vreestdat bij verlaging van den gasprijshet gasverbruik zoo zal toenemendat niet meer behoorlijk aan de aanvragen zal kunnen worden voldaanmaar dit argument verliest veel van zijne waardeals de gasprijs in plaats van met twee ceDt per stère voorloopig met één cent wordt verlaagd. Men bedenke voortsdatwanneer de prijs met 1 Januarij 1884 op 8 cent wordt gestelder dan ook reeds drie wintermaanden achter den rug zijn, terwijl de grootste gasconsumptieblijkens hetgeen daaromtrent wel in rapporten is kunnen worden gelezen, juist in December is. Hij meent dat het grootste gasverbruikdat ooit alhier werd geconstateerd, is geweest op 5 Dec. 1881 en 1882 en dat men zelfs toen nog eenige honderde kub. meters gas meer had kunnen leveren. Dit in aanmerking nemende, gelooft spr., dat men veilig kan bepalen, dat de gasprijs met 1 Januarij 1884acht cent per stère zal zijn. En om den raad in dezen nog niet geheel te bindenstelt hij voor de conclusie van het voorstel van burgemeester en wethouders zóó te wijzigen, dat voorde woorden: „in nadere overweging" enz. worde gelezen: „bij de vaststelling der begrooting voor 1884 in nadere overweging zal nemen", zoodat het besluit zou luiden: aan de adressan ten te kennen te geven dat aan hun verzoek niet kan worden voldaandoch dat de raad de vraag omtrent eene verlaging

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1883 | | pagina 2