62
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 27 Maart 188-1
voorschrijft of beveelt te blijven binnen de perken der over
het loopeude jaar vastgestelde begrooting.
Art. 21. Hij doet jaarlijks in de maand Februarij aan de
commissie van bestuur schriftelijk verslag omtrent den genees
kundigen en huishoudelijken dienst over het verloopen jaar en
dient de commissie van advies bij het opmaken der begroo
ting voor bet volgend jaar.
10. Voorstel van burgemeester en wethouders betreffende on-
derhandsche verhuring der huizinge Kruisstraat no. 25.
De conclusie van dit voorstel luidt: „behoudens goedkeu
ring van gedeputeerde staten burgemeester en wethouders
te magtigenmet ingang van 12 Mei e k. het buis Kruis
straat no. 25 onderhands voor den tijd van één jaar in huur
af te staan aan den beer J. W. H. Schreurstegen een huur
prijs van ƒ300 en verder op voorwaarden door burgemeester
en wethouders te bepalen.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt dienover
eenkomstig besloten.
11. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanlei
ding van een adres van den heer R. Reijnders om afkoop
van grafregten.
(Zie bijlage no. 8 van het verslag van 's raads handelingen
over 1884)
Dit voorstel strektom behoudens 's Konings goedkeuring
te besluiten
I. Dat de regtenvolgens art. 5 van het heffingsbesluit
(Gemeenteblad no. 8 van 1870) verschuldigd voor onderhoud
van graven op de algemeene begraafplaats alhier, kunnen
worden afgekocht.
II. In het besluit van heffing van begrafenisregten, achter
art. 5 te laten volgen een nieuw artikelvan dezen inhoud
De regten verschuldigd voor onderhoud van elk eigen graf,
kunnen worden afgekochtte weten
van een graf, zonder gedenkteekenen kruizen of andere
verhevenheden
op de eerste afdeeling voor 40, tweede afdeeliug voor 30,
derde afdeeling voor 20, vierde afdeeliug voor ƒ10;
van een graf met kruizen, borden of andere verhevenheden
van hout
op de eerste afdeeling voor 50, tweede afdeeling voor ƒ40,
derde afdeeling voor 30, vierde afdeeling voor ƒ20;
van een graf met kruizenborden of andere verhevenheden
van metaal
op de eerste aideeling voor 60, t weede afdeeling voor 50,
derde afdeeling voor ƒ40, vierde afdeeliug voor ƒ30;
van een graf gedekt met een steen of zerk:
op de eerste afdeeling voor 150 tweede afdeeling voor
ƒ140, derde afdeeling voor 130, vierde afdeeling voor 120
van een graf, omsloten door een ijzeren hek:
op de eerste afdeeling voor ƒ150. tweede afdeeling voor
ƒ140, derde afdeeling voor 130, vierde afdeeling voor 120;
van een graf gedekt met een steen of zerk en omgeven
door een ijzeren hek
op de eerste afdeeling voor 300tweede afdeeling voor
ƒ280 derde afdeeling voor ƒ200, vierde afdeeling voor ƒ240
De raad behoudt zich voor om de afkoopsom van het
onderhoud van zerken hekken enz. van buitengewonen vorm
en bewerking bij afzonderlijk besluit vast te stellen.
H«t onderhoud van zoogenaamde monumenten van graf
kolders en gemetselde graven kan niet worden afgekocht.
III. Dat de verpligting tot onderhoud vervalt, zoodra de
begraafplaats aan hare bestemming wordt onttrokken.
IV Dat het bedrag der afkoopsom zal worden belegd in
inschrijvingen op het Grootboek der Ned, Werk Schuld ten
name van de gemeente Leeuwarden„afkoopsom van graf-
gelden
V De beslissing op het adres van den heer It. Reijnders
aan te houden totdat de koninklijke goedkeuring op het
nieuwe artikel 6 van het heffingsbesluit zal zijn verkregen.
De algemeene beraadslagingen worden geopend
De heer van Sloterdijck zegt, dat hij dit voorstel, toen
het in den raad werd aangebragtmet ingenomenheid heeft
begroet Ook heeft hij met instemming kennis genomen van
den inhoud van het rapport, omdat hij afkoop van het graf-
geld rationeel en in het belang acht zoo van de gemeente
als van hem, die het moet betalen. T< ch kan hij niet ont
kennen dat zijne ingenomenheid eenigzins verminderde bij
het lezen der conclusie. Het komt hem voor, dat men veel
te ver gaat Het voorstel draagt tot opschrift, „voorstel van
burgemeester en wethouders betreffende afkoop van grafgelden",
maar het betreft den afkoop van veel meer. Daarenboven
zijn de afkoopsommen zoo hoog dat er vrij zeker weinig of
geen gebruik van de bevoegdheid tot afkoop zal worden
gemaakt
Het denkbeeld dat spr. steeds heeft gehad, betrof alleen den
afkoop van het zoogenaamde grafgeldn 1. de jaarlijksche
prestatie bedoeld in art. 5 van het heffingsbesluit, want juist
het geringe van de daar geroemde bedragen maakt de inning
zoo omslagtig. Tal van kwitautiën van 20, ja van 10 cent
moeten worden geschreven en aangeboden maar dit niet
alleen het geringe van het bedrag leidt er toedat bij over
lijden van eigenaren van graven niet steeds de persoon wordt
aangewezenwelke met de betaling van het grafgeld zal zijn
belast. De moeijelijkheden daaruit voortvloeiende doen afkoop
van die kleine prestatie'sgeheven eigenlijk voor een onstof
felijk belang wenschelijk achten.
Blijkens het historisch overzigt der zaak in het voorspel
gegeven is dan ook meermalen tot af koopbaarstelling be
sloten hetzij tegen den penning 20 hetzij tegen eene bepaalde
som. Men heeft er vroeger steeds voor gezorgd den afkoop
aannemelijk te doen zijn maar thans is dit niet het geval
Doch dit niet alleen. Men heeft er nu ook in betrokken het
onderhoud van de bedekkingen der graven. Ook van dat wat
op de graven staat of ligt zal men het onderhoud afkoope
en zoodoende aan de gemeente overdragen kunnen. Dit acht
hij gevaarlijk voor de gemeente en voorbij strevende dat
wat door den adressant wordt gevraagd. Afgescheiden hier-
van is de afkoop van het grafgeld bepaald te hoog voorge
steld. Volgens punt II der conclusie zal voor een graf op
de eerste afdeeling en spr. doelt hier nu op een graf met
zoden bedekt, ƒ40 voor afkoopsom moeten worden betaald
De hoeveelste penning is dit niet van het jaarlijks betaald
wordende grafgeld Neen hij kan zich voorstellen een af
koop tegen den 20 a 30en penning maar niet een zoo als is
voorgesteld. Men maakt zoodoende den afkoop onaanneme
lijk. Als argumeut voor het bedoelde hooge cijfer wordt bij-
gebragt, dat men te 's Hage op de begraafplaats „Eiken Dui
nen", eene niet gemeentelijke inrigting eene gelijke heffirg
heeft, maar dit doet z. i. niets ter zake, zoo lang men niet
weet welk grafgeld daar jaarlijks wordt geheven. Het zou
kunnen zijn, dat daar 2 in plaats van hier 20 cent werd
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 27 Maart 1884.
63
betaaldmaar dan zou de afkoopsom ddar geen maatstaf voor
hier kunnen zijn. Zonder dat men dus weet welk grafgeld te 's Hage
wordt betaald, mogen de afkoopsommen van 's Hage voor
hier niet in aanmerking komen. liet komt spr. voor, dat,
wil men zulke hooge sommendeze het effect zullen hebben
dat er van aankoop weinig sprake zal zijn en wel omdat hij
veel te bezwarend is. Hij zal niet beweren, dat afkoop van
het grafgeld voordeel moet opleverenwant om voordeel is
het hier niet te doen maar men zal veel meer moeten be
talen dan het kapitaaldat het tegenwoordig grafgeld als
rente vertegenwoordigt Het doel dat men beoogtzal be
paald niet worden bereikt. Dikwijls is hier de wenschelijk-
heid van afkoop van het grafgeld uitgesprokenwelnu, wenscht
men die noglaat men dan dien afkoop ook niet alleen
mogelijk maar ook aannemelijk maken.
De ongeschonden staat van de graven is een voorwerp van
pieteitmaar hierop moet niet worden gespeculeerd De vol
doening aan die behoefte heeft haar grensen in geen geval
moet de grens van billijkheid worden overschreden.
Men wil ook het onderhoud van de op de graven liggende
zerken als auderzins af koopbaar stellen en daarvoor grondt
men zich volgens het voorstel van burgemeester en wethouders
op het verlangen van den adressant. Spr heeft dat verlangen
echter niet in het adres kunuen lezen. Adressaut wenscht
alleen maar waarborg tegen het mogelijke gevaldat de ge
meente eenmaal tengevolge nalatigheid in de betaling der
jaarlijksche contributie zijne graven gaat naasten. Hij wil
dat de graven ongeschonden zullen blijven en nu redeneren
burgemeester en wethouders zoo dat waar de bedoelde graven
met zerken zijn gedekt, het voor de hand ligt, dat hij tevens
wenscht dat de gemeente ook het onderhoud van die voor
werpen overneemt. Deze redenering gaat evenwel niet op.
De pieteit eischt gebiedenddat het graf ongeschonden blijve,
maar voor de instandhouding van de zerkdie dat graf dekt,
spreekt ze jadoch minder sterk. Die steen is bijzaak. Ook
bestaat voor de uitvoering van het onderhoud hiervan niet dat
bezwaar als ten aanzien van de betaliug van het grafgeld.
Al weet men nu altijd niet wie tot betaling van het laatste
is verpfigttoch heeft men alligt eene vingerwijzing wie
desnoodigtot vernieuwiug der steenen als anderzins moeten
worden aangespoorden bovendienverzuim van onderhoud
van de bedekking heeft nog geen verval van het graf aan de
gemeente tengevolge.
Er is nog iets. Nu wordt volgens het meer aangehaald
artikel 5 alleen een regt geheven voor het ongeschonden
houden of niet roeren van liet graf. Nooit is gepretendeerd,
dat de gemeente voor dat regt, dat grafgeld, ook voor het
onderhoud der grafzerken als anderzins moest zorgen. Wordt
echter het voorstel van burgemeester en wethouders onver
anderd aangenomendan zal ook dit onderhoud worden ge
rekend onder het grafgeld begrepen te zijn, omdat het nieuwe
op art. 5 te volgen artikel eene definitie aan de hand'geeft
van wat onder „grafgeld" in art. 5 te verstaan zij Het zou
dan voor de betalingschuldigen oneindig veel ligter schijnen,
alsof ze niet voor het onderhoud der grafzerken als auderzins
behoefden te zorgen en dit gelooft spr.kan toch niet be
doeld zijn. Hij meent, dat met dit voorstel het doel wordt
voorbij gestreefd en dat de geheele afkoopbaarheid weinig
effect zal sorteren. Hij betreurt het dat de zaak zóó ver
werkt is. Uit de praemissen was dit niet op te maken.
De heer van Harinxma thoo Slooten wil erkennen,
dat in hetgeen door den heer van Sloterdijck is gezegd wel
iets waars ligt. Hij beschouwt dit echter meer als een gevolg
van de redactie van het voorstel van burgemeester en wet
houders, als wel van de bedoeling van het collegie. Het is
waar dat wanneer men het grafgeld niet kan afkoopen zon
der tevens af te koopen het onderhoud van hetgeen op die
graven staat of ligtde afkoopsommen dan hoog zijn. Hij
voor zich en naar hij meent ook de meerderheid van het da-
gelijksch bestuur, heeft niet de bedoeling gehad den afkoop
van het onderhoud der grafzerken en monumenten absoluut
verpligtend te stellen, neen, men is uitgegaan van het denk
beeld dat èn het grafgeld moest kunnen worden afgekocht
èn het onderhoud der zerken of monumenten. Het een be
hoeft geen noodwendig gevolg van het andere te zijn.
Spr. verschilt echter in meening met den heer vau Sloter
dijck waar deze beweert dat de heer Reijnders ook geen
afkoop van het onderhoud van grafzerken heeft bedoeld. In
het adres komt toch de verklaring voor, dat adressant geen
uitgaaf te groot zou achten waardoor de onschendbaarheid
zijner graven wordt gewaarborgd. Wanneer men nu strikt
leest, is er veel voor de meeniug van den heer van Sloter
dijck te zeggenmaar als men overweegt de uitdrukking, dat
adressant „geen uitgaaf te groot zal zijndan is hetnaar
spr. meent, zeker, dat de heer Reijnders ook doelt op het
ongeschonden bewaren en onderhouden der zerkenwelke op
zijne graven liggen.
lntusschen komt spr. de meening van den heer van Sloter
dijck zoo billijk voordat z. i. daaraan behoort te worden
tegemoet gekomen. Men moet den afkoop van het grafgeld
en dien van het onderhoud van hetgeen op de graven is ter
keuze van belanghebbenden laten. Een ieder zal zelf dan
te kiezen hebben of hij het onderhoud van de grafzerken als
anderzius liever voor zich zou willen hebben behouden.
Spr. meent dat aan het bedoelde bezwaar wel gemakkelijk
is tegemoet te komen. Eu wat het bezwaar betreft van de
hooge sommenspr. zal hieromtrent niet uitwijden. De heer
van Sloterdijck heeft zich bepaald tot een graf met zoden
gedekt. Ook spreker wil dit doen en dan komt het hem voor,
dat de som zóó is gestelddat zij niet te bezwarend is. Men
vergete hierbij ook niet, dat voor de gemeente overname en
onderhoud iets bezwarends heeft, omdat dan vervalt de mo
gelijkheid die thans bestaatdat er graven aan haar terug
vallen. Wordt nu in 5 jaar geen grafgeld betaalddan ver
valt het graf aan de gemeente. Bij afkoop van het grafgeld
zal men eerder eene nieuwe begraafplaats moeten hebben.
Overigens komt het spr. voor, dat, wie bij magte is de
grafgelden af te koopen, ook alligt den afkoop van het on
derhoud der grafzerken als anderzins zal afkoopen.
lntusschen zal hij, zooals hij bereids te kennen gaf, over
de bedragen in geene breedvoerige discussie treden. Wil de
raad de sommen verauderenhij zal zich daartegen niet
sterk verzetten. De zaak is van te délicaten aard dan om
over de sommen te redetwisten. Hij blijft er echter bij dat
de sommen niet zoo belangrijk zijn, dat deze voor velen een
beletsel tot afkoop zullen zijn. Voor de 4e afdeeling bedraagt
de afkoopsom toch maar ƒ10.
Wat evenwel de sommen betreft voor afkoop van het
onderhoud der grafzerken enz.daaromtrent dient men wel
in het oog te houdendat deze zijn gebaseerd op de inlich
tingen van den directeur der gemeentewerken. Dien ambte
naar is gevraagdwelke som er jaarlijks zou noodig zijn voor