112 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 17 November 1883. nieuw benoemden inspecteur nader van gedachten te wisselen. Gaarne had spr. gezien dat de toezegging van burgemeester en wethouders wat meer pertinent ware geweestin dien zin nl.dat zij hadden verklaard, dat zij deze zaak inderdaad zoo ter harte zouden nemen, zooals dat naar sprs. meening be hoort te geschieden. Sinds jaren is de opheffing der burger dagschool al ter sprake geweest en telkens is men afgestuit op bezwaren die hij beschouwt als niet in de wet te zijn gegrond. Men redeneerde nl. aldus: De wet laat wel toe, dat ontheffing wordt verleend van de verpligting tot op- rigting van zoodanige school, maar niet dat vergunning worde gegeven tot opheffing van eene eenmaal bestaande school. Het is spr. altijd voorgekomendat dit was een spelen met woorden en in dit gevoelen is hij later versterkt door het geen in andere gemeenten is geschied. Arnhem, Amsterdam, 's Hage en Groningendie, naar spr. meent, met Leeuwarden de eenige gemeenten waren, welke een burger dagschool had den opgerigt, hebben alle deze inrigtingen al weder opgehe ven en doen vervangen door eene hoogere burgerschool met driejarigen cursus, die veel meer dan eene burger dagschool voorziet in de behoeften van de kleine burgerij. Nu men voor deze precedenten staat, waaruit blijkt, dat de wet zich niet tegen de opheffing der burger dagschool verzet, gelooft spr. dat men zich niet meer moet laten weerhouden door overwegingen en bezwarendie kunnen worden geacht te hebben uitgediend. Spr. zou wenschendat burgemeester en wethouders thans die zaak tot zich namen met al den ernstwaarop zij regt heeft, en dat zóó spoedig in sprekers zin voorstellen werden ingedienddat nog vóór het begin van den volgenden cursus, 1 September, de opheffing der burger dagschool en de oprig- ting van een hoogere burgerschool met 3-jarigen cursus een voldongen feit kon zijn. Hij gelooft overigens niet, dat die zaak zóóveel voorbereiding eischtdat de bedoelde hervor ming bij goeden wiltegen dat tijdstip niet zou kunnen zijn tot stand gebragt. De Voorzitter kan de verzekering geven, dat het onder werp, waarover de heer Duparc sprak, door burgemeester en wethouders met al dien ernst zal worden behandeld die het verdient. Hij kan voorts verklaren, dat in de eerste vergadering van burgem. en wethouders, welke spr. de eer had te presideren, de opheffing der burger dag en avondschool reeds ampel is bespro ken. Zeer breedvoerig is daarover van gedachten gewisseld. Het bleek daarbij dat het collegie nog geen gevestigde opinie heeft ten aanzien van hetgeen na de opheffing der bedoelde school zal moeten geschieden. Er zijn ook daaromtrent echter al stappen gedaan. Men heeft het advies gevraagd van de commissie van toezigt op de scholen van middelbaar onder wijs in deze gemeente. Daarop heeft de zaak tot dusver ge wacht, maar zoodra dit zal zijn ingekomen, zal ze op nieuw een punt van beraadslaging voor burgemeester en wet houders uitmaken. Spr. hoopt dat dan een besluit zal kunnen worden genomen, waardoor de heer Duparc zal worden be vredigd, maar hoe dat ook zij, gaarne wil hij de toezegging geventot spoedige uitvoering van dat besluitwaartoe men in het belang der gemeente meent te moeten komen. Hierna wordt volgno. 176 onveranderd vastgesteld, evenals volgnos. 177 tot en met 192. Volgnos. 193, art. 19 van afd. II van hoofdstuk VII, „subsidie aan eene muziekschool ƒ1000, wordt in overeenstemming met het door rapporteurs voorgestelde voor memorie uitgetrokken het vrije eigendom der gemeente is geworden. Nu zou het stelsel van den heer Plantenga nog niet zoo kwaad zijn betroffen de geldleeningen altijd zaken die weinig of niets renderen, b.v. scholen, maar dat is op lange na niet altijd het geval, men denke b.v. maar eens aan het land van Mul der, de herberg „de Bleek", de beurs, de veemarkt enz. Deze zullen ook dan blijven renderen, wanneer de daarvoor gesloten leeningen zijn afgelost* Eu wat is er tegen eene haastige aflossing van schuld zooals door burgemeester en wethouders is voorgesteld. Zij is bepaald in het belang der gemeente, want terwijl men van inschrijviug op het grootboek nog niet voluit 4 pet. rente ontvangt, zal men schuld kunnen delgen, waarvan 4Vs pet. moet worden betaald. Alleen dan zou er veel voor het stelsel van den heer Plan tenga te zeggen zijn, wanneer de gemeente-eigendommen en bronnen van inkomst alleen verminderden en er niets bijkwam, maar er zijn tal van tegenovergestelde voorbeelden bij te brengen. Spr. wil het door een voorbeeld verduidelijken. Gesteld, dat de herberg „de Bleek" nog moest worden aan gekocht, dan zou er zeker geen sprake zijn van beleggiug op het grootboek, maar zou men zeker de ƒ35,000, welke men voor de Irnsumerzijl ontvangt, daarvoor doen strekken. Dat zelfde beginsel hebben burgemeester en wethouders gevolgd, alleen met dit verschil, dat, waar zij de te ontvangen 35,000 willen doen strekken tot aflossing der oudste leeningen, niet zoo zigtbaar is, voor welke zaak die som wordt besteed. Spr. gelooft dat. de wegdie door burgemeester en wethouders is gevolgd, beter is dan die van den heer Plantenga, ook door dat de eerste tot vereenvoudiging der administratie zal komen. De heer Duparc is het in deze zaak geheel eens met den heer Plantenga. Spr. heeft in zijne sectie hetzelfde denkbeeld voorgestaan als dat van genoemd lid. Zoo als ook in het rap port is gezegd, betreft het hier een verlies van inkomsten, welke de gemeente jaren lang heeft genotenen die inkom sten nu wenscht spr. ook voor het vervolg te behouden. De heer Wiersina heeft een voorbeeld gesteld ter verduidelijking zijner bewering, maar dat voorbeeld is niet gelukkig gekozen. Het betreft eene geheel andere zaak, dan die, waarmede de raad zich thans bezig houdt. De heer Wiersma doelde op aangekochte vastighedenwaarvoor in der tijd leeningen moesten worden gesloten. Bij verkoop van die vastigheden dus niets rationeler, dan om de opbrengst te bestemmen tot aflossingen van geldleeningen. Hetzelfde beginsel, dat spr. thans wenscht te hebben toegepast, wordt sedert eenige jaren ook gevolgd bij afkoop door belanghebbenden van grondpacht en eeuwige renten. De daarvan ontvangen gelden worden op het grootboek der Nederl. Werkelijke Schuld ingeschreven, om alzoo de vroeger genoten inkomsten niet voor de ge meente te doen verloren gaan. De schuld, die men door de te ontvangen som, wegens opbrengst der Irnsumerzijl wil aflossen, zou toch anders worden afgelost uit de gewone in komsten geheel ook in overeenstemming met de plans der geld leeningen. Gold het hier een toevallige batezooals in der tijd de opbrengst der ruïnen enz van de kazerne, dan was het wat anders, doch hier is het geheel de kapitalisatie van in komsten, jaren lang vast door de gemeente genoten, doch welke door den voorgestelden maatregel na verloop van jaren geheel zal worden gemist. Spr. meent hiertegen te mogen waarschuwen. De heer Wiersina zal de laatste zijn, om niet te erken- V ÖÉtó. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 17 November 1883. 113 Bij dezen post brengt de voorzitter in behandeling het heden morgen ter tafel gebragt verzoek der voormalige com missie der muziekschool van den heer Hageman, om een me- moriepost voor subsidie aan eene muziekschool te behouden. In verband met het omtrent volgno. 193 genomen besluit stelt de Voorzitter voor en wordt bij acclamatie door de ver gadering beslotenaan de adressanten te berigtendat er op de gemeente-begrooting voor 1884 voor subsidie aan eene muziekschool een memoriepost is uitgetrokken en dat indien zij meenen bij den raad verdere stappen te moeten doen daartoe natuurlijk de gelegenheid bestaat. Volgnos, 194 tot 199 worden onveranderd vastgesteld. Laatstgemeld volgno., art. I van aid IV van hoofdstuk VII, „toelage ten behoeve der dienstdoende schutterij 4000" wordt in verband met de later vastgestelde begrooting der schutterij, dienst 1884, verhoogd met ƒ634. De postenvolgnos. 200 tot en met 208 blijven onver anderd. Bij volgn. 209, art. 1 van afd. VII van hoofdstuk VII, „uitgaven ter zake inschrijving op het Grootboek der Ned. Werk. Schuld enz memorie" zegt de heer Plantenga, dat het hem voorkomt, dat op dezen post moet worden uitge trokken het bedrag van ƒ35,000, te ontvangen voor verkoop der Irnsumerzijl, welk bedrag thans is opgenomen onder dat, vermeld onder no. 212 voor buitengewone aflossing van schuld. Hij meentdat er voor gezorgd moet wordendatwaar de gemeente in de Irnsumerzijl een bron van inkomst verliest, daar tegenover weder een andere bron wordt in het leven geroepen. Hij is tot zijne spijt niet mogen slagen de geschie denis der Irnsumerzijl na te gaan. Naar hij echter met grond meent te mogen veronderstellen zijn de opkomsten dier zijl aan de gemeente Leeuwarden, wat men noemt ten eeuwige dage gewaarborgdéquivalent voor indertijd geleden verlies. Het gaat z. i. niet op om het geld dat voor de Irnsumerzijl wordt ontvangente doen strekken tot buitengewone aflos sing van schuld. Men zal dan een bron van inkomst ver liezen, terwijl de leeniugen uit de gewone middelen der ge meente toch zullen worden afgelost. Neen, men dient de koopsom der Irnsumerzijl vast te leggen en daarvoor is de eenigste en soliede manier, inschrijving op het grootboek. De renten dier inschrijving zullen dan de gewone inkomsten ten goede komen. Het eenige verschil tusschen de door hem gewenschtö handelwijze en die van burgemeester en wethou ders isdat de gemeente zich eene kleine opoffering zal moeten getroosten. Men zal 4 pet. krijgen en zou schuld die 4Va pet. doet, kunnen aflossen. Daar tegenover staat echter ook dit, dat het nageslacht dan ook nog van de vastge zette gelden kan profiteren. De heer Wiersma erkent dat er oppervlakkig veel is, dat pleit voor de wijze waarop de heer Plantenga het geld, dat voor de Irnsumerzijl zal worden ontvangen, wenscht te beste den. Van naderbij gezien, is dit echter niet het geval. Volgde men geheel den wensch van den heer Plantenga en werden al de bronnen van inkomst, die de gemeente verliest en waar voor ze geld terug ontvangt, gekapitaliseerd en verder alle buitengewone uitgaven uit leeningen bestredendan zou dit het gevolg zijndat het nageslacht ten nadeele van het tegenwoordig geslacht zou worden bevoordeeld. Men vergete toch niet dat als men leeniug-m sluit, deze binnen een zeker aantal jaren, weder moeten worden afgelost en dat, is dat aantal jaren voorlnj t het voorwerp waarvoor men leende, nendat er veel voor het beweren van de heeren Plantenga en Duparc is te zeggen, maar toch is het niet geheel juist. Hij wil nogmaals er op wijzen, dat men niet alleen leent en heeft geleend voor geheel inproductieve eigendommen zooala b.v. voor scholen, maar ook wel voor zaken, zouals b.v. de beurs. Eene belangrijke leening moest in dei tijd voor de stichting van het beurs- en waaggebouw worden gesloten, maar die leening zal toch na zeker tijdsverloop weor moeten zijn afgelost en dan is het beursgebouw een vrije eigendom der gemeente, dat haar jaarlijks belangrijke inkomsten zal verschaffen. Het spreekt van zelf, men kan gelukkig en minder gelukkig zijn in het kiezen van voorbeeldenmaar als spr. nagaat waar voor alzoo al leeningen zijn gesloten, dan is er veel dat ook weer revenuen afwerpt en dit zal blijven doen. Met het oog hierop ziet hij er geen bezwaar in om de ƒ35,000 der Irn sumerzijl te gebruiken voor buitengewone aflossing van schuld, waarvan de gewone aflossing en rente anders uit de gewone inkomsten en dus voor een deel ook uit belasting zou moeten worden gevonden. Men bedenke ook wel dat het weder overdreven kan worden. De heer Planten ga kan nog aan het door den heer Du parc aangevoerde, omtrent de minder gelukkige keuze van voorbeelden, door den heer Wiersma, nog dit toevoegen dat het land van Mulder en dat van de herberg „de Bleek' thans wel productief ismaar is aangekocht voor een doel waardoor het niet altijd productief zal blijven. Immers, het land van Mulder werd aangekocht voor het maken van eenen beteren toegang naar Oldegalileënterwijl het land bij de herberg „de Bleek" werd aangekocht om bouwterrein beschik baar te hebben voor het stichten van arbeiderswoningen, en voor de stichting van een ziekenhuis, zoo ook de terreinen voor de veemarkt en voor beurs- en waaggebouw Geen zins wenscht spr. verhooging van belasting. Het kleine verschil dat er zal bestaanwanneer de bedoelde som niet voor bui tengewone aflossing van 4Vs pet. schuld wordt gebruikt, maar voor 4 pet. inschrijving op het Grootboek, kan niet van in vloed op de belasting zijn, en de te ontvangen rente zal altijd beschikbaar kunnen blijven voor de betaling der rente van de aangegane geldleeningen. De heer Dirks meent in de eerste plaats te moeten vra gen: wat is het voordeeligst voor de gemeente? E11 dan is htt uitgemaakt waar, dat het is buitengewone aflossing van ver dere schuld met nu hoog genoemde rente. Wil men toch inschrijving ad 4 pet. t dan zal men naar den tegen'woordigen koers nog meer dan 100 pet. moeten geven en neemt man 2Vs pet. inschrijving, dan komt men in nog minder conditie. Daarentegen zal men bij de voorgestelde aflossing ook 35 000 voluit kunnen aflossen en dan nog wel op schuld die 4Va pet. rente doet. Men heeft zich voor de belegging op het Grootboek beroepen op vroeger genomen besluitenmaar moge het waar zijn, dat er werkelijk voorbeelden voor belegging zijn bij te brengener zijn ook voorbeelden te noemen, waar uit blijktdat men vroeger ook wel heeft gemeend auders te moeten handelen. Spreker herinnert zich althans dat indertijd huizen door de gemeente verkocht zijndie voor de stichting van een beursgebouw of tot het bekomen van de St. Antonij- straat waren aangekochtmaar waarvan de latere verkoopsom niet op het Grootboek der N. W. Schuld werd ingeschreven. Dat men thans over de zaak valtkomt hiervandat hier is een concreet gevaldat het hier eene belangrijke som be-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1883 | | pagina 7