64 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 27 Maart 1884. het onderhoud van dat, wat op de grave t zich bevindt. Du* opgegeven som nu is gekapitaliseerd in dier voegedat men ronde sommen heeft gesteld. Daarop valt dus niet af te dingen. Spr. zou het betreurenindien door hetgeen door den heer van Sloterdijck in het midden is gebragtde afkoop van het onderhoud der grafzerken enz. onmogelijk werd gemaakt. Zoo zeer als hij tegen het verpligtend stellen van dien af koop is, zoo zeer is hij voor het laten van de mogelijkheid tot afkoop. Men bedenke dat het meerderen kan gaan als den adressant„die met weemoed denkt aai. den tijd wanneer hij of zijne echtgenoote er niet meer zullen ziju en de belang stelling in het onschendbaar behoud der graven zou kunnen verminderen of verloren gaan." Z. i. behoort men allendie dit wenschen de gelegenheid te geven /.ich en van het on geschonden houden der graven en van een behoorlijk onder houd van hetgeen op die graven is geplaatstte verzekeren Hij is het echter eens met den heer van Sloterdijckdat dit geheel aan de keuze der betrokken personen moet worden overgelaten. De heer van Sloterdijck merkt op dat door den heer vau Harinxma thoe Slooten is erkenddat de afkoop èn van het grafgeld èn van het onderhoud der grafzerken enz. facultatief moet worden gesteld. Dit is blijkens het voorstel ook reeds het geval. Immers volgens onderdeel I en II der der conclusie kunnen de grafregten worden afgekocht. Wan neer genoemd lid zich dus overigens met het voorstel kan ver eenigen dan behoeft geen verdere wijziging te worden aau- gebragt. Spr's. bezwaar ten opzigte van den afkoop van het in art. 5 bedoelde grafgeld is echter hoofdzakelijk gerigt tegen de somniBD. Door den heer van Harinxma thoe Slooten is tot verdediging van die sommen gewezen op die voor een graf, gedekt met zoden. De afkoopsom van zoodanig graf op de le afdeeling zal 40 bedragen. De vorige spreker achtte die som niet te bezwarend, want men zou volgens hem er ook wel op moeten letten, dat wanneer er afkoop plaats heeft, er ook niet meer door niet-betaling van het grafgeld gedu rende vijf jaargraven aan de gemeente terugvallenzoo dat de gemeente eerder, dan bij behoud van dien kans op weder- beschikbare graven, zou moeten overgaan tot het aanleggen van eene nieuwe begraafplaats. Spr. moet h:eromtrent opmerken, dat de verpligting van de ge meente tot onderhoud v an graven reeds is gecreëerd door de heffing van het grafgeld. Het spreekt van zelf, dat het onderhoud der gra ven zonder meer niet aan particulieren kan worden overgelaten, maar het best aan de gemeente en nu is het bedrag, dat door haar voor dat onderhoud wordt geheveu wel gering, maar dat onder houd komt inderdaad ook neêr op de zorg dat die graven niet geroerd worden en breügfc deze niet als van zelf mededat wanneer de graven allen gevuld zijn eene nieuwe begraaf plaats moet worden aangelegd is met het oog op deze ver pligting de heffing te laag welnu men verhooge haar maar trachte niet door onaannemelijken afkoop daarin te voorzien. Ook ter voorkoming van den omslag dien de bedoelde hef fing medebrengtis afkoop wenschelijk maar nu dient de afkoopsom niet zoo hoog te worden gestelddat aan het jaarlijks betalen der retributie de voorkeur wordt gegeven. Neen die 30 of 20 centwelke jaarlijks als grafgeld wordt betaald, moet als rente beschouwd en alzoo gekapitaliseerd worden. Verder moet men niet gaan. Men moet zich alleen bepalen tot het grafgeld het regt dat wordt geheven voor het ongeschonden bewaren van de bergplaats van het lijk. Spr. althans blijft bij zijne bezwaren tegen afkoop van het onderhoud der bedekkingen van de graven- Al neemt de ge meente ten opzigte van dat onderhoud ook alle mogelijke zorg in acht, toch zal ze zich niet van op- of aanmerkingen omtrent dat onderhoud kunnen vrijwaren. Thansnu het onderhoud bij de eigenaren zelf is hoort men daar niet van, maar zoodra de gemeente het. onderhoud op zich heeft geno men zullen de eiscben waarschijnlijk stijgen. Breekt er een zerkde gemeente zal tot vernieuwing moeten overgaan en dit zoo dikwijls moeten herhalen als dit noodig is tot. dat de begraafplaats wordt gesloten. Is het onderhoud daarentegen bij de particulierendan zal het blijven gaan zooals thansnu de bedekkingen van vele graven van 80 a 100 jaar in vrij vervallen staat verkeeren en blijven. Van de gemeente zal daarentegen steeds een volledig onderhoud worden verwacht. Spr. erkentdat het onderwerp, hetwelk thans wordt behandeldmoeijelijk te bespreken is omdat de piëteit die graven van nabestaanden iu eere houdt, eerbiedwaardig is maar daarentegen de vervallen staat van sommige nog niet bewijstdat gebrek aan piëteit hiervan de oorzaak is. Hij stelt zich naar aanleiding van het voormelde voor, om bij het aan de orde stellen van punt 1 der conclusie een voorstel te doen, dat aan zijue bezwaren tegemoet komt. Den heer van Harinxma thoe Slooten komt het voor, dat de heer van Sloterdijck hem verkeerd heeft verstaan. Deze heeft opgemerkt, dat de afkoop reeds bij het voorstel facul tatief is gesteld wijl in het le zoowel als in het 2e onder deel van conclusie wordt gesproken van kunnen afkoopen. Het is waar, dat dit woord wordt gebruikt, maar zijne be doeling is om meer duidelijk te doen uitkomen dat er afkoop op twee wijzen kan plaats hebbenn.l afkoop alleen van het grafgeldvan het onderhoud van het graf en afkoop tevens van het onderhoud der voorwerpen welke op het graf zijn zooals zerken enz. Hij wenschtdat ieder in de gelegenheid zal worden gesteldom b. v. van een graf op de le afdeeling of alleen tegen ƒ40 het grafgeld af' te koopendus alleen hetgeen onder de steen of zerk isof voor 150 het onder houd van graf en steen. Een geheel vrije keuze wil hij ieder laten. Hij wil echter nogmaals herhalendat het uit den ge- dachtengang van adressant blijktdat deze ook wel degelijk afkoop van het onderhoud der eenvoudige monumenten op de graven heeft bedoeld. Als men ieder zijne keuze laatdan zijn geene kwestiën te vreezen. Ieder beeft dan in zijne magt om bf zelf voor het onderhoud van een en ander te zorgenöf dit onderffoud op te dre;ren aan de gemeente En waar de heer van Sloterdijck er op wijstdat thans slechts 30 cent grafgeld wordt betaald en dat. wanneer er 80 a 100 jaar zijn verloopen men zich niet veel meer over de graven met hetgeen daarop is zal bekommeren, daar loopt die spr. geheel uit op de meening van adressantdie dit laatste juist wil voorkomen. Deze wenscht juist dat zijne graven steeds ongeschonden zullen blijven. Hij vraagt afkoop, om zich voor onbepaalden tijd te verzekeren van een voldoend onderhoud der graven. Voorts moet spr. ten opzigte der voorgestelde sommen nog opmerkendat ook de kosten der begraafplaats sedert 1832 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 27 Maart 1884. 65 toen de heffing der grafgelden werd geregeldzeer zijn toe genomen Werd op die heffing nooit de kon. goedkeuring bekomenmen zal nu trachten die goedkeuring te erlangen op eene heffiugzooals thans wordt voorgesteld. Spr. kan niet toegeven dat de gemeente te ver zou gaan, door ook het onderhoud der bedekkingen van het graf voor zich te nemen. Zij zal daarvoor eene billijke vergoeding erlangen gebaseerd op opgaven van den directeur der gemeentewerken De heer Plantenga zal niet over de zaak zelve uitwijden. Het komt hem voordat het voor en tegen door de beide vorige sprekers reeds genoeg in het licht is gesteld. Alleen wil hij verklarendatofschoon hij geheel meegaat met den heer van Sloterdijckwanneer die er voor de gemeente er te veel bezwaar in zietdat zij ten eeuwigen dage belast wordt met het onderhoud van de grafbedekkingentoch het geen de heer van Harinxtna thoe Slooten heeft gezegd om trent de bedoeling van den adressantz. i. volkomen juist is. Naar het spr. voorkomtwenscht deze niet alleen afkoop van het onderhoud van het graf, maar ook van alles wat tot het graf behoort. De Voorzitter merkt op, dat juist de moeijelijkheden waarin de gemeente kan komen, tot het onderwerpelijk voor stel hebben geleid. Men wenscht afkoop facultatief te stel len maar wil dien niet bijzonder aanmoedigen. Geen spe culatie op de piëteit wordt echter bedoeld, neen, men weuscht slechts te voorkomendat van de gemeente zware offers zouden worden gevraagdzonder dat daarvoor een behoorlijk fonds aanwezig iswaaruit ze kunnen worden bekostigd. De heer Troelstra was hettoen hij de stukken las, niet regt duidelijk wat men bedoelde. In art. 5 van het tegen woordig heffingsbesluit wordt gelezendat er jaarlijks een zeker regt zal worden geheven voor het onderhoud der gra ven op de algemeene begraafplaats en nu stelt men voor gelegenheid tot afkoop te geven. Uit de voorgestelde sommen bleek spr.dat de bedoelde afkoopbaarheid zich ook zal uitstrekken tot de steenen of andere voorwerpenwelke op de graven zijn geplaatstmaar dat is een andereen uitgebreider onderhoud dan in art. 5 is bedoeld. De redactie van liet voorstel eischt dus in elk geval verbetering. Er blijkt verschillend onderhoud te zijn bedoeldn.l. van de graven en van dat wat zich daarop bevindt en nu komt het hem voor, dat dit verschil door splitsing der voorstellen behoorlijk kan worden aangegeven. Eerst moet worden ge zegd dat de grafregten bedoeld in art. 5 van het heffings besluit kunnen worden afgekochtdus alleen het onderhoud der gravenen dan vervolgens dat tegen de te stellen som men ook kan worden overgedragen het onderhoud der graf zerken als anderzinseen onderhoud dat thans niet op de gemeente rust. Overigens kan spr. zich geheel aansluiten bij den heer van Sloterdijck. Ook hem komt het voordat de voorgestelde afkoopsommen voor het onderhoud der graven niet in verhouding staan tot het geheven grafregt. Men zal den 1 OOen penning vragendit gaat toch niet aan. Spr. voor zich kan althans niet inzienwaarom men de afkoopsom zoo hoog zal stellen. Men zal dan het besluit tot af koopbaar stellen geheel illusoir maken. In aanmerking nemende het geen door den heer van Harinxma thoe Slooten voor het hef fen van een evenredig hoogere afkoopsom is aangevoerd, zou hij nog van oordeel zijn dat het 30 of 40-voud van het regt hoog genoeg ware. Hij ziet daarom een amendement van den heer van Sloterdijck op dit punt met genoegen tegemoet. De heer van Sloterdijck moet terug komen op het be weren van den heer van Harinxma thoe Slooten als zoude men deze gelegenheid moeten aangrijpen om het grafgeld dat volgens art. 5 van het tegenwoordig heffingsbesiuit kan worden gehevente verhoogen en in overeenstemming te brengen met hetgeen de begraafplaats kost en zoo doende ook 's Konings goedkeuring op de heffing te bekomen. Dat gaat toch niet op. Daarenboven dateert de heffing ook niet van 1832 maar van 1870. Acht men de grafgelden te laag, welnu, het tarief is voor wijziging vatbaar en al stelt men nu het grafgeld afkoopbaardan behoeft dit de bedoelde verhooging toch niet in den weg te staan. Wanneer men bepaalddat het grafgeld b. v. tegen den penning 30 of 40 zal kunnen worden afgekochtdan spreekt het van zelf, dat bij verhoo ging van dat grafgeld ook de afkoopsom grooter zal worden. Het komt spr. echter voordat het thans te nemen besluit niet moet strekken tot verhooging der grafgeldenmaar al leen de afkoopbaarheid moet betreffen. De voorzitter heeft opgemerktdat juist de moeijelijkheden, waarin de gemeente kan komentot het onderwerpelijk voor stel hebben geleidmaar spr. moet er op wijzendat zijn bezwaar tegen de hooge sommen hoofdzakelijk betreft de gra ven met zoden gedektdus het onderhoud van het bloote graf, zonder meer. Waar voor dat onderhoud jaarlijks eene retributie van sle'chts 30 cent wordt betaaldvindt hij de afkoopsommenwelke zijn voorgesteldénorm hoogzóó hoog, dat van de bevoegdheid tot afkoop geen gebruik zal worden gemaakt en het doeldat wordt beoogddus niet zal worden bereikt. De Voorzitter gelooft, dat de vorige spreker niet genoeg let op de bepaling van art. 6 der verordening op de invor dering der grafregtenkrachtens welke die graven aan de gemeente vervallen, waarvoor in geen 5 jaar grafgeld is be taald. Dat is eene bepaling van zoodanig gewigtdat daar mede zeker wel rekening mag worden gehouden, waar sprake is van afkoop der grafgelden. Door afkoop zal de bedoelde bepaling toch ge, eel buiten effect worden gesteld. Geen graf, waarvan het onderhoud is afgekochtzal zij ooit weer kunnen verkoopen. Het komt spr. voordat daarop bij het stellen der afkoopsommen wel degelijk moet worden gelet. En nu moge het waar zijndat voor het onderhoud van het graf datzooals door den heer van Sloterdijck bereids is opge merkt meer iets denkbeeldigs isweinig wordt gevorderd toch zijn de kosten van het ouderhoud der geheele begraaf plaats met de traktementen der doodgravers nog al aanzienlijk. De heffing in art. 5 van het heffingsbesluit bedoeldis dan ook meer eene retributie voor die kosten. De heer Troelstra merkt opdat in dezelfde verordening waarbij is bepaald dat een graf aan de gemeente vervalt wanneer daarvoor gedurende 5 jaar geen grafgeld is betaald, ook staat, dat het bedoelde grafgeld jaarlijks wordt opgehaald. Wanneer dit dus niet geschiedtkan er z. i. ook van geen vervallen aan de gemeente sprake zijn. Was dit niet zoo dan zou ieder wel op zijne hoede mogen zijnwant spr. kan verklaren dat hij eigenaar is van 2 graven maar dat in de drie jarengedurende welke hij in het bezit van die graven isnog geen cent grafgeld van hemjis opgehaald. De heer Bruinsma is het, wat het le punt betreft, met

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1884 | | pagina 5