60
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 27 Maart 1884.
Nadat de heer Minnema Buma nog nader de reden had
ontvouwdwaarom hij de zaak ter sprake heeft gebragt en
de heer Bruinsma er op gewezen had, dat van Bateies met
het minste regt op het pad kan doen gelden en men dus hier
te doen heeft met een geüsurpeerd regtzegt de Voorzit
ter, dat het in de bedoeling van burgemeester en wethou
ders ligt omwanneer hun voorstel mogt worden aangeno
men niet met van Bateles in overleg te tredenmaar hem
eenvoudig het plaatsen der karren op het pad te verbieden.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming conform het
voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
De heer Dirks onthield zichals mede-adressantvan me
dewerking tot dit besluit.
Op voorstel van den heer Wiersma wordtmet afwijking
van de volgorde op den oproepingsbrief, thans in behande
ling genomen
5. Voorstel van burgemeester en wethouders betreffende het
meten en wegen van granenzaden en peulvruchten in deze
gemeente.
(Zie bijlage no. 7 van het verslag van 's raads handelingen
over 1884.)
De heer Dirks stelt als motie van orde voorom de be
handeling van dit punt tot de of wel tot eene volgende ver
gadering aan te houden. Het betreft hier eene zaak van
groot belangwaaromtrent men niet overhaast te werk moet
gaan. Daarenboven zijn de vele stukken heden nog vermeer
derd met een kras adres van het bestuur der afdeeling „Leeu
warden" van de Friesche maatschappij ter bevordering van
landbouw en veeteelt. Dat adres is wel voorgelezenmaar
men heeft toch geen gelegenheid gehad het h tête reposée na
te gaan. Dat wenscht hij en daarom heeft hij uitstel van
behandeling voorgesteld. Ook kwam daarbij nog in aanmer
king de vele zaken welke voor heden nog te behandelen zijn
en afgedaan moeten worden.
De heer Wiersma doet opmerken dat de heer Dirks
heeft gesproken van de belangrijkheid der zaak waarvoor men
thans staat. Zij is evenwel niet alleen belangrijk maar ook
hoogst moeijelijk Zij betreft handelstransactiën en waar men
nu aan de wenschen van den een toegeeftdaar schaadt men
alligt de belangen van een ander. Met het oog op die be
langrijkheid en moeijelijkheid meent hij het denkbeeld te moe
ten opperenof het niet wenschelijk is de zaak in de sectiën
te brengen.
De motie van den heer Dirks wordt hierna zonder hoofde
lijke stemming aangenomen terwijl tevens wordt aangenomen
een daarna door den heer Wiersma gedaan voorstel om de
zaak in de sectiën te doen onderzoeken. Vijf leden verklaar
den zich echter hier tegen en wel de heeren Duparc, Dirks,
v. EijsingaKuipers en van Sloterdijck.
Op voorstel van den voorzitter wordt voorts beslotendat
het onderzoek in de sectiën binnen eene maand moet zijn
afgeloopen.
6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot afwijzing
van het verzoek van C. Molenaarvertegenwoordiger van de
firma Asman Molenaarborg voor den voormaligen pachter
van het buffet in de beursG. H. Fortwenglerom kwijt-
schelding of vermindering van een gedeelte der pachtsom.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt tot afwij
zing van het verzoek besloten.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders strekkende om
aan mr. A. Teltingmet ingang van 1 Mei e.k. eervol ont
slag te verleenen als archivaris dezer gemeente.
Zouder discussie en hoofdelijke stemming wordt dienover
eenkomstig besloten.
8. Voorstel van burgemeester en wethouders op een verzoek
van den heer J. J. Munniks de Jongh om eervol ontslag als lid
der commissie van toezigt op het lager onderwijs.
Conform de strekking van dit voorstel wordt besloten: aan
den heer J. J. Munniks de Jongh, met ingang van den l
April 1884 eervol ontslag te verleenen als lid der commissie
van toezigt op het lager onderwijsonder dankbetuiging voor
de langdurige en gewigtige diensten door hem aan het lager
onderwijs in deze gemeente bewezen.
9. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling
eener instructie voor den geneesheer-directeur van het stads
ziekenhuis.
De drie eerste artikelen der ontwerp-instructie welke door
burgemeester en wethouders bij dit voorstel ter vaststelling
worden aangebodenleiden tot geene discussie.
Bij art. 4 vestigt de heer Duparc echter de aandacht op
de laatste alinea, luidende: „In dit register of zoo noodig in
een afzonderlijk registerworden van de belangrijkste ziekte
gevallen naauwkeurige aanteekeningen gehouden omtrent het
verloop en den voortgang der ziekte". Spr. meent dat de
woorden „en den voortgang" gerust kunnen vervallen. Hij
wenscht aan de hier tegenwoordige medici te vragen of „het
verloop" der ziekte niet alles in zich sluitzoowel het begin
als het einde.
De Voorzitter stelt hierop voor de bedoelde woorden te
doen vervallen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt daartoe besloten en art. 4
dus gewijzigd vastgesteld.
Art. 5 wordt onveranderd goedgekeurd.
Daarentegen wordt in art. 6 ep voorstel van den heer
Duparc gelezen in plaats van „vrouwen van ontucht" „pu
blieke vrouwen", eene benaming, welke overeenstemt met
dievoorkomende in de volgende artikelen en met die in de
verordening op de huizen van ontucht enz
Artt. 7 89 en 10 leiden tot geene op- of aanmerkingen
en worden onveranderd vastgesteld
Bij art. 11, luidende: „Bij levensgevaar van een verpleegde,
doet de geneesheer-directeur of bij ontstentenis de vader on
middellijk de bloedverwanten of de geestelijke van de gezindte,
waartoe de verpleegde behoortkennis geven"zegt de heer de
la Faille dat hij het wenschelijk achthet woordje „of'
tusschen „de bloedverwanten" en „de geestelijke" te vervangen
door de woorden „en des verlangd". Hij vindt dit duidelijker.
De heer Bruinsma heeft hiertegen wel eenig bezwaar.
Het is toch bekenddat bij de Katholieken en misschien ook
wel bij de Israëlietende geestelijke bij stervenden behoort
te worden toegelaten. Nu meent hij dat men die toelating
niet moet laten afhangen van den directeur van het zieken
huis of van wie dan ook Als men bepaald eenige verande
ring wildan zou hij de woorden „desgewenscht" nog liever
willen gebruiken. De zaak blijft dan meer facultatief.
Nadat hieromtrent nog eenige bespreking had plaats gehad
tusschen den Voorzitter en den heer Bruinsmawordt be
sloten het woordje „of" te doen vervangen door de woorden
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 27 Maart 1884.
61
„desgewenscht" en art. 11, dus gewijzigd, vast te stellen.
Art 12 wordt onveranderd goedgekeurd.
De redactie van art. 13 wordt op voorstel van den heer
Duparc zóó gewijzigd, dat zij luidt: „Indien de geneesheer
directeur door ongesteldheid wordt verhinderd de dien in het
ziekenhuis waar te nemen, geeft hij daarvan onmiddellijk ken
nis aan den burgemeester, met opgave van de wijze, waarop
hij vermeent, dat in zijne dieust kan worden voorzien."
Artt. 14 15 16 17 en 18 worden onveranderd vastgesteld
Omtrent art. 19 heeft eenige benpreking plaats tusschen
den heer de la Faille en den Voorzitter. Dat artikel
luidt: „Geene benoodigdheden voor het ziekenhuis hoege
naamd worden aangeschaft zonder bonaf te geven en ge-
teekend door een lid van de commissie van bestuurdaartoe
door de commissie aan te wijzen.
De heer de la Faille vraagtof deze bepaling eigenlijk
wel in de instructie van den geneesheer-directeur behoort,
waarop de "Voorzitter er op wijst, dat de bedoeling van
dit artikel is om te doen uitkomen dat de geneesheer-direc
teur niet bevoegd is benoodigdheden voor het ziekenhuis
welke ook aan te schaffen.
In verband hiermede wordt de redactie van het artikel zoo
gewijzigd, dat wordt gelezen: „Hij is niet bevoegd benoo
digdheden voor het ziekenhuis hoegenaamd aan te schaffen
zonder bonaf te geven en geteekend door een lid van de
commissie van bestuurdaartoe door de commissie aan te
wijzen."
Artt. 20 en 21 worden onveranderd goedgekeurd.
De geheele instructie wordt hierna vastgesteld als volgt:
INSTKUCTIiö
voor den Geneesheer-Directeur van het stads ziekenhuis.
Art. 1. De geneesheer-directeur is verantwoordelijk voor
de behandeling van alle lijdersdie in het stads ziekenhuis
worden verpleegd.
Art. 2. Hij beoordeelt en beslist bij aankomst van ieder
lijder of deze overeenkomstig de verordening in het gesticht
kan worden opgenomen en geeft in dat geval de noodige
bevelen voor zijne onmiddellijke reiniging en kleeding.
Tevens bepaalt hij in welk lokaal de lijder zal worden ge
plaatst.
Art 3. Hij is verpligt de zieken dagelijks zóó tijdig te
bezoeken dat de voor te schrijven voeding des namiddags
te een uur gereed kan zijn.
Art. 4. Hij houdt een register waarin de namen der lijders,
hun ouderdom geboorteplaats en godsdienstige gezindtede
aard der ziekte en de data van opneming en ontslag of over
lijden worden opgeteekend.
In dit register, of, zoo noodig, in een afzonderlijk regis
ter worden van de belangrijkste ziektegevallen naauwkeurige
aanteekeningen gehouden omtrent het verloop der ziekte.
Art. 5. Hij draagt zorg dat eiken morgen tijdens zijn be
zoek een lijst worde opgemaakt van de door hem voor te
schrijven voeding voor eiken lijder.
De dagelijks uit deze lijsten op te maken verzamelingstaat
wordt door hem onderzocht en voor „gezien" geteekend.
Art. 6. Hij teekent de voor te schrijven geneesmiddelen
dagelijks in de daarvoor bestemde receptenboeken op.
Voor de geneesmiddelen ten behoeve van den dienst in het
hoofdgebouw die in het hulp-ziekenhuis en die bij publieke
vrouwenworden afzonderlijke receptenboeken gehouden.
Art. 7. Hij is verpligt aan de herstelden of aan dn on-
herstelbaren zoo hun toestand gedoogt dat zij naar elders
worden overgebragthet langer verblijf in het gesticht te
ontzeggen. Zoo de herstelde of de onherstelbare elders geen
huisvesting bekomen kanwordt het ontslag niet verleend
zonder toestemming van den burgemeester.
Art 8. Hij regelt, onder goedkeuring der commissie van
bestuurden huishoudelijken dienst in het ziekenhuis
Wanneer ten behoeve van den dienst in het ziekenhuis de
aanstelling van beambten bedienden oppassers of opj asse
ressen noodig is, geeft hij daarvan kennis aan de commissie
van bestuur.
Art 9. Wanneer een zieke godsdienstige toespraak of hulp
verlangt, dan laat de geneesheer-directeur daarvan kennis
geven aan een geestelijke of leeraar van de gezindte des lij
ders en geeft hij gelegenheid tot het verlangd bezoek.
Art. 10 Verlangen verwanten van een lijder, dat hij door
een leeraar of geestelijke wordt bezocht, dan geeft de ge
neesheer-directeur daartoe verlof.
Art. 11. Bij levensgevaar van een verpleegde doet de ge
neesheer-directeur, of, bij ontstentenis, de vader onmiddellijk
de bloedverwanten en, des gewenscht, de geestelijke van de
gezindtewaartoe de verpleegde behoorthiervan kennis
geven.
Art 12. Het bezoek van bloedverwanten bij verpleegden
wordt met goedkeuring van den geneesheer-directeur toege
laten zoo zij in levensgevaar verkeeren dagelijks en anders
des Woensdags en Zondagsnamiddags van 1 tot 2 uur.
De geneesheer-directeur draagt zorg, dat de publieke vrou
wen in het ziekenhuis niet worden bezocht door bordee'hou-
ders of bij hen inwonende personen.
Art. 13. Indien de geneesheer-directeur door ongesteld
heid wordt verhinderd den dienst in het ziekenhuis waar te
nemen geeft hij daarvan onmiddellijk kennis aan den bur
gemeester met opgave van de wijze waarop hij vermeent
dat in zijnen dienst kan worden voorzien.
Art 14. Hij is verpligt burgemeester en wethouders en
der commissi*' van bestuur te dienen van raad en voorlichting.
Art. 15. Hij is verpligt de vergaderingen der commissie
van bestuur bij te wonen, wanneer hij daartoe wordt uitge-
noodigd tenzij geldige redenen hem verhinderen.
Art 16. Hij houdt voortdurend toezigt op de verwarming,
verlichtiug, reiniging en luchtverversching in de lokalen, op
de kleedirig en liggiDg der verpleegden en van het dienst
personeel.
Art. 17. Hij geeft, zoo het hem voorkomt, dat de leve
ring der benoodigdheden van het ziekenhuis niet deugdelijk
en in de vereischte hoeveelheid geschiedtvan zijne bevinding
onmiddellijk kennis aan de commissie van bestuur.
Art. 18. Hij overtuigt zich herhaaldelijk van den toestand
der magazijnenlinnenkasten en het overige materieel van
het gesticht en draagt zorg voor het regelmatig bijhouden
van den inventaris daarvan.
Hij draagt zorg voor de goede bewaring en het onderhoud
der instrumenten waarvan een volledige staat door hem wordt
opgemaakt en aangehouden.
Art. 19. Hij is niet bevoegd benoodigdheden voor het
ziekenhuis hoegenaamd aan te schaffen zonder bon af te ge
ven en geteekend door een lid van de commissie van bestuur
daartoe door de commissie aan te wijzen.
Art. 20. De geneesheer-directeur zorgt bij alles wat hij