120 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 20 Junij 1884. 3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders op een verzoek van H. C. Broersma om eervol ontslag als onderwijzer. Conform dit voorstel wordt besloten aan H. C. Broersma, met ingang van 1 Augustus e.k., eervol ontslag te verleenen als onderwijzer aan gemeenteschool no. 5. 4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot oninvorder- baarverklaring van aanslagen in directe belastingen en van an dere posten. In verband hiermede acht de voorzitter het wenschelijk de openbare zitting in ééne met gesloten deuren te doen over gaan Na heropening der openbare vergadering wordt de conclusie van dit voorstel besloten I. Oninvorderbaar te verklaren a. de aanslagen in de directe belasting op het inkomen: 1. over 1879 vermeld op den overgelegden staat, gemerkt litt. F, tot een bedrag van 317.37y2 2. over 1881 vermeld op den overgelegden staatgemerkt litt. G, tot een bedrag van 52.92; 3. over 1882 vermeld op den overgelegden staat, gemerkt litt. N, tot een bedrag van ƒ47.55; 4. over 1883 wegens vertrek uit de gemeente van de be lastingschuldigen vermeld op den overgelegden staat, gemerkt litt. P, tot een bedrag van /1611.29V3 5. over 1883 vermeld op den overgelegden staat, gemerkt litt. Omet uitzondering van die aangeduid op de daaraan toegevoegde lijst, gemerkt litt. U, en alzoo tot een bedrag van 400 b. de aanslagen in de belasting op het houden van honden over 1883 vermeld op de overgelegde staten, gemerkt litt. S, tot een bedrag van ƒ15, en litt. R, met uitzondering van die, aangeduid op de daaraan toegevoegde lijst, gemerkt litt. Y, alzoo tot een bedrag van ƒ109.50; c. de aanslagen wegens schoolgelden vermeld op de over gelegde staten, gemerkt litt. K, tot een bedrag van ƒ12.25, over 1882 en litt. Ka tot een bedrag van 102.37 Va over 1883; d. de retributie voor het gebruik van den Harlinger trek- weg over 1881 en 1882, vermeld op de overgelegde staten, gemerkt litt. H en J, respectievelijk bedragende eene som van 5 e. een gedeelte huishuur van eene aan de gemeente behoo- rende woning, vermeld op den overgelegden staat, gemerkt litt. L, tot een bedrag van ƒ25; f. de pacht van een perceel grasgewas over 1882, vermeld op den overgelegden staat, gemerkt litt. MJ, tot een bedrag van 4 g. de pacht der opkomsten van de ophaalbrug op het Yliet over 1883, vermeld op den overgelegden staat, gemerkt litt. Qtot een bedrag van 40 h. de pacht van de kasten in de handelsbeurs over 1883, vermeld op den overgelegden staat, gemerkt litt. T, tot een bedrag van 50 i. de pacht der opkomsten van de tollen der trekschepen varende tvsschen Leeuwarden en Pijphorne, vermeld op den overgelegden staat, gemerkt litt. U, ad ƒ44, II. Vooralsnog niet oninvorderbaar te verklaren: a. de aanslagen in de directe belasting oj) het inkomen dienst 1883, vermeld op de overgelegde lijst, litt. V, tot een bedrag van 201.39 Vs bde aanslagen in de belasting op het houden van honden over 1883, vermeld op de toegevoegde lijst, gemerkt litt. W, tot een bedrag van 42 c. de niet vereffende grondpackten over de jaren 1873 tot 1877, vermeld op de overgelegde lijsten, gemerkt A tot en met E, respectievelijk bedragende ƒ1.25. III. Den gemeente-ontvanger te magtigen, de sub I litt. ai vermelde sommen als oninvorderbaar in zijne rekening over 1883 te verantwoorden. IV. Den gemeente-ontvanger te kennen te geven, dat naar 's raads overtuiging de inning der aanslagen ten name der belastingschuldigenvermeld op de lijsten sub II, litt. a en b hiervoren bedoeldalsnog met vrucht zal kunnen worden beproefd. 5. Benoeming van een gemeente-archivaris (ter vervullingen der vacature ontstaan door het eervol verleend ontslag aan den heer mr. A. Telting). Op de aanbeveling komen voor de hoerenF. Fontein Tuin hout te 'sHage, mr. F. C Barbas te Voorst en mr. H. E. E. Lagerwey te Amersfoort. Eerstgenoemde wordt met 10 stemmen tot bovenvermelde be trekking benoemd. Op ieder van de heeren Barbas voornoemd en C. F. Ivofoed alhier zijn 2 stemmen uitgebragtterwijl de heeren H. Eilers alhier, en J. L Beins te Leiden ieder 1 stem verkregen 6. Benoeming van leden der stembureaux van de le en 2e afdeeling voor de verkiezing van twee raadsleden in de plaats van de heeren mr. W. J. van Welderen baron Mengers en J JBruinsmadie als zoodanig hun ontslag hebben ingediend. De uitslag der ten dezen gehouden stemmingen is, dat tot léden van het stembureau der le afdeeling, waarvan de bur gemeester voorzitter isgekozen worden de heerenDr. N. Reeling Brouwer en mr. C. W. A. Bumaen voor het bureau der 2e afdeeling tot voorzitter de heer mr. H. Wier- sma en tot leden de heeren: Mr. J. Minnema Buma en II. Beuker Andrese De overige leden van den raad worden aangewezen, om bij ontstentenis van de benoemden als hunne plaatsvervangers op te treden. 7. Rapport omtrent het onderzoek in de sectiën van het voorstel van burgemeester en zoethouders tot wijziging der ver ordening op het tneten en wegen van granenzaden en peul vruchten. De algemeene beraadslagingen over dit rapport worden ge opend. De heer Plantenga zegt dat de algemeene rapporteur de voor- en nadeelen omtrent de weeghuisjes zóó uitvoerig heeft uiteengezet, dat hij meent dat discussiën daarover wel over bodig zullen wezen. Hij wil echter te kennen geven dat hij behoorde tot de minderheid, waarvan in het rapport wordt gesproken. En waarom Omdat hij meent, dat het niet ligt op den weg van de gemeente om meer en meer in particu liere belangen te treden, om nog verder uitbreiding te geven aan haren steun aan den handel, als middenpersoon tusschen den eenen handelaar en den andere (in casu kooper en ver- kooper van granen.) De geheele beweging toch tot oprigting van weeghuisjes is gegrond op mistrouwen. De kamer van koophandel heeft immers in haar verzoek tot wijziging der verordening als motief daarvoor er op gewezen dat bij de in gebruik zijnde wijze van meten en wegen de koopers en ver- koopers elkaar niet vertrouwen, en nu wil men de gemeente gebruiken om dat mistrouwen weg te nemen. Daardoor toch Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 20 Junij 1884. 121 zal de graanhandel niet vermeerderen. Het gemeentebestuur bemoeit zich toch immers ook niet met andere takken van j handel. In plaats van uitbreiding van den werkkring van de gemeente in dien zinzou hij veel liever inkrimping voorstaan en beiaoeije zich de gemeente niet met zaken die particulieren aangaan. Spr. zou daarentegen wenscheuom den geheelen maatregel van het aanstellen van meters-wegers van gemeentewegeaf te schaffen men is echter nog te veel aan die hulp gewend dan dat hij een voorstel in dien geest zou durven doen. De soort van onregelmatigheden waarvan hier en daar gesproken is worden niet weggenomenhetgeen evenmin het geval zal zijn door het stichten van weeghuisjes. Men zou wel kunnen wijzen op de veemarkt en de boter- waag, alwaar toch ook gelegenheid tot wegen wordt gegeven, maar dat staat z. i. niet gelijk; op de veemarkt wordt wel gelegenheid gegeven tot uitstallen van vee en tot koop en verkoop daarvan omdat anders de geregelde passage in stra ten en op grachten zoude worden belemmerdmaar de ge meente treedt daar niet op tusschen kooper en verkooper, evenmin in de waag. Daar wordt wel officieel gewogen, maar daar komt het artikel zelf en wordt van die plaats in massa verscheeptmaar evenmin daar als op de veemarkt is er een verband met het gemeentebestuur en de handelaarsof be moeit het zich met de qualiteit der goederen. Spr. moet zich dus om de redenen zoo even door hem ontvouwd, tegen het stichten van weeghuisjes verklaren. De heer Duparc zegt zich zeer goed te kunnen voorstel len het door den geachten vorigen spr. ingenomen standpunt, medebrengende, dat de gemeente zich niet moet inlaten met het meten en wegen van granenzelf kwam spr. vroeger tot gelijke conclusie. Maar ook deze zaak moet men niet in abstracto beschouwen. Men moet niet vergeten, dat men hier nu eenmaal sinds tal van jaren staat voor een reglement, waarbij de wijze van meten en wegendoor van wege de ge meente aangestelde personen wordt geregeld. Door het vaststellen van dat reglement heeft dus de raad indertijd erkend, dat de gemeentebelangen wel degelijk bij de zaak zijn betrokken. Al meer en meer echter heeft de erva ring geleerd, dat het hier slechts is een halve maatregelen dat, wil de gemeente aan de belangen van den handel inder daad naar behooren tegemoet komenzij heeft te zorgen niet alleen voor beëedigde meters-wegersmaar ook dat de plaat sen voor het meten en wegen zelf door haar worden aange wezen n.l. op onzijdig terrein. Dit is de eigenlijke kwestie.. Nu moge men voor zich zelf het oprigten van weeghuisjes niet noodig oordeelen, maar, met het oog op den stand waarin zich de zaak sedert zoovele jaren bevindt, kan men, naar spr's. meening, niet meer zeggen dat het gemeentebelang niet betrokken is bij de regeling van het wegen en meten en kan men zich alléén om die reden niet onttrekken aan de stich ting van weeghuisjes. De geachte vorige spreker heeft ook gewezen op de waag en de veemarkt. Daar wordt echter juist gewogen op onzij dig terrein. De gemeente bemoeit zich echter niet met de keuring van de botermaar geeft alleen de gelegenheid daar toe in een gemeentegebouw. Spr. nu wenschtmet het oog op den achteruitgang van den aanvoer van granen den hal ven maatregel niet langer te bestendigenmaar wil gaarne medewerken omdoor het stichten van weeghuisjeshet door mannen van gezag en ook door tal van landbouwers aangeprezen middel van verbetering, dien aanvoer en daardoor ook den handel in granen alhier tot meer bloei te brengen. Wil de heer Plantenga werkelijk geen inmenging van de gemeente in deze zaakhij moet niet alleen de oprigting van weeghuisjes afstemmen, maar dan ook een voorstel doen om het meten en wegen door gemeen telijke beambten af te schaffen. De heer van Sloterdijck vindt wel in het rapport mel ding gemaakt vau de zienswijze van een deel der leden van de 3e sectie, dat bij het stichten van weeghuisjes de thans bestaande gelegenheid tot meten en wegen dient te worden ingetrokken, en tot die inrigtiugen beperkt, maar hiervoor zijn geene gronden aangevoerd, welke toch volgens spr. wel te vinden zijn. Naar zijne meening zou het wel te verkiezen zijnin dien de handel bij het sluiten van hare transactiën den steun van de zijde der gemeente zou kunnen missen. Maar dit is niet het gevalhij heeft er niet alleen behoefte aan maar dringt aan op meer, althans op beteren steun, dan waarop hij tot nu toe rekenen kon. In de stukken betreffende deze zaak wordt steeds opgemerkt, dat de wijze, waarop de steun tot nu toe wordt verstrekt, niet voldoende is, dat de handel niet voldoende wordt bediend. Zal de gemeente nu overgaan tot het geven van beteren steun, en daarbij de bediening zoo goed mogelijk doen worden, gaat de gemeente dus voort met diensten te praesteren op dit gebied, dan moet zij ook, naar spr's oordeel, hare ver antwoordelijkheid voor die dienstel binnen zoo eng mogelijke grenzen beperken. Daartoe is 'tvan belang weeghuisjes op te rigten, dat zijn gemeente, dus onzijdige terreinen, maar dan ook het meten en wegen te beperken tot die huisjes en geene diensten te verrigtendaar waar andere dan gemeente lijke werktuigen op niet-onzijdig terrein worden gebruikt. 't Is hier niet langer de vraag, of de handel meer steun noodig heeft, want de handel zegt zelf, dat daaraan dringende behoefte bestaat. Spr. kan het niet volkomen eens zijn met de stelling, voor komende in het rapportdat men den handel wel most vol gen, maar hem niet vooruitloopen of dwingen. Hij vindt 't wel wat sterkdat men den handel niet zou mogen voor komen, en alleen geven als hij zich beklaagt. Men kan toch door zijne wenschen en verlangen voorkomen, ook den handel wel dienst bewijzen. Maar en hier herhaalt spr. hetgeen hij zooeven reeds heeft gezegd, men moet de verantwoordelijk heid voor de diensten, voor den steun aan den handel, aan de zijde van de gemeente zooveel mogelijk beperken. Daarom is hij wel voor het stichten van weeghui^es, maar tegelijk voor beperking van de gemeentehulp tot deze. De heer van Harinxina neemt bij zijne zienswijze omtrent deze aangelegenheid een standpunt indat het meest dat van den heer Plantenga nabijkomt. Hij ook wenschte, dat de handel den steun van de ge meente konde ontberen; hij ziet in de reglementering, die men nu heeft, een overblijfsel van begrippen uit den ouden tijd, welke men bij andere zaken over het algemeen heeft vaarwel gezegd. Spr. is het met den heer Plantenga eens, dat de gemeente in 't algemeen zich niet bemoeijelijken moet door toezigt op anderer zaken te houden, dus ook in dezen niet. Hoewel de heer Duparc meent, dat eene vergelijking m t de boterwaag en de veemarkt wel opgaat, zoo vindt spr. dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1884 | | pagina 2