114 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 17 November 1883. treft. Was de som minder grootzeker zou men er niet aan hebben gedacht om het outvangene op het grootboek te doen inschrijven. Welk een massa bouwterreinen zijn toch zoo voor en na al door de gemeente verkocht en nooit is de opbrengst daarvan vast gezetzooals men dat noemt. Daarenboven me i vergete ook nietdat het zeer gemak kelijk is eene inschrijving te krijgen maar dat afschrijving heel veel moeite kost. Wat de kazerne betreft, men kan aannemen, dat door den brand daarvan 2 tonnen gouds in de lucht is gevlogen doordien deze onverzekerd was. Eindelijk vraagt de spreker noghoe oud eene bezitting zoude moeten zijn om te val len in den term van verkoopen de opbrengst daarvan op het grootboek te moeten inschrijven De heer Troelstra zegt, dat de meerderheid van rappor teurs zich zeer goed kan vereenigen met het voorstel van burgemeester en wethouders om de te ontvangen ƒ35,000 te gebruiken voor buitenwone aflossing van schuld. Hare argumenten komeu geheel op hetzelfde neer als het geen door den heer Wiersma reeds is gezegd. Het is dus overbodig deze te herhalen. Echter wenscht spr. nog even terug te komen op een punt door den heer Duparc gereleveerd, nl. de bestaande inschrij ving op het grootboekwelke onvervreemdbaar is. Te dien opzigte moet men wel letten op de conditiën waarop de be zittingen waaruit de inschrijving is voortgesprotenzijn aanvaard. Die conditiën bestaan in geenen deele ten opzigte van de Irnsumerzijl. Daarbij geldt alleen de vraag, moet het nage slacht ten eeuwigen dage in het bezit blijven der inkomsten en bij deze vraag dient men rekening te houden met het feit, dat door ons vele uitgaven ook voor de toekomst wor den gedaan. Daarenboven vergete men nie:dat de leenin gen meestal voor 30 of 40 jaar worden gesloten. Gaat men dus over tot buitengewone aflossing, dan zal daarvan het ge volg zijn, dat ook in9de toekomst minder rente zal behoeven te worden betaald. De rente-betaling strekt zich toch niet over enkele maar over tal van jaren uitja het einde daar van is niet te voorzien want het is niet waarschijnlijk, dat de gemeente ooit buiten schuld zal geraken. Het nageslacht zal dus even goel van eene buitengewone aflossing profiteren, als wanneer de 35 mille als vast kapitaal werden belegd. Een en ander in verband met het feitdat het hier niet zulk eene groote som betreft, doet spr. met het voorstel van burgemeester en wethouders raedegaan. Hierna worden de discussiën gesloten en het door den heer Plantenga ingediend amendement, strekkende om de ƒ35,000 der Irnzumerzijl te beleggen op het grootboek der N. W. schuld en alzoo uit te trekken op volgno. 209 in stemming gebragt en verworpen met 16 tegen 4 stemmendie van de heeren Plantenga, Dijkstra, Kuipers en Duparc. In verband met dit besluit wordt volguo. 209, art 1 van afdVII van hoofdst. VIIuitgaven ter zake inschrijving op het grootboek der Ned. Werk. Schuld uitgetrokken voor memorie De verschillende posten van hoofdst. VIII, volgnos. 210 tot en met 215, worden onveranderd gelaten, evenals ook volgnos. 216 tot en met 218 van hoofdst. IX. Bij volgno. 220, art 4 van afd. III van gemeld hoofd stuk „subsidie aan het stedelijk muziekcorps ƒ3000", wordt, ingevolge het heden morgen genomen besluit, in behandeling genomen het voorstel van burgemeester en wethouders naar aan» leiding van het verzoek van den heer H. de Jong, kapel meester van het stedelijk muziekkorps om subsidie ten behoeve eener door hem opgerigte muziekschool. Burgemeester en wethoudersdie dit verzoek in handen hebben gesteld van de commissie voor het stedelijk muziek korps zijn met deze commissie van oordeeldat de 1000 die vroeger werd toegekend aan de muziekschool van den beer Hagemanvoortdurend bestemd moet blijven tot opleiding van muziekanten en tot verbetering van het muziekkorps en stellen in verband daarmede voor de subsidie voor het ste delijk muziekkorps met eene som van 1000 te verhoogen. De Voorzitter licht dit voorstel nog nader toe en deelt daarbij mede dat het de bedoeling is de 1000 geheel ter beschikking van de commissie voor het stedelijk muziekkorps te stellendie daarmede dan naar goedvinden den kapel meester kan steunen in zijn pogen, om het muziekcorps te versterken en te verbeteren door opleiding van jongelieden. De heer Plantenga kan zich niet zoo dadelijk met di voorstel vereenigenHeeft hij het goed begrepen dan zal deze 1000 hoofdzakelijk strekkeu voor opleiding va i jeug dige muziekantenmaar dan vreest hij dat men dan later nog weer zal komen met een voorstel om ook subsidie te verleenen ten behoeve van die muziekschoolmet het oog waarop heden morgen een memoriepost op de begrooting is aan ge bragt Dan zal men een dubbel subsidie hebben en daartegen heeft spr. bezwaar, vooral waar men nog weinig ondervinding ten opzigte van den nieuwen kapelmeester heeft. Hij brengt echter gaarne hulde aan den ijver, door dezen reeds aan den gelegd De heer Wiersma kan den heer Plantenga iulichteu, dat het hier de bedoeling is, om de ƒ1000, die vroeger werd verleend ten behoeve van de muziekschool van den heer Hagemau met het doel om die school een leerschool voor do muziekanten van het stedelijk muziekkorps te doen zijn, thans ter beschikking te stellen van de commissie van toezigt over dat corps ten einde op andere wijze de opleiding van jonge muziekanten te bevorderen. De school van den heer Hage man zou hoofdzakelijk bevorderen de opleiding van jonge muziekanten voor het stedelijk muziekcorpsmaar de heer Hageman heeft niet aan die belofte voldaan Integendeel, de jongelieden die de noodige bekwaamheid hadden opgedaan zijn meestal naar de stafmuziek gegaanzoodat er niets voor de schutterijmuziek overbleef. Door het verdwijnen van den heer Hageman heeft natuurlijk ook zijne muziekschool opge houden te bestaan en nu heeft de heer H. de Jong kapel meester bij het stedelijk muziekcorps eene andere muziekschool opgerigtten einde zelfs er zooveel mogelijk op te kunnen werken, dat dat corps wordt versterkt. In verband daar mede heeft hij verzochtdat de gemeente hem door subsidie in zijn pogen steune en nu zijn burgemeester en wethouders niet ongenegen dien steun te verleenenmaar zij wenschen op grond der bij den heer Hageman opgedane ervaring de toe te stane gelden niet ter beschikking te stellen van den heer de Jongmaar van de commissie van toezigt op het stedelijk muziekcorps. Deze zal dan hebben te beoordeelen in hoever daarover in het belang van dat corps moet worden beschikt. Spr. gelooft overigens wel, dat het wenschelijk is de pogingen tot opleiding van muziekanten te steunen omdat het niet opgaat voor weinig geld goede muziekanten van elders te krijgen. Verslag der handelingen van den gemeenteraad De heer Duparc meentdat men wel moet letten op de omschrijving van den postwelke luidt „subsidie voor het muziekcorps." Wil men nu de gevraagde 1000 besteden tot verbetering van het muziekkorps spr. zal daartoe gaarne zijne medewerking verleenenmaar het isblijkens de gege ven inlichting, geenzins de bedoeling om het muziekAwrps door nieuwe leden te versterkenmaar om de opleiding van jongelieden tot muziekanten te bevorderen. Voor dat doel behoort de voorgestelde 1000 niet onder den onderwerpe- lijkenmaar onder een anderen post te worden uitgetrokken. De omschrijving zou dan moeten luiden„Subsidie ten be hoeve der opleiding van jongelieden tot leden van het ste delijk muziekkorps." De Voorzitter merkt in verband hiermede op, dat de te verleenen 1000 niet uitsluitend zal worden besteed voor opleiding van jongelieden tot muziekantmaar dat daarvan ook een gedeelte zal strekken om het salaris van sommige leden van het stedelijk muziekkorps wat te verbeteren. Aan de commissie van toezigt zal het staan, hoeveel zij voor het een en hoeveel zij voor het andere wenscht te besteden. Den heer van Eijsinga komt het voor, dat de heer Du parc in deze in eene dwaling verkeert. Het idee der muziek- commissie is volstrekt niet om de voorgestelde 1000 uit sluitend te bestemmen voor de muziekschoolneenzij denkt daardoor in de eerste plaats het aantal leden van het muziek korps wat te vergrooten. In de tweede plaats stelt zij zich voor de belooning van hen wat te verhoogen wier salaris wat karig is om dan in de 3e plaatsindien het blijkt dat de muziekschool van den heer H. de Jong werkelijk beant woordt aan het doelwaarmede zij in het leven is geroepen, die muziekschool te steunen. De heer Duparc kan niet zeggen door den heer van Eijsinga van dwaling te zijn overtuigd. Immers, ook volgens dien spreker zal een gedeelte dier ƒ1000 strekken ten behoeve der opleiding van jongelieden tot muziekanten daarin zit juist het bezwaar van spr. De heer Dirks merkt opdat het woord „muziekanten" hier zoo in het algemeen is gebruiktmaar het heeft hier meer eene bijzondere beteekenis. Men weet, dat bij de jonge lieden tegenwoordig veel meer voorliefde bestaat voor piano en strijkmuziekdan voor het bespelen van blaasinstrumen ten. Nu is de school van den heer de Jong vooral bestemd voor het leeren spelen op laatstbedoelde muzijkinstrumenten en daaraan bestaat juist behoefte bij het stedelijk muziekkorps. Zoo mist men tegenwoordignaar hij meento. a. een le clarinettist. Door het vertrek van een der heeren Wede- meijer naar Groningen is die vacature ontstaan en nu bestaat er wegens de geringe bezoldiging aan die functie verbonden, geen gelegenheidom in die vacatuie te voorzien door be noeming van iemand van elders. Nadat de heer Plantenga had opgemerktdat dan toch uit de discussie is geblekendat men hier te doen heeft met twee muziekscholen zij het dan ook met verschillend doel zegt de heer van Sloterdijck nog tot adstructie der zaak, datindien de raad de voorgestelde som toestaatde beste ding daarvan niet naauwkeurig is aangegeven alleen is maar bepaalddat zij moet worden aangewend in het belang van het stedelijk muziekkorpsBij de teleurstellingdie men heeft ondervonden ten opzigte der school van den heer te Leeuwarden, van den 17 November 1883. 115 Hagemandie ook althans ten deele moest strekken in het belang van het muziekkorpsis het dienstig geacht de be schikking over het bedrag aan de commissie van toezigt over dat koips te latenopdat deze zal kunnen zorgen dat de gelden werkelijk in het belang van dat korps worden aan gewend. In hoever de commissie nu die gelden voor opleiding van jongelieden tot muziekant moet besteden, dan wel voorklee ding en wapening van de leden van het muziekkorps is ge heel ter harer beschikking en spr. gelooft, dat de raad dit ook gerust aan haar kan overlaten. Ook stelt hij er belang in dat duidelijk bliikedat nog niets over de definitieve bestemming der ƒ1000 is afgespro ken. Hij wil daardoor voorkomen, dat uit een of ander gezegde, regten zouden kunnen worden geput. Neen, de raad bepaalt alleen dat de bedoelde som zal worden besteed ten behoeve van het muziekkorps. De heer Wier sma gelooftdat men toch wel wat reke ning zal moeten houden met het doel waarvoor burgemees ter en wethouders de 1000 verhooging van de subsidie voor het stedelijk muziekkorps hebben voorgesteld. Zij willen, dat die som zal worden aangewend ten behoeve van het muziek korps maar nu is bij hen de opleiding van jongelieden tot muziekant de hoofdzaakniet de verhooging der tractemen- ten van de tegenwoordige leden van dat korps. Ook bij de commissie heersclit volgens het advies aan burgemeester en wethouders dezelfde meening. Immerszij zegt in haar ad vies, dat zij het wenschelijk acht, dat de ƒ1000 ter harer beschikking worde gesteldopdat zij voor zoover het haar raadzaam voorkomtden kapelmeester zal kunnen steunen in het opleiden en bekwamen van toekomstige leerlingen. Ver der stelt zij als sub 3 van haar advies voor: „De commissie „voor het stedelijk muziekkorps te verzoekendie gelden „voor zoover noodigte doen strekken tot opleiding van „muziekanten." Naar aanleiding van dat advies, dat bij de stukken ter visie heeft gelegen hebben burgemeester en wet houders besloten den raad voor te stellen te besluitende ƒ1000, die vroeger ten beboeve der school van den heer Hageman werd besteed, bij voortduring te bestemmen voor opleiding van muziekanten en tot verbetering van het stede lijk muziekkorps en te dien einde de subsidie voor dat mu ziekkorps met 1000 te verhoogen. Wel degelijk is de op leiding van muziekantenblijkens de stukken hoofdzaak. Is echter waar, wat de heer van EijsiDga heeft gezegd, dan zal alleen voor die zaak wat worden besteed als er wat overblijft en, zullen nu de bezoldigingen van het tegenwoordig personeel van het muziekkorps op eene behoorlijke hoogte worden gebragtdan bestaat daarop weinig kans. Het doeldat het dagelijksch bestuur voornamelijk beooogt, zal dan niet worden bereikt. Dat collegie heeft wel degelijk bij zijn voorstel om het sub sidie voor het stedelijk muziekkorps te veihoogen met 1000, het oog gehad op het request van den kapelmeester den heer de Jong. Wel wil het de commissie voor het muziekkorps niet geheel binden in de beschikkingmaar toch is het dien stig dat rekening worde gehouden met het hoofddoel dat bur gemeester en wethouders hebben beoogt, n.l. de opleiding van jongelieden tot muziekant. Den heer Rengers komt het voor, dat men hier vrij wat in het onzekere rondtast omtrent de bestemming der aange vraagde gelden. Hetgeen door den heer Wiersma is gezegd

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1883 | | pagina 8