164 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 27 December 1883. er in den laatsten tijd sprake meer van is. Het vroeger be staan hebbend argument om het terrein ten westen der Sophia- laan niet te verkoopen is dus vervallen. Thans heeft er zich weder een liefhebber om dat terrein opgedaan. Er komt dus weer liefhebberij om aldaar te bou wen maar nu wenscht de een de aanvraag af te wijzen met het oog op eene eventuele uitbreiding der veemarktterwijl een ander dit wilomdat hij het terrein aan den Harlinger trekweg disponibel wil houden voor een abattoir. Spr. is van tegenovergestelde opinie. Deze groote plek grond aan de Sophialaan heeft al zoolang renteloos gelegen dat men daaraan thans wel eens een einde mag maken. Eu wat nu nog sterker ismen wil het bedoelde terrein niet alleen niet verkoopen maar er tevens nog plantsoen op plaatsen. Hiermede kan spr. zich in het geheel niet vereenigen. Hij gelooft ook, dat, al wordt men ook zoo oud als Methu salemmen niet zal beleven dat het bedoelde terrein anders zal worden gebruikt dan voor den bouw van huizen. Naar zijne meeniDg zal de behoefte aan huizen aldaar zich zoo sterk allengs doen gevoelen dat men het bedoelde terrein als bouw terrein moet aanspreken. Niet doelt hij hierbij op villa's. De behoefte daaraan is hier niet zoo grootgetuige de villa van jhr. de Kempenaer, waarmede door den stichter niet zooveel zijde is gesponnen, dat den bouw van dergelijke hui zen aldaar zou kunnen aanmoedigen. Neen hij doelt hier op kleinere huizen op huizen voor spoorwegbeambten op winkels, waaraan in dezen omtrek veel behoefte is. Van daardat hem zoo zeer toelachte het plan van den vorigen burgemeester den heer mr. W. J v. Weideren baron Ren- gers waarvan hij reeds in eene vorige vergadering met een enkel woord sprak. Hij is er niet voor het verzoek van den adressant in te willigen die slechts een gedeelte van het hier bedoelde ter rein schijnt te willen hebben maar wel voor een publieken verkoop van het geheele terrein. De opbrengst daarvan zou hij dan willen doen strekken tot bestrijding van een deel der kosten der demping van den Eewal. Heden morgen is een voorstel aangeboden om in verband met die demping de gemeente- begro.oting voor 1884 te wijzigen. Men wil het noodige fonds voor die demping aanwijzen welnu laat men nu de eene plek gemeentegrond doen strekken om eene andere plek te verfraaijen en te verbeteren. Spr. hoopt in verband met een en ander zijne stem straks zóó uit te brengen, dat daaruit blijkt, dat hij er tegen is om het terrein gedeeltelijk te verkoopen maar er voorom het in zijn geheel te veilen. Blijkt het bij veiling al, dat er geen voldoend bod wordt gedaandan kan men nog altijd doen zoo als men wil. De heer Wiersma doet opmerken dat de heer Troelstra is geëindigd met de verklaring dat hij niet overtuigd is van de noodzakelijkheid of wenschelijkheid om het terrein ten westen der Sophialaan niet te verkoopen. Spr. kan die meening zeer goed respecteren omdat men hier heeft verschil van standpunt. Dat verschillend standpunt doet den een realisatie van het terrein wenschelijk achten den andere niet, en de raad zal in dezen hebben te beslissen De heer Troelstra heeft echter gevraagd of uitbreiding dev veemarkt in de eerste jaren roodig zal zijn. Spr. kan die vraag noch ontkennend noch bevestigend antwoorden. Hij meent echter wel te kunnen verklaren, dat het belang der geheele provincie naar eene vermeerdering van den veehandel heenwijst. De landbouw is min of meer in een kwijnenden toestand maar daarentegen bloeit de veeteelt. De prijzen der granen dalenzoo tengevolge grooten aanvoer uit Amerika en andere landenals door andere oorzaken. De verbouw daarvan is minder voordeelig Daarentegen zijn de veeprijzen steeds vol doende waartoe zeker een maatregel als de oprigting van een rundvee-stamboek zeer medewerkt Vreemde kooplieden be zoeken thans veel meer dan vroeger onze provincie en markten en doen er belangrijke inkoopen. Van daar ook het voorstel van burgemeester en wethouders om nog eene overdekking voor koeijen op de veemarkt te maken welk voorstel zooeven met algemeene stemmen is aangenomen. Die overdekking zal nog al belangrijke offers van de gemeente vragenmaar toch zal men tot het maken er van overgaan omdat men over tuigd is, dat er nog veel vee isdat minder tegen het ruwe weder bestand is en daarom niet ter markt wordt gebragt. Wat het gevolg zal zijn van dezen maatregel, zal men echter moeten afwachten. Onmogelijk is dit vooruit met zekerheid te zeggen maar waar de boeren meer dan vroeger werk maken van den veefok en de gemeente alles doetom de veemarkt zooveel mogelijk overeenkomstig de eischen in :e rigten en bet vee naar de markt, te trekken daar zou men z. i. niet wijs handelen indien men de gelegenheid ging afsnijden om de veemarkt eventueel gemakkelijk te kunnen uitbreiden. Daarbijhet moge nog nipt zijn gebleken dat de veemarkt te klein is toch is zij ook niet te groot gebleken wanneer de aanvoer nog wat vermeerdert, dan behoort de nood zakelijkheid lot uitbreiding geenzins tot de onmogelijkheden. Er is gesproken over uitbreiding aan den zuid- en noord kant maar deze is niet mogelijk. Aan den noordkant heeft men immers de Langemarktstraatterwijl men aan den zuidkant een sloot heelt met een daarlangs loopenden geenszins te breeden weg. Bij vergrooting der veemarkt zal men zich dus moeten bepalen óf tot het terrein ten oosten óf tot dat ten westen Tusschen dit laatste heeft men echter nog de Hui denmarkt. Wil men dus uitbreiding aan dezen kant, dan zal deze dienen te worden opgeschoven eu zal ook het plant soen wat moeten opschuiven, teu einde te voorkomen dat de bewoners der panden aan de overzijde van de Sophialaan direct gezigt op de veemarkt krijgen. Bij spr. ligt eene vergrooting der veemarkt niet in een zoo ver verwijderd verschiet als misschien bij den heer Troelstra en bij zou het zeer betreuren indien de raaddoor tot ver koop van het terrein .ten westen der Sophialaan te besluiten de gelegenheid tot uitbreiding ging bemoeijelijken. De heer Duparc heeft er op gewezen, dr t burgemeester en wethouders blijk hebben gegeven ten opzigte van hec abat toir van standpunt te zijn veranderddit is minder juist. Het collegie heeft steeds de wenschelijkheid van zoodanige inrigting erkend De bezwaren die indertijd werden bijge- bragtkwamen vooral hierop neer, dat men toen nog niet over zoodanige zaak kon oordeelen Toen had meu alleen maar 's Hertogenbosch waar een abattoir bestond en de daar verkregen resultaten waren van dien aard, dat men op grond daarvan nog geenzins oe wenschelijkheid kon uitspreken. Te- regt is dan ook in het voorstel van burgemeester en wethou ders gezegd, dat wanneer in de hoofdsteden des rijks de nu aangevangen proeven met de abattoirs goede resultaten leve ren eerst dan de mogelijkheid wordt geboren, ook deze ge meente met eene dergelijke inrigting te verrijken. Spr. meent dat vroeger genoeg blijk is gegeven dat men een abattoir wei wenschelijk acht. Men heeft op de gelegen heid gewezen der oprigting van zoodanige inrigting door par ticulier initiatief met subsidie der gemeente en die gelegen- Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 27 December 1883. 165 heid bestaat nog. Maar het spreekt van zeli datzal de gemeente eene particuliere onderneming steunenzij in de eerste plaats moet zorgen voor eene behoorlijke plaats en zoodauige plaats is juist de plek ten westen der veemarkt. Spr. zal echter niet meer uitwijden over bet behoud van dat terrein en evenmin over dat ten oosten der veemarkt. De raad zal thans hebben te beslissen of hij de directe voor- deelen wil waarop door enkele sprekers is gewezendan wel het gemak en het voordeel in de toekomstwaarop het voor stel van burgemeester en wethouders is gegrond. De heer Duparc is van meening, dat liet bij eene zaak als deze waarbij het geldelijk belang der gemeente is betrok ken dienstig isdat niet alleen uit de gewisselde stukken maar ook uit het debat blijkewaarom men het voorstel van burgemeester en wethouders wenschelijk acht of niet. Met het oog hierop zal hij nog een enkel woord aan het door den heer Wiersma gesprokene, toevoegen. Voor het oogenblik moge de veemarkt nog groot genoeg zijn, men moet echter niet vergeten, dat men ten aanzien van den veehandel in den laatsten tijd in een exceptionelen toestand verkeert, zooals ook reeds is gezegd in het zooeven behandelde voorstel van burgemeester en wethouders tot het maken van eene overdekking op de veemarkt. Wel is sedert eenige jaren de invoer van Nederlandsch vee in Engeland zeer belemmerd en is de invoer in Duitschland nu sedert een paar maanden geheel verboden, doch de tijden kunnen ver anderen en wie zou willen beweren dat niet misschien spoe dig weer de invoer van vee naar Engeland en Duitschland geheel vrij kan geschieden Dan zal de aanvoer van vee aan onze markt ongetwijfeld zeer toenemen en de noodzakelijkheid van hare vergrooting geenzins tot de onwaarschijnlijkheden geacht kunnen worden te behooren, vooral niet, indien men een en ander in verband brengt met de geschikte ligging van Leeuwarden voor den uitvoer van vee naar beide genoemde vreemde landen. Onze gemeente leent zich, met het oog op de haven te Harlingenhet best voor den handel op Euge- land, en is in dit opzigt mede gunstig gelegen voor geheel Noord-Duitschland. De heer Troelstra heeft bezwaar tegen het behouden van het terrein ten westen der Sophialaan, maar dit ligt blijkens het voorstel van burgemeester en wethouders, geenzins in de bedoeling. In het le onderdeel der conclusie staat uitdruk kelijk, dat men dat terrein vooralsnog niet wil verkoopen. Doch, al stond dit woord er niet in, dan zou de raad bij aanneming van het voorstel toch nog geenzins voor het ver volg zijn gebonden. Een raadsbesluit is geen wet van Perzen en Meden. Al besluit de raad thanshet bedoelde terrein niet te verkoopen, dan zal hij toch ten allen tijde, zoodra slechts de wenschelijkheid tot verkoop is gebleken daartoe kunnen besluiten. Spr. wenscht te vragenwat een particulier zou doenin dien hij terrein bezatdat hij later misschien zelf voor zijne industrie zou kunnen gebruiken Zeker zou hij niet ligt tot verkoop overgaan. Wat echter meer is, dikwijls heeft de raad besloten en besluit hij nog tot aankoop van vastigheden, die hij eerst in eene verwijderde toekomst zou behoeven te ge bruiken en zal men dan nu, waar de gemeente zelve eige nares is van terrein, dat later misschien zeer noodig zal wezentot verkoop besluiten Nog een enkel woord ten slotte aan den heer Wiersma. Nu door burgemeester en wethouders ten aanzien van de zaak van een abattoir, zulk een blijk van toenadering is gegeven, zal spr. niet meer over het verledene uitwijden. Alleen dit ■Ml wenscht hij nog van de zaak te zeggen, dat, indien burge meester en wethouders bewijzen noodig haddenom van de wettigheid der oprigting van een abattoir overtuigd te worden, hij die nooit noodig had, omdat, naar zijne meening, die wettigheid geheel voortvloeide, niet uit de gemeentewet, die de heer Wiersma aanhaalde, maar uit de wet van 2 Junii 1875. De heer ïroelstra moet terugkomen op het beweren van den heer Duparcals zoude het verbod tot invoer van Ne derlandsch vee in Engeland en Duitschland van invloed zijn op de hoeveelheid van het ter markt aangebragte vee. Spr. meent dat dit verbod daarop geen den minsten invloed heeft en wel omdat het een feit isdat er nu reeds door de boeren zooveel mogelijk vee wordt aangefokt en dit vee moet toch in ieder geval ter zijner tijd aan den man gebragt worden. En wat nu nog het abattoir betrefthij gelooft dat men gerust kan aannemen dat zoodanige inrigting in de eerste 20 a 25 jaren niet binnen Leeuwarden zal verrijzen. Niet dat dergelijke inrigting niet wenschelijk ismaar men stuit daarbij op zooveel bezwaren dat men niet ligt tot de oprig ting zal overgaan. Het is waarde gemeente heeft meermalen terreinen voor het een of ander doeleinde moeten aankoopenmaar om nu voor eene nog geheel onzekere zaak een terrein 20 a 25 jaar renteloos te laten liggengaat z. i. niet op. Ook meent hij dat het nog wel twintig jaar zal duren alvorens men voor eene uitbreiding der veemarkt het terrein ten westen der Sophialaan noodig zal hebben. Wanneer hij bedenktdat voor die uitbreiding niet alleen eerst in aan merking zou kunnen komen het terrein aan den zuidkant der veemarktdat toch volgens den directeur der gemeentewerken eene uitbreiding allezins toelaat, maar ook het terrein vóór de huidenmarkt en de huidenmarkt zelve, dan kan hij bepaald niet inziendat men spoedig aan den ten oosten daarvan ge legen grond behoefte zal krijgen. Het gaat hem als den heer Dirkshij zou de koopsom van dien grond gaarne in mindering willen doen strekken van de kosten, verbonden aan de demping der gracht langs den Eewal en het Heerenwaltje. Den heer Brunger komt het voor, dat er in deze zaak niet veel licht meer is te ontsteken. Toch wenscht hij nog eene enkele opmerking te maken in verband met het beweren van den heer Wiersma, dat de veefok bloeit ten koste van den k.?uw,' ^Pr* wenscht er n.l. op te wijzen, dat, zoodra ook de lijn Sneek Stavoren gereed zal zijnde geheele zuidwesthoek van Friesland, die voor het meerendeel uit weiland bestaat, met de hoofdstad eene gemakkelijke en directe communicatie zal hebben. En waar nu in dien hoek weinig bouwland wordt aangetroffen, ligt het z. i. voor de hand dat de aanvoer van vee uit dien hoek hier ter markt zeer zal toenemen. Het kan z. i. niet anders of die directe verbinding moet effect hebben op de hoeveelheid vee, die hier ter markt wordt gebragt. Spr. aclit eene uitbreiding der veemarkt binnen betrekkelijk korten tijd gansch niet onmogelijk en waar hij niet gaarne de gele genheid voor zoodanige uitbreiding wil verminderen, zal hij zijne stem voor het voorstel van burg. en weth. uitbrengen. Hierna worden de algemeene beraadslagingen gesloten en wordt onderdeel 1 van de conclusie van het voorstel van bur gemeester en wethouders aan de orde gesteld. Dit onderdeel wordt evenals onderdeel 2 met 15 tegen 3 stemmen aange nomen. Tegen stemden de heeren DirksAndrese en Troelstra. Dientengevolge is besloten:

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1883 | | pagina 4