Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 27 December 1883.
gegeven wordt in de gemeentescholen te Leeuwardenonder
de navolgende bepalingen
Art. 1. De aanvragen om tot het hier voren bedoeld on
derwijs te worden toegelatengeschieden bij burgemeester en
wethouders van Leeuwarderadeelonder zoodanige mede-
deelingen als door dezen worden noodig geacht.
Art. 2. Jaarlijks vóór den 15 September zenden burge
meester en wethouders van Leeuwarderadeel eene opgave van
de bij hen ingekomen aanvragen aan hunne ambtgenooten
der gemeente Leeuwarden*.
Zij voegen daarbij eene lijst, bevattende de namen der kinde
ren wier toelating wordt verlangdmet vermelding van de
school waarop de plaatsing is verzocht.
Op deze lijst moet tevens de ouderdom der kinderenals
mede de naam van den onderwijzer wiens school zij hebben
doorloopenzoomede die der ouders geplaatst worden.
Later ingekomene aanvragen worden terzijde gelegd.
Art. 3. Als vergoeding in de kosten van het onderwijs
wordt door burgemeester en wethouders van Leeuwarderadeel,
telken jare in de maand Januarij voor ieder uit die ge
meente toegelaten kindbetaald eene som gelijk staande
met de kosten door 't gemeentebestuur van Leeuwarden over
de beide vorige jaren gemiddeld ten behoeve van ieder kind
voor het herhalings-onderwijs gemaakt.
Indien een kind gedurende den cursus de school verlaat
is desniettegenstaande het volle schoolgeld verschuldigd.
Art. 4. Het gemeentebestuur van Leeuwarden zendt jaar
lijks in de maand Julij eene opgaaf aan het bestuur van
Leeuwarderadeel van de kosten, per schoolgaand kind voor
den loopenden en volgenden cursus verschuldigd.
Art, 5. De leermiddelen worden van wege de gemeente
Leeuwarden gratis ten behoeve van de toegelaten leerlingen
verstrektmet uitzondering van die welke door hen ook te
huis worden gebruikt.
De laatstgenoemde worden afzonderlijk in rekening gebragt.
Art. 6. De leerlingen zijn aan alle op dit onderwerp be
trekking hebbende verordeningen onderworpen, welke thans
voor de gemeentescholen te Leeuwarden bestaan of later wor
den vastgesteld.
Art. 7. Het bestuur van elke gemeente kan deze gemeen
schappelijke regeling met het einde van iederen cursus ophef
fen, mits van het voornemen daartoe aan het bestuur der
andere gemeente kennis wordt gegeven minstens drie maanden
vóór het tijdstip, waarop die opheffing wordt gewenscht.
Dit ontwerp-besluit wordtnadat art. 2 door burgemeester
en wethouders zóó is gewijzigd, dat de aanhef luidtjaarlijks
vóór den 15 September en voor zoover betreft de school met
3-jarigen cursus vóór 15 Maart, zenden burgemeester en wet
houders enz., zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
9. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanleiding
van een verzoek van A. J. Feddemaom de voorwaarden te verne
men waarop liij in koop kan erlangen een gedeelte van de
bouwterreinen aan de Sophialaan.
(Zie bijl. no. 23 van het verslag van 's raadshandelingen
over 1883.)
Burgemeester en wethouders stellen hierbij voor
1. Den adressant te kennen te geven, dat het door hem
bedoelde terrein vooralsnog niet zal worden verkocht;
2. burgemeester en wethouders te magtigen het terrein
door eene passende beplanting en eenvoudigen aanleg een
aangenaam uitzigt te geven.
De heer Troelstra zegt, dat het uit de toelichting van
dit voorstel blijkt, dat er in den boezem van het dagelijksch
bestuur nog al verschil van gevoelen bestond omtrent de vraag,
of het hier bedoelde terrein al dan niet moet worden verkocht.
Spr. heeft de stukken gelezen en het terrein nog eens opge
nomen maar naar het hem is voorgekomen, bestaat er weinig
gegrond bezwaar tegen, om den grond aan den man te brengen.
Uit het advies van den directeur der gemeentewerken blijkt
toch, dat als al eene vergrooting der veemarkt noodig mogt
zijn, daarvoor buiten het hier bedoelde terrein nog voldoende
gelegenheid bestaat.
Nu moge het waar zijndat de gemeente zoo nu en dan
behoefte beeft aan terreinenvooral voor den bouw van scho
len maar naar het spr. voorkomt is dit terrein voor dergelijke
inrigting vrij ongeschikt en leent het zich beter om te worden ver
kocht en benuttigd in overeenstemming met de andere terreinen.
Hij is niet overtuigd, dat er tegen verkoop gegronde be
zwaren bestaan. Integendeel hij meent, dat de gemeente door
verkoop belangrijke voordeelen zal behalen, niet alleen door
dat zij de koopsom zal kunnen beuuttigen, maar ook door dat
de te stichten gebouwen en de bewoners daarvan het hunne
zullen bijdragen in de belastingen.
De heer Wiersma kan niet nalaten den heer Troelstra
met een enkel woord te beantwoorden. Die spreker kan tegen
den afstand of verkoop van het hierbedoelde terrein geen
gegrond bezwaar vinden. De meereerheid van burgemeester
en wethouders heeft echter zoodanig bezwaar wel kunnen
vinden en dit ook behoorlijk in het voorstel uiteengezet. Nu
kan spr. allezins toegeven dat, waar men van geen gelijk gezigts-
punt is uitgegaanverschil allezins mogelijk is maar toch gelooft
hij, dat men de zaak niet zoo op zich zelve moet beschouwen.
De directeur der gemeentewerken heeft zich speciaal bepaald
tot eene uitbreiding der veemarkt en nu kan men wel niet
met zekerheid zeggen dat die uitbreiding spoedig noodig zal
zijn, maar is zij noodig, blijkt het, dat er, hetzij voor de
veemarkthetzij voor de gebouwenmeer terrein noodig is
dan gelooft hij dat daarvoor niet in aanmerking moet komen
het terrein waarop door den direeteur is gewezenn 1. dat aan
de Sneekerkade. Dit terrein is voor de uitbreiding zeer on
doelmatig. Men zou moeten vernietigen de daar na tal van
jaren verkregen beschutting tegen de scherpe noordwestelijke
winden, die juist zoo schadelijk voor eene veemarkt zijn.
Daarenboven heeft men het bedoelde terrein juist tot dusver
steeds op het oog gehad voor een abattoir. Burgemeester
en wethouders hebben blijkens hun voorstel den blik wat
ruimer laten gaan dan de directeur der gemeentewerken. Zij
hebben bedacht, dat het terrein ten westen der Sophialaan
het eenige open terrein der gemeente is en nu moge het waar
zijn, dat de behoefte aan zulke terreinen tot dusver meestal
ontstond door noodzakelijken schoolbouw, toch is het ook
waar, dat men niet weet, wat in de toekomst noodig zal zijn
b. v. tengevolge verandering in de communicatie-middelen enz.
Spr. gelooft dat men het best zal doen het hier bedoelde terrein
niet af te staan, tenzij daarvoor buitengewone aanleiding bestaat.
Hij wil gaarne toegeven, dat verkoop een direct voordeel
voor de gemeente zou medebrengenook met het oog op de
personele belasting, maar toch zal de gemeente door het
thans niet te verkoopen ook geene schade lijden. Het terrein
blijft behouden en wanneer het al blijkt, dat de gemeente
zulks dringend noodig heeft, zal men het nog altijd kunnen
te gelde maken.
"Voor het tegenwoordige bestaat er voor verkoop echter
geene dringende aanleiding en waar dit het g^val is. gelooft
spr. dat het beter is het terrein te behouden y want deed men
het nu van de hand en bleek het later, dat de gemeente er
V öiifcXV
j Ij n Ml^l
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 27 December 1883.
163
behoefte aan hadmen zou dan oneindig veel hooger prijs
moeten besteden dan nu kan worden bedongen. Uit een oog
punt van welstand bestaat er voor verkoop ook geene drin
gende noodzakelijkheid. Door eene eenvoudige beplanting
die weinig kosten zal medebrengen, zal aan het terrein een
behagelijk aanzien kunnen worden gegeven.
Ook verdient verkoop geene aanbeveling met het oog op
de behoefte aan bouwterrein. Er is voor het tegenwoordige
weinig of geen behoefte aan grond. Verscheidene huizen
staan ledigzoodat het. stichten van nieuwe slechts langzaam
zal vorderen. In den tegenwoordigen tijd zal men dus voor
een terrein als hier bedoeld ook minder kunnen bedingen, dan
wanneer de tegenwoordige toestanden zich weer eenigzins ten
gunste wijzigen. Dan zal de gemeente een hooger koopsom
kunnen bedingen dan thanszoodat ook in dit opzigt voor
het tegenwoordige verkoop niet is aan te bevelen.
De heer Dupare zal aan het voorstel van burgemeester
en wethouders zijne stem gevenvooral ook op grond der
beweegredenenwaarop het rust. In de eerste plaats heeft
spr. hierbij het oog op de verklaring van burgemeester en
wethouders, dat als nu tot verkoop van het terrein ten wes
ten der Sophialaan wordt besloten eene latere welligt noodige
uitbreiding der veemarkt niet zal kunnen geschieden dan met
opoffering van het terreindat juist 'eigenaardig is aange
wezen voor de oprigting van een abattoir. Spr. drukt op dit
laatste woord. Hij neemt acte van hetgeen burgemeester en wet
houders in hun voorstel omtrent zoodanige inrigting ver
klaren.
Vroeger werd door burgemeester en wethouders niet de
wenschelijkheid van de oprigting van een abattoir bestreden
maar bij herhaling deelden burgemeester en wethouders hunne
bezwaren tegen de oprigting medeop gronden aan de wet
ontleend. Die bezwaren schijnen thans niet meer bij burge
meester en wethouders te bestaan misschien wel, nu zij hebben
gezien hoe te Amsterdam en Rotterdam de handen krachtig
aan het werk zijn geslagen om een abattoir te doen verrijzen.
Uit het voorstel van burgemeester en wethouders verkrijgt
spr. de hoopdat nu weldra ook te Leeuwarden dergelijke
hoogst nuttige inrigting zal tot stand komen. Hij gelooft,
dat de commissie uit den raaddie rapport heeft uit te
brengen omtrent de wenschelijkheid om van gemeentewege
een abattoir op te rigten en de bevoegdheid om het slagten
aldaar verpligt te stellenuit hetgeen thans door burge
meester en wethouders omtrent dergelijke inrigting is gezegd,
moed zal putten om spoedig voorstellen in den gewenschten
zin aan te bieden.
Al ware het nu alleen hierom, zou spr. reeds voor het voorstel
van burgemeester en wethouders stemmen. Doch er is nog meer.
Als de raad besluithet terrein nog niet te verkoopen, dan
wordt niets geprejudicieerd. Blijkt later aldat er dringende
behoefte aan bouwterrein bestaatdan belet nietsom de
heesters die men nu wenscht te doen plaatseneenvoudig
weer weg te nemen en het terrein in veiling te brengen.
Er is voorts nog een puntwaarop spr. meent te moeten
wijzenofschoon het niet in het voorstel van burgemeester
en wethouders is vermeld. Het onderwerpelijk terrein is
indertijd aan de publieke concurrentie onttrokken met het
oog op eene verplaatsing van het spoorweg-station of uit
breiding van het emplacement. Nu gelooft spr. wel, dat met
het oog op den toestand der schatkist eerstgenoemd werk
thans wel niet op de agenda van het departement van water
staat zal voorkomenmaar is hij wel onderrigtdan ligt de
uitbreiding van het emplacement nu reeds wel in het plan van
het spoorwegbestuur. Ook met het oog hieropacht spr. het
niet wenschelijkthans reeds tot verkoop over te gaan.
De heer Troelstra gelooft, dat de bedoeling van den
heer Wiersma toch bepaald deze isom het terrein t<-> be
houden en wel met het oog op eene eventuele nitbrei ling
der veemarkt. Bij spr. rijst dan evenwel de vraag, of er eenig
vooruitzigt bestaatdat uitbreiding der veemarkt binnen be
trekkelijk weinige jaren noodig zal zijn. In het algemeen
kan men zoo iets alligt bijbrengen, maar hier, waardoor ver
koop der gemeente bepaalde voordeelen zouden ten goede
komendient men wel wat met redenen te komen en be
hoorlijk aan te toonendat er gegrond vooruitzigt bestaat
voor de noodzakelijkheid tot uitbreiding der veemarkt.
Nu heeft de heer Wiersma afgekeurd eene uitbreiding aan
den westkant en de heer Dupare heeft zich daarbij gevoegd
vooral met het oog op de eventuele oprigting van een abat
toir maar bedriegt spr. zich nietdan spreekt de directeur
der gemeentewerken ook over gelegenheid tot uitbreiding aan
de zuid- en de noordzijde.
Hij wil erkennenmisschien niet juist op de hoogte te zijn
van den aanvoer van vee ter markt, maar toch heeft hij er
er nooit van gehoord, dat er zoo veel vee werd aangevoerd,
dat de veemarkt bleek te klein te zijn. In verband hiermede
zou hij meenendat uitbreiding in de eerste jaren volstrekt
niet noodig zal wezen.
Daareuboveumen heeft het hier bedoelde terrein pr.mi-
tief willen benuttigen als bouwterreinexpres heeft men
daarvoor ter plaatse trottoirs aangelegd en nu gaat het z. i.
niet aan die bestemming te laten vervallen zonder dat daartoe
bepaalde aanleiding en noodzakelijkheid bestaat. Hij wil gaarne
geloovendat het wel aangenaam is, dat men steeds over
grond kan beschikkenmaar dit kan z. i. niet opwegen tegen
de voordeelen, welke in dezen aan verkoop zijn verbonden.
Eu wat nu den schoolbouw betreftspr, meentdat als de
raad iets anders zou kunnen, hij er niet ligt toe zou komen
het terrein ten westen der Sophialaan voor schoolbouw te
benuttigen. Hij meent dat dit terrein gelijke bestemming
moet erlangen als dat aan de overzijde. Wel is op dit oogen-
blik de behoefte aan bouwterrein niet grootmaar men staat
hier dan toch maar voor eene aanvraag.
Hij wil wel toegevendat een gedeeltelijke verkoop mis
schien niet wenschelijk ismaar met een verkoop en bloc
zou hij zich zeer goed kunnen vereenigen. De conclusie van
het voorstelzooals zij is luidendeacht bij vrij onschuldig
maar hij is tegen wat de heer Wiersma wil, n.l. tegen het
bepaald behouden van het terrein. Hij is niet overtuigd van
de noodzakelijkheid van dat behoud.
De heer Dirks gelooftdat er weinig plekken grond zul
len zijn die zoo zijn besproken als die welke hier wordt
bedoeld. En steeds leidden die besprekingen tot de conclu
sie om die plek niet te verkoopen. Oorspronkelijk was toch
het terrein bestemd voor gebouwen (villa's)maar toen de
aanleg van een spoorweg Leeuwarden Sneek —Stavoren ter
sprake kwamvond men daarin eene vingerwijzing om te be
sluiten het aan de publieke concurrentie te onttrekken. Men
vreesde, dat men het zelf van noode zou hebben voor ver
betering van den toegangsweg naar het station en die ver
betering zou niet kunnen worden bewerkstelligd indien er
huizen op werden gebouwd. Intusschen verliepen er jaren
het spoor van hier naar Sneek kwam klaar en tot heden, nu
men ook reeds met de lijn SneekStavoren druk aan den
gang isis er van stations verplaatsing of vergrooting nog
geene de minste zekerheid. Het is spr. zelfs onbekenddat