110
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 17 November 1883.
zamen waarborg aanboodmaar sedert is er iets gebeurd
dat dien waarborg belangrijk heeft verbeterd. De Leeuwar
der maatschappij heeft herverzekering gesloten waardoor zij
de meest secure waarborgen aanbiedt. Met het oog hierop
en ook omdat de gemeente-eigendommen thans zijn verzekerd bij
maatschappijen die veel meer kosten medebrengen dan de
Leeuwarderacht hij het wenschelijk dat eens worde over
wogen of men thans niet tot verzekering bij de Leeuwarder
assurantie kan overgaan. Hij stelt in dezen het belang der
gemeente gelijk met dat van zich zelf als particulier. Vroe
ger was de Leeuwarder assurantie hem niet secuur genoeg,
maar thans wel en waar hij vroeger niet kon besluiten tot
verzekering bij de Leeuwarder maatschappij is hij thans daar
toe overgegaan. Hij gelooftdat de gemeente dit ook gerust
kan doen.
De Voorzitter geeft gaarne de verzekering, dat de ge
maakte opmerking bij het dagelijksch bestuur een punt van
overweging zal uitmaken.
De heer Rengers vindt in de opmerking van den heer Plan-
tenga en de daarop gevolgde toezegging van den voorzitter
aanleiding mede te deelen dat het punt der verzekering te
gen brandschade van gemeentegebouwen reeds sedert lang in
onderzoek bij het dagelijksch bestuur is. Reeds tijdens de
heer Bloembergen nog wethouder waswas dit het geval.
Op verzoek van het collegie heeft deze indertijd op zich ge
nomen een speciaal onderzoek omtrent deze zaakdoch door
het overlijden van den heer Bloembergen is dat onderzoek
niet tot een einde gekomen. Spr. kan echter mededeelen
dat toen het bedoelde onderzoek ter sprake kwamde aan
dacht werd gevestigd op de maatschappij tot verzekering van
brandschade aan gemeente-gebouwen, te Katwijk aan Zee.
Men kon echter niet besluiten daarbij verzekeringen te slui
ten omdat die maatschappij nog te kort had bestaan. Even
wel heeft die maatschappij dit in het oogloopend voordeel
dat de gebouwen die bij haar worden verzekerd, wegens
het bijzonder toezigt, dat daarop wordt gehouden, natuur
lijk weinig brandgevaar opleveren. Daarenboven keert ze
geen dividenden uit en zijn de administratiekosten zeer ge
ring. Ook breidt het getal der door haar gesloten verzeke
ringen zich meer en meer uit. Zoo is b. v. onlangs de ge
meente Leiden er toe overgegaan hare eigendommen bij haar
te verzekeren. Spr. meent dit te moeten mededeelen, opdat
burgemeester en wethouders bij de toegezegde overwegingen
ook eens zullen nagaan, of misschien ook verzekering bij de
te Katwijk aan Zee gevestigde brandassurantie voor de ge
meente gewenscht is.
De heer Brunger kan nog ten opzigte der Leeuwarder
brandverzekering-maatschappij mededeelendat zij zich ge
heel heeft gereassureerdzóódat haar alle twijfel aan soli
diteit moet worden ontzegd. De heer Plantenga achtte haar
vóór dien tijd niet soliedmaar spr. kan die meening niet
deelen. Hij wil echter erkennen, dat de soliditeit door de
gesloten herverzekering belangrijk is toegenomen en dat deze
thans van dien aard is, dat burgemeester en wethouders ge
rust eens kunnen overwegenof verzekering der gemeente
eigendommen bij haar ook gewenscht is. Hij gelooft, dat
het bij onderzoek ook zal blijkendat er nog al een belang
rijk verschil in kosten bestaat tusschen de tegenwoordige ver
zekering en die bij de Leeuwarder maatschappij.
H'erna worden de discussiën omtrent dezen post gesloten
en de post zelf onveranderd aangenomen evenals ook volgnos.
142 en 143.
Thans genaderd tot hoofdstuk VIwordt op voorstel des
voorzitters de vergadering Va uur geschorst.
Bij hervatting der werkzaamheden worden al de posten van
hoofdstuk VI onveranderd vastgesteld, met dien verstande
evenwel dat de post, volgn. 152, kosten van policie 26,620,
ingevolge het onlangs genomen besluit tot nadere regeling
der jaarwedden van de inspecteurs en dienaars van policie
wordt verhoogd met 1490.
Eveneens worden onveranderd vastgesteld de posten van afd.
I van hoofdstuk VII, volgnos. 165 tot en met 173.
Bij volgn. 174, art. 1 van afd. II, kosten van het gym
nasium ƒ30,470, komt de heer van Sloterdijck terug op
het in de tweede sectie genomen besluit, om, in overeen
stemming met den wensch van curatoren van het gymnasium,
het bedrag van dezen post met 60 te verhoogen voor den
aankoop van twee beelden. Dat denkbeeld is door rapporteurs
begroet met de opmerking, dat het hier eene zaak betreft
die minder noodig is. Zij hebben deze zienswijze echter geen
zins geadstrueerd. Het komt spr. voor, dat het der moeite
zou loonen eens op te geven waarom die zaak dan minder
noodig is, vooral waar curatoren en de rector van meening
zijn dat ze wel noodig is. Spr. is overtuigd dat de hierbe-
doelde uitgaaf zou strekken, niet alleen tot versiering van het
gebouw, maar ook tot vorming van de leerlingen die daarin
onderwijs ontvangen. Door aanschouwing wordt het onderwijs
gesteund.
Rapporteurs hebben de zaak echter minder noodig geacht
maar het spreekt van zelf, zegt spr., dat de eene zaak meer
noodig is dan de andere. Daarenboven hebben rapporteurs
ook niet gezegd, dat ze onnoodig is, maar toch hebben ze
geen aanleiding gevonden de bedoelde som van ƒ60 tot ver
hooging voor te stellen. Ook van burgemeester en wethou
ders is niet geblekenwaarom ze den door curatoren voorge
dragen post met ƒ60 hebben verminderd. In verband hier
mede zal het hem aangenaam zijn eenige toelichtingen te
ontvangen, zoo van de commissie van rapporteurs als van
burgemeester en wethouders
De heer Troolstl'a merkt op, dat burgemeester en wet
houders hebben goed gevonden den hierbedoelden post
niet op de gemeente-begrooticg te brengen. In de sec
tiën is misschien door een enkel lid op de wenschelijk-
heid tot opname gewezen, maar dit is niet genoeg voor een
voorstel om den bedoelden post toch aan te brengen. Yoor
zoodanig voorstel moet bepaald op de noodzakelijkheidop
wenschelijkheid kunnen worden gewezen en dat is hier niet
geschied. Ja, de gewenschte beelden zouden welligt strekken
tot eenige versiering van den gang en misschien ook tot eenige
aankweeking van het schoonheidsgevoel bij de leerlingen, maar
toch is het nut er van zeer twijfelachtig te noemen.
Spr. meent, dat bij de vele uitgaven, die ten behoeve van
het onderwijs moeten worden gedaan, iedere verdere uitgaaf
behoorlijk gemotiveerd dient te zijnDat is niet het geval
ten aanzien der hierbedoelde uitgaaf. Er is geen behoefte aan
de beelden, die door curatoren worden gewenscht. Vandaar
dat rapporteurs het in dezen met burgemeester en wethouders
eens zijn.
De heer Wiersma zou bij deze zaak het woord niet hebben
gevraagd, indien hij niet door de vraag van den heer van
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 17 November 1883.
111
Sloterdijck om meerdere inlichting ook van burgemeester en
wethouders, als het ware daartoe is opgeroepen.
Het komt hem voor, dat de kwestie der beelden behoor
lijk is afgepraat tusschen burgemeester en wethouders en het
collegie curatoren, en dat er, nu er niet is een voorstel van
rapporteurs, voor burgemeester en wethouders niets meer is
te zeggen.
Anders was het, indien de commissie naar aanleiding van
den door sommige leden in de sectie daartoe uitgedrukten
wensch, een voorstel hadden gedaan de bedoelde som ad ƒ60
in de begrooting op te nemen, dan hadden burgemeester en
wethouders nader huune zienswijze moeten doen kennen
maar althans in de sectiewaarin spr. wasis de zaak door
leden die tevens curatoren zijn ter sprake gebragt, en nu bestaat
geen de minste aanleiding opnieuw daarover uit te weiden.
Met curatoren is ter zake de noodige briefwisseling gehouden
deze kennen het oordeel van burgemeester en wethouders, en
al is het nu waar, dat curatoren zich niet met dat oordeel
kunnen vereenigendit behoeft voor burgemeester en wethou
ders toch geen aanleiding te zijn om opnieuw daarover te
debatteeren.
Hij wil echter wel mededeelendat het collegie van dage
lijksch bestuur zich geheel aansluit bij de meening door rap
porteurs voorgestaan.
De heer van Sloterdijck merkt op, dat de twee vorige
sprekers het hebben doen voorkomen, alsof het in de sectiën
een enkel lid zou zijn geweest, die op het uittrekken van een
bedrag voor de bedoelde beelden zou hebben aangedrongen
en die enkele leden zouden dan natuurlijk zijn zijdie tevens
lid zijn van het collegie curatoren. Spr meent hiertegen te
moeten opkomen. Bedriegt zijn geheugen hem niet, dan
weid in de 2e sectie, waarvan hij de eer heeft lid te zijn,
het voorstel om den voorgedragen post met 60 te verhoogenj
vrij unauiem aangenomen. Daar had men dan toch te doen
met 6 leden. Dit rijmt niet met de uitdrukking van een
enkel lid
Spr. heeft overigens alle respect voor de zucht om zuinigheid
te betrachtenmaar toch gelooft hijdat men deze niet zoo
ver moet drijven, dat men de begrooting gaat besuoeijen door
weglating van een post van ƒ60, waarvan het nut voor de
hand ligt, vooral niet in een geval zooals hier, omdat van
de hier te besteden ƒ60 ook nog wat in den vorm van sub
sidie van het rijk terug komt.
Hij acht de zuinigheid die hier is toegepast, misplaatst en
doet in verband hiermede het voorstel, den onderwerpelijken
post met ƒ60 voor den aankoop der bedoelde beelden te
verhoogen.
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en dientengevolge
in behandeling genomen
De heer Plantenga deelt mede, dat, naar zijne meening,
een gelijk voorstelin zijne sectie gedaan, is aangenomen met
4 tegen 2 stemmen, terwijl volgens den heer mr. C W. A.
Buma in diens sectie de stemmen er over staakten en wel
met 3 tegen 3.
De heer Dirks zou gaarne worden ingelicht welke beelden
men reeds in het gymnasium heeft en welke men voor de
voorgestelde som van ƒ60 tot m Wikkeling van het schoon
heidsgevoel, zoo als hij zooeven hoorde, denkt te koopen.
Nadat hierop door den Voorzitter aan den heer Dirks in
lichtingen waren verstrekt, wijst de heer MillUOina Buma
er op, hoe wanneer men het oog slaat op de geheele inrig-
ting van het gymnasiumhet blijkbaar is dat men van den
beginne af alles heeft willen aanwenden om het onderwijs
zoo nuttig mogelijk en tevens voldoende te maken. En zal
men dan nu daarvan afwijken en het noodige fonds weigeren,
om door aanschouwelijke voorstelling het in de lessen behan
delde te steunen?
Telken jare is tot dusver voor dat doel een zeer klein be
drag toegestaanzoodat er op dit oogenblik reeds eene daar
mede overeenstemmende collectie aan het gymnasium wordt
gevonden. Door telken jare een klein bedrag toe te staan',
zal men allengs komen tot eene verzamelingdie niet alleen
zal strekken tot versieringmaar ook wel degelijk in het be
lang van het onderwijs. Dat de noodzakelijkheid der voor
gestelde uitgaaf bij curatoren buiten kijf isdaaromtrent kan
spr. mededeelendat dit collegie onlangs uit eigen fondsen
ten zelfden einde eene collectie gravures heeft aangekocht,
die veel meer heeft gekost dan het bedrag waarvan thans
sprake is. Het komt hem voor, dat dit feit genoegzaam de
overtuiging van curatoren en rector voor het noodzakelijke
der voorgestelde uitgaaf aantoont
De heer Wiersma zegtdat waar het hier een post van
slechts ƒ60 betreft, men niet kan beweren dat de gemeente-
financiën er te veel door gedrukt zullen worden. Toch wenscht
hij een enkel woord omtrent deze zaak nog in het midden
te brengen en wel omdat het beginsel, dat hier op den voor
grond wordt gesteld, z. i. niet deugt. Hij vindt het heel
roijaaldat curatoren zich ten behoeve van het gymnasium
uit eigen zak eene uitgaaf hebben getroost tot een hooger
bedrag dan het thans voorgestelde, maar daardoor wordt nog
niet het noodige van de nog te doene uitgaaf bewezen. Hij
zal in het midden laten het nuttige van de gewenschte beel
den, maar hij gelooft, dat, waar men hier eens het onderwijs
met alle vrijgevigheid, maar niet zonder groote offersvolle
dig heeft ingerigt, men er nu ook eens toe moet komen zich
tot het noodzakelijke te bepalen. Hij gelooft dat het een
verkeerd beginsel is te vragen of dit of dat wenschelijk is of
nut kan hebben. Meer dient z. i. de vraag op den voorgrond
te treden of het onderwijs er onder zal leiden, wanneer men^
zooals hier nu, de beelden niet aanschaft en dit zal niemand
beweren.
Hierna worden de discussiën omtrent bet voorstel van den
heer v. Sloterdijck gesloten. Tot stemming overgegaan zijnde,
wordt het aangenomen met 10 tegen 9 stemmen. Tegen
stemden de heeren Andreee, Plantenga, C. W. A. Buma, Kui
pers, Star Busmann, Troelstra, v. Eijsinga, v. Harinxmathoe
Slooten en Wiersma.
In verband hiermede wordt volgn. 174 vastgesteld tot een
bedrag van 30 530 volgn. 175 wordt onveranderd vastgesteld.
Daarentegen leidt volgn. 176, art. 3 van afd. II van hoofdstuk
VII, kosten der burger dag- en avondschool ƒ8605 tot dis
cussie.
De heer Duparc zegtdat burgemeester en wethouders de
door rapporteurs overgebragte opmerkingen uit de sectiën over
de opheffing der burger dag- en avondschool en de oprigting
van eene school voor middelbaar onderwijs met driejarigen
cursus hebben beantwoord door de mededeeling, dat zij meer
malen over die zaak hebben gesproken met den nu overleden
inspecteur van het middelbaar onderwijsden heer dr. Steijn
Parvé, doch dat zij zich voorstellen om, nu de zaak door
dat overlijden eene nieuwe phase is ingetredenmet den