124 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leen warden J van den' 26 Junij 1884: bezoldigd zijnkunnen niet meer werk doen men moet we gers bij de weeghuisjes hebben en bovendien op andere plaat sen in de gemeenteenwordt het geregeld zooals rappor teurs voorstellendan zal het geval zich dikwijls kunnen voordoen, dat des Vrijdags bij de weeghuisjes meters-wegers werkeloos zijuterwijl er op andere plaatsen groote behoefte aan hen is. De heer Troelstra zegtdat de taak van den algemeenen rapporteur vrij gemakkelijk is gemaaktnu een paar sprekers reeds hebben geantwoord op de bezwaren, door de bestrijders van het voorstel van de meerderheid der rapporteurs aange voerd. Bovendien is er tot dusver slechts ééne bedenking bijgebragtdie niet in het rapport is opgenomen en beant woord. Hij kan dus kort zijn. De heer Plantenga heeft zich op dit standpunt geplaatst dat het niet op den weg van de gemeente ligt om maat regelen omtrent het meten én wegen te nemen hij wil den handel geheel vrij laten. Door den heer Dupare is daarop reeds geantwoorddatal moge dit in het algemeen waar zijn men hier staat voor de kwestie om een bestaanden maat regel die bij ervaring blijkt een halve te zijn zoodanig te wijzigendat hij voortaan aan de eischen zal voldoen. Met dit geachte lid is spr. verder van oordeel, dat men hier te doen heeft met een gemeentebelang, wat men bij de beoor deeling dezer zaak op den voorgrond moet stellen. Niemand toch zal betwistendat een bloeijende graanhandel in het voordeel van de gemeente is. Men moet zooveel mogelijk aan de behoeften van den handel voldoen. Het heeft den heer Plantenga gehinderd dat wantrouwen grondtoon is van het voorstel. Spr. kan daar niets tegen doen. In het laatste adres van de le afd. der maatschappij van landbouw wordt gezegddat ieder lid van den raad er zich van kan overtuigendat er wantrouwen bestaat en spr. heeft na onderzoek die overtuiging erlangd. De vraag is nu niet of dat wantrouwen al dan niet geregtvaardigd is men heeft met het feit zelve rekening te houden. De heer van Sloterdijck wenscht alleen weeghuisjeshet grootste bezwaar van dat geachte lid tegen de conclusiën van het rapport bestaat hierindat de gemeente daardoor te veel verantwoordelijkheid op zich neemt voor het puike meten en wegen. Dit was het punt, dat niet in het rapport is be sproken. Spr. gelooft echter niet alleen, dat dit lid de zaak te ver trektmaar meent datzoo er al sprake zou kunnen zijn van verantwoordelijkheiddeze grooter zou worden naar mate de gelegenheden tot wegen en meten meer worden beperkt. Rapporteurs willen in alles vrijlaten en gelooven dat de vrijheid om al of niet van de weeghuisjes gebruik te maken, geen verantwoordelijkheid voor de gemeente kan scheppen. De heer van Sloterdijck heeft voorts eene minder juiste opvatting van het gezegde in het rapportdat men den han del moet volgenspr. zegt dat de bedoeling van deze woorden isdat de gemeente alleen die maatregelen moet nemen, die bepaald noodig zijn voor den handel of die met aandrang door dezen worden gewenscht. Spr. sluit zich verder aan bij de argumenten van den heer Wiersmadat men door oprigting van weeghuisjes, met weg neming van de bestaande gelegenheid, juist den handel zal verminderen. Het voorstel van de meerderheid van rapporteurs is voorts niets dan eene proefneming, om gehoor te geven aan den aandrang reeds gedurende tal van jaren, van deskundigen. Spr. zegt met den heer Duparedat waar die aandrang zoo sterk was en nog is en waar het een feit is dat in de laatste jaren de graanhandel alhier sterk is achteruit gegaau, terwijl hij elders is toegenomen de raad wel mag luisteren naar de raadgevingen van andereu. De heèr van Harinxma heeft verklaard meer heil te ver wachten van tariefverlaging; rapporteurs zijn eenstemmig met deze zienswijze, maar willen beideen hebben verlaging van tarief in vereeniging met de stichting van weeghuisjes op den voorgrond gesteld, omdat een en ander als motieven zijn aan gegeven tot verbetering van den handel. Terwijl de heer Wiersma heeft te kennen gegeven in som mige opzigten met het rapport te kunnen medegaan, zoo heeft 't spr. bevreemd dat deze toch uit een finantieel oogpunt tegen het voorstel is om weeg- en meethuisjes te stichten. In het rapport is daarover ook gesproken; men kan niet ontkennen dat de gemeente zich eenige opofferingen zal moeten getroosten, o. a. het bouwen der huisjes, maar deze mogen den doorslag niet geven, daar zij toch betrekkelijk gering zullen zijn. Het voorstel van rapporteurs kan overigens in geen enkel opzigt nadeelig werken, omdat het eene uitbreiding is van het be staande, doch tevens slechts als eene proefneming kan worden beschouwd. De heer Plantonga moet zich verklaren tegen de meening van den vorigen spreker, alsof de raad eigenwijs zou hande len indien hij tegen de zienswijze van deskundigtn een besluit nam. De deskundigen zelve verschillen van meening de kamer van koophandel heeft jaren lang het stichten van weeghuisjes ontradenin tegenwoordige adressenook van deskundigen, wordt die stichting afgeraden. Spr. zal zich in dezen niet als deskundige in zake de graanhandel opwerpen, maar in eene zaak als deze, die zeer problematisch is, maar meent echter dat hij zich als lid van den raad wel op een algemeen standpunt mag plaatsenom een zelfstandig oordeel te vellen en wil dat blijven handhaven. De heer van Harinxma heeft niet gezegd dat het voor stel van den heer van Sloterdijck een absoluten dwang zou opleggenmaar alleen aan hen die van gemeente- weging willen gebruik maken. Het doet spr. genoegen dat de heer Dupare 'tin zoover met hem eens is, dat deze maat regel is als een overblijfsel uit voorvaderlijken tijd die men tegenwoordig laat varen. Hij meent dat laatstgenoemd lid en hij ook elders op dit punt in opinie niet ver van elkaar staan. Echter is spr. door hem niet overtuigddat het bezwaar tegen den aanvoer en het wegen van het graan in de weeg huisjes niet behoeft te bestaan. De heer Dupare zegt dat de zakken gemerkt zijn, als A, B en Z, maar spr. herin nert aan een oud spreekwoorddat de bakker de beste broodjes voor het raam legtzoo ook de verkooperdie in het schip de beste zakken op zijn partijtje boven op legt. Spr. meent dat de moeijelijkheid om juist te wegen en niet om te slaan over verkeerde partijen bij de groote drukte aan een weeghuisjeniet ligt zal zijn weg te jnemen. De heer Dupare heeft nogmaals den nadruk gelegd op de mannen van gezag. Door dezen echter kan mennaar spr's. oordeeltoch geleid worden tot iets dat blijkt niet duurzaam goed te zijn. Hij wijst daarop, dat op aandrang van gelijke mannen van gezagde beurs ook op Maandag is opengesteld voor den handplmen heeft bij de bevoegde autoriteit stap Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 26 Junij 1884. pen gedaan tot het doen loopen van een extratrein uit Fra- nekeren het doen openstellen van een hulp-telegraat bureau op dien dag in het beursgebouw. Wat zijn nu de resultaten van deze niet gevaarlijke en onkostbare maatregelen deze dat gelijk diezelfde autoriteiten hebben te kennen gegeven geene passagiers met dien extratrein worden vervoerd en dat geene telegrammen langs de hulplijn worden overgebragt. De beurscommissie zelve heeft medegedeelddat de beurs op Maandag weinig wordt bezocht en zoo heeft men langzamer hand eerst de telegraaf, toen den extratrein zien verdwijnen en zal men waarschijnlijk den tweeden benrsdag dienzelfden weg zien gaan. Spr. herinnert ook aan een anderen maat regel door mannen van gezag aanbevolen nl. de verpligting om het graan in zakken van 100 liter inhoud aan te voeren; deze maatregel is zelfs in het rapport onaangeroerd gebleven. Hoe 't ook zij spr. herhaalt hethij wenscht meer krachtige argumenten voor het voorstel van rapporteurs. De heer Troelstra moge nu zeggendat 't slechts eene proefneming is spr. zou niets daartegen hebben zoo zij maar onschuldig ware. Hij heeft er echter reeds op gewezen dat het voorstel van rapporteurs eene belangrijke uitbreiding van het personeel van meters-wegers tot gevolg moet hebben en dat bij de geringe helooning het kaliber minder zou worden. Er ligt dus in die proefneming gevaar verscholen. Spr. heeft reeds vroeger te kennen gegeven dat hij geen bezwaar heeft tegen verlaging van tariefwil men beproeven of daardoor de toestand zal kunnen worden verbeterddan levert dat een dubbel voordeel op men kan dan nagaan wat de gemeente zal moeten bijpassen ofzoo de maatregel goed blijkt te werkenzal de gemeentekas daardoor worden ver sterkt, gelijk de heer Wiersma 't reeds heeft uitgedrukt. Hierop worden de algemeene beraadslagingen gesloten en de punten der conclusie van het rapport ieder afzonderlijk in behandeling genomen. Punt I luidt: sub I van het voorstel van burgemeester en wethouders niet aan te nemen. (Sub I van laatstgenoemd voorstel luidt: „aan de kamer van koophandel en fabrieken, de le afd. der maatschappij van landbouw in Friesland en de beusscommissie alhier te kennen te gevendat volgens 's raads oordeel er geene ter men bestaan om binnen deze gemeente weeghuisjes voor het meten en wegen van granen te stichten.) De heer Troolstra wenscht van deze gelegenheid gebruik te maken om den heer van Harinxma te beantwoorden be treffende hetgeen door dier spreker in 'tlaatst is gezegd. Deze heeft er n.l. op gewezen dat gezaghebbeuden 't wel eens niet bij 't regte eind kunnen hebben en heeft dat met een voorbeeld gestaafd. Spr. acht echter de nadeelen van dien maatregel geringwelke door eenvoudige opheffing daar van kunnen ophouden. Dit zal ook zoo kannen geschieden met den maatregelwaarvan nu sprake is't is slechts eene proef. De heer van Harinxma mag nu zeggendat hij geene ar gumenten in het rapport heeft gevondenspr. zou hem dan wel willen vragen welke argumenten hij zou wenschen. En waar nu van gezaghebbonden gesproken wordtzoo moet spr. herinneren, dat burgemeester en wethouders blijkens de toelichting op hun voorstel ook nog al eenig gezag toe kennen en wel aan den kommandeur der korenmetors. Maar zelfs deze is niet geheel afkeerig van weeghuisjesalthans in zijne missive geeft hij te kennendat er eigenlijk wel drie zouden noodig zijn. Het blijft dus zeer de vraag, of, afgescheiden van de onderwerpelijke voorstellenhet personeel voor inkrimping vatbaar is. De heer van Harinxma wil de discussiën geenzins rek ken maar kan de door den vorigen spreker pertinent tot hem gerigte vraag niet onbeantwoord laten. Heeft dat ge achte lid van hem verwacht eene opsomming van specifieke argumenten voor het voorstel van rapporteurs dan moet spr. bekennen, dat hij daartoe niet bij magte is; het schijnt ook wel wat veel gevergd van een tegenstander dat hij de argu menten zal opnoemen vóór een voorsteldat hij bestrijdt op grond van gemis aan motiveringwel kan hij mededeelen welk soort van argumenten hij had verwachtn.l. zulke die iu logisch verband moesten leiden tot de conclusie. Men wenscht eene proefneming; de gronden, die daartoe geleid hebben berusten in 't duister. Spr. wil evenzeer als de heer Troelstra vertrouwen op ge- zaghebbendenmaar alléén onder deze voorwaardendat zij gegronde motieven voor hunne meening aanvoeren. De heer Troelstra herinnert aan het feit dat de handel vermindertnatuurlijk zoekt men naar oorzaken. Een daarvan wordt gezocht in het gemis van de gelegenheid om te kunnen wegen en meten op onzijdig terrein. Hij vraagt of dit geen geldig motief voor het voorstel is. De Voorzitter merkt hierbij op, dat in Franeker geene weeghuisjes bestaan daar is echter het tarief laagterwijl bet hier juist is verhoogd. De heer Dupare herinnert, dat, naar het oordeel van den handeltwee redenen voor de vermindering van den graan handel alhier zijn aan le voeren, n.l. zoowel het te hooge tarief, als het gebrek aan onzijdig terrein voor het wegen. Hoe echter is het tegenwoordige hooge tarief tot stand gekomen? In 1875 oordeel den de commissiën uit de zeven kamers van koophandel in Frieslandte Leeuwarden vergaderddat de bestaande tarie ven hier en elders niet voldoende warenom de meters-we gers een behoorlijk bestaan op te leveren. Er werd daarom besloten, dat iedere kamer bij het bestunr harer gemeente stappen zou doenom tot verhooging van het tarief te komen. De kamer van Leeuwarden voldeed stipt aan haar mandaat en de gemeenteraad nam de voorstellen aan. Maar Leeuwar den werd er de dupe van. De andere gemeenten toch lieten het tarief stilletjes blijven gelijk het was. Leeuwarden kwam daardoor in eene mindere conditie, en van daar dan ook de aandrangom thans mede over te gaan tet verlaging van het tarief, zoodat het weder met Franeker en de andere gemeen ten gelijk kome te staan. Hierop wordt onderdeel I van het rapport in stemming gebragt en aangenomen met 13 tegen 3 stemmen, die van de heeren Plantenga, van Harinxma en Wiersma. Daarop wordt aan de orde gesteld onderdeel 2luidende burgemeester en wethouders uit te noodigen, aan den raad een voorstel in te dienen tot het stichten van drie weeghuis jes met aanwijzing van de plaatsen van stichting en met behoud van de tegenwoordige gelegenheid voor het wegen en meten. De heer Wiersma wenscht naar aanleiding van dit on derdeel op te merken dat burgemeester eu wethouders in hun voorstel de plaatsen hebben aangewezen waar de weeghuisjes,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1884 | | pagina 4