28
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 14 Februarij 1884.
geopperd bezwaar omtrent de noodzakelijkheid om het kohier
na de vaststelling op nieuw te doen drukkenop zeer een
voudige wijze zijn tegemoet te komen, n.l. door na de vast
stelling te doen drukken en verkrijgbaar te stellen eene lijst
van wijzigingen.
Den heer Plantenga komt dit laatste minder gewenscht
voorHij gelooftdat het den betrokken personendie op
zoodanige lijst voorkomenniet zeer aangenaam zou zijn
dat zoo zou blijkendat juist hunne aanslagenen niet die
van anderen door den raad waren gereviseerd.
Hij is echter wel voor drukkenwant hij is overtuigd, dat
hierdoor niet alleen de behandeling van het kohier veel wordt
vergemakkelijktmaar ook van de mogelijkheid om zoodoende
eens van ter zijde inlichtingen omtrent sommige belasting
schuldigen te erlangen.
De heer van Harinxma thoe Slooten merkt opdat
de voorzitter heeft gezegd dat hij niet het voorregt had een
voorstel tot drukken namens burgemeester en wethouders te
kunnen doenmaar dit betreft alleen het kohier zooals het
thans is liggende. Ook spr. is niet tegen drukken. In hoofd
zaak kan hij zich geheel aansluiten aan hetgeen in dezen door
den heer Wiersma is gezegd. Deze heeft er reeds op gewe
zen dat het kohier tot dusver zoo wat om de 3a4jaarwerd
gedruktin welk geval de kosten zich natuurlijk over ver
schillende jaren verdeelen. Ook is hetzooals reeds is op-
emerktniet wenschelijkdat het publiek kan nagaan, wie
er belastingschuldigen in den raad zijn behandeld en wie
nieten dit zal toch het geval worden wanneer men het
kohier thans reeds laat drukkennu het eigenlijk nog maar
is een voorstel van burgemeester en wethouders.
Er is echter nog meer. Er is gewezen op de wenschelijk-
heid om het kohier in druk voor iedereen verkrijgbaar te
stellenmaar wat heeft de ervaring hieromtrent geleerd
Ditdat de belangstelling van het publiek in dezen buiten
gewoon gering is. Naar spr. meent is bij eene vorige gele
genheid geblekendat slechts voor de sociëteiten een exem
plaar werd gevraagdmaar meer ook niet. Men moet zich
in dezen geen overdreven illusiën voorstellen. Die woorden
„publieke belangstelling" klinken veel meer dan zij in wer
kelijkheid beteekenen.
Daarenboven kunnen belangstellenden ten allen tijde tegen
betaling der kosten een afschrift van het kohier bekomen.
De heer Troelstra is tot de toevoegingomtrent de ver
krijgbaarstelling van het kohier en het publiek maken daar
van gekomen omdat hij meentdat bij vorige gelegenheid
toen het kohier op voorstel van den heer Hommes werd gedrukt,
het doel van den voorsteller niet is bereikt. Hij herinnert
zich toch dat hem wel is gevraagdof het kohier voor par
ticulieren te verkrijgen wasdoch dat hij op die vraag geen
pertinent antwoord kon geven.
Daarenboven gelooft ook hij dat drukken en verkrijgbaar
stellen bepaald wenschelijk isom te kunnen profiteren van
inlichtingendie men van buiten af ontvangt.
De heer Duparc zegtdat er gesproken is over de kosten
welke van het drukken van het kohier een gevolg zullen zijn,
maar z. i. heeft de ervaring geleerddat die kosten niet zoo
veel bedragen of zij worden ruimschoots opgewogen door de
verhoogingenwaartoe men komtwanneer men het gedrukt
kohier op zijn gemak te huis kan nagaan. Het ligt voor de
hand dat het nagaan van het geschreven kohier meer vlugtig
moet geschieden. Daarenboven vergete men niet de wijzi-
gingwelke de behandeling van het kohier heeft ondergaan.
Vroeger, vóór de laatste wijziging der gemeentewet, werd
het primitief kohierzooals dat door burgemeester en wet
houders was opgemaaktter visie gelegd doch dit geschiedt
nu eerst dan, wanneer ieder belastingschuldige zijn aanslag-
billet aan huis ontvangt. De gelegenheid om het kohier in
te zienzooals het door burgemeester en wethouders is op
gemaakt bestaat thans niet meer en daarom kan spr. er
volstrekt geen bezwaar inzien om het kohier nu reeds te doen
drukken. Hij kan in dezen geheel met den heer Troelstra
medegaan. Ook hij hecht nog al aan de inlichtingen, die
men van buiten af ontvangt en meent, dat de ƒ80, welke
men aan den eenen kant uitgeeftruimschoots aan de andere
zijde zullen worden teruggevonden.
Hierna wordt met 17 tegen 2 stemmen besloten het aan
geboden kohier te doen drukken het tegen den laagst mo
gelijken prijs verkrijgbaar te stellen en aan die verkrijgbaar-
stelling de noodige bekendheid te geven.
Tegen verklaarden zich de heeren Wiersma en v. Harinxma
thoe Slooten,
In verband met dit besluit wordt door den voorzitter voor
gesteld te bepalen dat het sectie-onderzoek binnen 14 dagen
moet zijn afgeloopen,
Naar aanleiding eener opmerking van den heer van Slo-
terdijckomtrent mogelijke overschrijding van dezen termijn,
in verband met de onzekerheid wanneer het kohier zal zijn
afgedrukt, deelt de Voorzitter nog mede dat hij vertrouwt
dat het drukken binnen 1 week zal kunnen bevorderd wor
den. Hij hoopt dat de leden den 2In dezer reeds in het be
zit van een gedrukt exemplaar zullen zijnmet welken da
tum dan ook de termijn voor het sectie-onderzoek moet wor
den gerekend te zullen beginnen. Dienovereenkomstig wordt
besloten.
IV. Nog wordt ter tafel gebragt
1. Eene aanvraag van het bestuur van het nieuwe stads
weeshuisom wijziging der begrooting van die instelling
over 1883.
2. De rekening en verantwoording der uitgaven van de ka
mer van koophandel en fabrieken over 1883.
3. Eene aanbeveling tot benoeming van eene voogdes van
het nieuwe stads weeshuis, ter voorziening in de vacature,
ontstaan door het overlijden van mevr. WitteveenBolman.
Hierop komen voor de dames:
1. mevr. M. L. BurgerSuringar; 2. mevr O. J. J. Buma—
Wijckerheld Bisdom3. J C. Beucker AndreasFrancois.
4. Een verzoek van den heer ds. B. Bolleman van der
Veen, predikant te Eernewoudeom uitkeering van eene aan
de pastorie te Eernewoude aankomende grondpacht ten laste
der gemeente Leeuwarden, groot per jaar ƒ1.68 en nog ver
schuldigd over de jaren 1872 tot en met 1883.
Wordt besloten
de aanvraag sub 1 ten fine van onderzoek en rapport te
stellen in handen van de heeren Tioelstra, Kuipers en van
der Scheer, de rekening sub 2 ten gelijken einde in handen
van de heeren Dijkstra, Plantenga en Beucker Andre®, het
verzoek sub 4 in handen van burgemeester en wethouders
ten fine van beschikking en de aanbevelingvermeld onder
no. 3ter visie te leggen om in eene volgende vergadering
tot benoeming over te gaan.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 14 Februarij 1884.
29
V. Wordt medegedeeld:
1. Dat bij openbare aanbesteding is gegund a. het maken
van een riool in de te dempen gracht langs den Eewal enz.
en het doen van graafwerken voor het aanbrengen van eene
brandwaterleiding aldaar aan J. Dokter alhier voor f 14,700
b. de levering van portland cement steenen riolen putten
en buizen voor de sub a bedoelde riolering enz. aan H. Jon
genburger te Waddinxveen voor ƒ2580.
2. Een schrijven van ged. staten van Friesland, d.d. 31
Jauuarij j.l.waarbij zij te kennen geven, dat de hun toe
gezonden gedetailleerde raming van kosten van het wegruimen
van een gedeelte van den dwinger het klein Fentje, hun geene
geene aanleiding tot op- of aanmerkingen heeft gegeven en
dat zij voornemens zijn aan de provinciale staten een voorstel
te doen tot het toekennen van eene subsidie voor dat werk
ten bedrage van 50 °/0 van de geraamde kosten.
3. Eene missive van de kamer van koophandel en fabrieken
in deze gemeentewaarbij wordt medegedeeld dat tot voor
zitter der kamer is herbenoemd de heer G. Menalda Az.
en tot onder-voorzitter de heer J. v. Mesdag.
4. Eene herinnering van den commissaris des konings in
Friesland aan de inzending van advies op eenige bij ged
staten ingediende reclames tegen aanslagen in den hoofdelijken
omslag.
5. Een schrijven van den heer F. Witteveenhoudende
mededeeling van het overlijden zijner moeder mevrouw S.
Witteveen— Bolman.
Wordt besloten:
De ouder nos 1 2 en 3 vermelde mededeelingen voor
kennisgeving aan te nemen aan de herinneringomschreven
onder no. 4, zoo spoedig mogelijk te voldoen, en het schrijven,
bedoeld bij no. 5te beantwoorden door een brief van rouw
beklag.
VI. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den
oproepingsbrief vermelde punten
1. Voorstel van burgemeester en wethouders betreffende de
vestiging van eene erfdienstbaarheid, op landen nabij Schilkampen
en het maken ven eene voetbrug aldaar.
(Zie bijlage no. 4 van het verslag van 's raads handelingen.)
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform
de strekking van dit voorstel beslotenniet over te gaan tot
het vestigen der erfdienstbaarheidbedoeld bij raadsbesluit
van 25 Januarij 1883 en het Hooghout te Schilkampen te
doen vervangen door eene doelmatige vaste brug.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanleiding
van een verzoek van F, K. Bokma en de firma Swildens en
Kuipersom ontheven te worden van de betaling der retributie
voor het gebruik van den Harlinger trekweg.
Hierbij wordt voorgesteld het verzoek van adressanten als
niet voor inwilliging vatbaar, te wijzen van de hand.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt dienover
eenkomstig besloten.
3. Voorstel van burgemeester en wethoudersstrekkende om
de jaarwedde van mej. W. v. d Sluisonderwijzeres in de
vrouwelijke handwerken aan de gemeenteschool no. 11 met
ingang van 1 Januarij j.l. te brengen op f 250.
Bij acclamatie wordt hiertoe besloten.
4. Ontwerp-verordening op het bestuur van het stads zie-
ken huis.
(Zie de ontwerp-verordening opgenomen in bijlage no, 1 tot
het raadsverslag over 1884zooals deze door den heer Du
parc herzien in de vorige vergadering gewijzigd aangebo
den en dienovereenkomstig op nieuw gedrukt aan de leden
is toegezonden.)
Algemeene beraadslagingen hebben hieromtrent niet plaats,
waarom de verschillende artikelen der verordening aan de orde
worden gesteld.
Artt. 1 2 en 3 worden onveranderd vastgesteld.
Art. 4 leidt tot 'eenige discussie.
Dat art. luidt: „De commissie benoemt uit haar midden
een secretaris-penningmeesterdie door een door de commis
sie aan te wijzen bezoldigd beambte wordt bijgestaan.
De jaarwedde van dezen beambte bedraagt 150. Zijne
instructie wordt door de commissie vastgesteld en aan den
gemeenteraad medegedeeld."
Bij den heer Reeling Brouwer is de vraag gerezen, of
het wel noodzakelijk is dat een afzonderlijk ambtenaar wordt
benoemd om den secretaris-penningmeester in de administra
tie bij te staan en of niet de vader de hierbedoelde adsisten-
tie zou kunnen verleenen. Als hoofd van eene betrekkelijk
kleine inrigting heeft deze z. i. niet zooveel te doenof hij
zou den secretaris-penningmeester wel zeer goed kunnen bij
staan. Het is daaromdat hij omtrent dit punt gaarne
eenige inlichting zou ontvangen.
De heer Bruin sma deelt hierop mededat in vroegere
tijden de vader werkelijk den secretaris-penningmeester wel
in de administratie hielp. Toen werden de zieken-registers
ingeschreven door de geneeskundigen onder wiens behande
ling de patiënten warenterwijl de voedingsstaten werden
ingevuld door den vaderin overleg met den secretaris. La
ter heeft men echter een vader gekregendie minder goed
met de administratie bekend was. Men heeft toen een afzon
derlijk beambte aangesteld wiens werkkring zich langzamer
hand zóó heeft uitgebreiddat thans eene bezoldiging van
f 150 noodig wordt geacht. Den intusschen benoemden nieu
wen vader kon men ook minder goed een deel der admini
stratie opdragenwant moge die administratie oppervlakkig
van weinig beteekenis schijnentoch zou het den leden bij
inzage der verschillende registers blijkendat zij nog al van
eenigen omvang is.
Nu gaat het toch niet op van den secretaris-penningmees
ter te vergen om al die werkzaamheden nog boven zijne ge
wone te verrigten.
De heer Reeling Brouwer bedankt den heer Bruinsma
voor de gegeven inlichtingmaar zou het toch wenschelijk
achten om in het vervolg aan den vader zooveel mogelijk de
administratie over te laten.
Hierna wordt art. 4 onveranderd aangenomenevenals ook
artt. 56 en 7.
Art. 8 leidt tot eenige discussie.
De heer Plantenga merkt opdat in dit artikel wordt
gesproken van „gemeentebestuur"terwijl op andere plaat
sen in de verordening wordt gelezen „raad" of „burgemeester
en wethouders". Hij meent dat aan het woord „gemeente
bestuur" nog al eens verschillende uitleggingen worden ge
geven en zou het dus beter achtendat hier het woord „ge
meentebestuur" werd vervangen door „burgemeester en wet
houders".
De Voorzitter deelt mede, dat bij burgemeester en wetbou-