126 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 20 Junij 1884. voor het geval dat de raad toch tot stichting daarvan mogt overgaan zouden kunnen worden geplaatst. Hij vraagt nu waarom de rapporteurs niet met de stichting van drie weeg huisjes tevens de plaatsen van stichting hebben voorgesteld. De zaak zou daardoor minder omslagtig zijn geweest. De heer Troelstra zegt dat dit punt in de sectiën niet is besprokenin geen enkele sectie is gebleken noch iets ten voordeele noch ten nadeele dier plaatsen. Daarom heeft de commissie van rapporteurs gemeend met dit voorstel te kun nen volstaan. De heer Dirks wenscht nog iets op te merken naar aan leiding van een misverstand dat schijnt te bestaan. Een der redenen, waarom men tegen de stichting van weeghuisjes is, dat men verpligt zou zijn om daarvan gebruik te maken. En velen met hem verkeeren in die meening. In het adres van de heeren J. Wijbrandi c. s. leest men: „De veerschepen zullen bij de weeghuisjes moeten aanvaren". Dat is ook in de le sectie ter sprake gebragtalgemeen en ontkennend beantwoord hetgeen ook door de commissie van rapporteurs bladzijde 40 is medegedeeld. Hij weet niet of die zaak in de andere sectie ook zoo pertinent is besprokenen meent toch dat het geheel niet in de bedoeling ligt om het gebruik der weeghuisjes verpligtend te stellen. Eene wettige ver klaring nu gegeven is wenschelijk. De heer van Sloterdijck wenscht een amendement op dit onderdeel in te dienen. Hij stelt voor om het woodje drie en de laatste twaalf woorden weg te laten. Spr. meent dit voorstel na het vroeger door hem gesprokeneniet meer be hoeven te argumenteren. De heer Troolstra moet opmerken dat dit amendement van zeer ingrijpenden aard is, want door weglating van die twaalf woorden zou de raad besluiten dat weeghuisjes zullen worden gesticht en dat deze dan de éénige gelegenheden tot wegen en meten zullen zijn. Dit is een punt dat reeds am pel is besproken met het resultaat dat het meer ten nadeele van den aanvoer zou zijn. De heer van Eijsinga geeft den heer van Sloterdijck in overweging zijn amendement te splitsenspr. beschouwt 't als twee amendementen, die ieder afzonderlijk in stemming kun nen worden gebragt. De heer TOiersma moet zich ten sterkste tegen het amen dement verklaren hij ziet daarin een nieuw voorstel en geen amendementwant de considerantia zouden dan volstrekt niet op dit onderdeel sluiten. Beide wegenals in dit onderdeel bedoeld kwamen spr. goed voor; door dit amendement echter zou alleen een weg opengesteld wordendie niet in 't systeem van rapporteurs ligt. Hij moet den raad er voor waarschuwen dit amende ment aan te nemen. 't Betreft hier eene proefneming, en spr. wil gaarne daartoe de gelegenheid geven, maar door deze wijziging zou die proef neming met te groote onkosten en te groot gevaar voor den handel gepaard gaan. Er zouden dan misschien wel 20 weeg huisjes blijken noodig te zijn, hetgeen niet bevorderlijk zou zijn noch voor de vrijheid der passage noch voor den wel stand. Spr. meent dat de handel dan zeker zou verloopen want men moet niet vergeten dat men hier ter stede te doen heeft met kleine aanvoeren niet met groote aanvoeren uit het buitenland, b. v. uit Odessa, van de Oostzee enz., maar zij worden als gewone vrachtjes van het platte land met de vrachtschepen medegenomen. Voor de schippers zou 't zeer omslagtig en tijdroovend zijnin verband met de matige vrachtprijzen, zoodat zij zullen weigeren graan mede te nemen, hetgeen met eigenaars van hondewagens ook het geval zou kunnen zijn. Het besluit volgens het amendement zou naar spr's. oor deel, een dwang zijn die den graanhandel hier ter stede zou vernietigen. De heer Dirks kan niet medewerken om zoo in eens om ver te werpen wat reeds zoo langen tijd bestaat en waaraan zooveel arbeid is ten koste gelegd. In 1828 toch is eene verordening voor de korenmeters vastgesteld, in 1855 is eene herziening daarvan ter hand genomen maar niet tot stand gekomenin Maart 1874 is met aandrang door de kamer van koophandel daaraan herinnerd, in Jan. 1875 eene herzie ning naar de secties tot onderzoek gezonden en eindelijk, nadat in Julij 1875 dat onderzoek nogmaals was aangedron gen, in September van dat jaar eindelijk aangenomen. Dit alles kan hijzooals hij zegtniet omver werpenmaar wel facultatief, bij wijze van proef voor de oprigting van drie weeghuisjes stemmen met behoud der andere gelegenheden om te wegen. Men heeft dan de keuze. Ook de zorg voor het personeel, dat half broodeloos zoude worden, noopt hem het amendement af te stemmen. De heer van Sloterdijck wil in de eerste plaats repli ceren op het gezegde van den heer Wiersmadat zijn amen dement veeleer een nieuw voorstel zou zijn. Spr. beschouwt 't als een amendementomdat het gebaseerd is op eene op vatting van het voorsteldie behoorlijk is geargumenteerd in de 3e sectie en heden door al het gesprokene. Een nieuw voorstel zou alleen in te dienen zijn na verwerping vau de conclusie van het rapport. Wat het gezegde betreft van den heer Troelstradat dit amendement van ingrijpenden invloed zal zijnspr. gelooft wel dat vele amendementen eene groote beteekenis hebben. Bij het zijne evenwel blijft het systeem tot oprigting van weeghuisjes hetzelfde; 'tis dus geene omverwerping, geene wijziging in de strekking van het voorstel. Envraagt spr.is 't nu zoo ingrijpend Men behoeft toch waarlijk niet zoo ver te gaanals de heer Wiersma wil, om als 't ware bij elk schip een weeghuisje te stellen dat is het bezwaar wel wat at te breed uitmeten. De heer Dirks oordeelt 't eene omverwerping van het be staande. Jazegt spr.dat is 't ookmaar de handel wil zoo en nu komt 't er maar op aanwelke de beste wijze is. Dit amendement steunt o.p het themavroeger uitgewerkt. Er wordt geklaagd over de tegenwoordige wijzewaarop de gemeente aan den handel hulp verleent; men tracht die wijze te verbeteren de verantwoordelijkheid wordt nu verhoogd maar dan mag de gemeente deze beperken zóó dat de om vang er van van haar zelve afhangt. Ieder kan niettemin met eigen personeel zijn graan doen wegen en meten. De strekking van het amendement is dus alleen om waai de gemeente haar hulp aan den handel tracht te verbeteren dn verantwoordelijkheid voor die dienst te beperken. En wat betreft het voorstel van den heer van Eijsinga om zijn amendement te splitsen daar moet spr. opmerken dat als de gemeente weeghuisjes wil stichten en hare dien sten daar buiten niet verleonen, zij er zeker meer dan drie Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 26 Junij 1884. 127 moet oprigten om voldoende gelegenheid te geven tot wegeu, zoodat het duidelijk is dat het roijement van het getal drie en van de laatste 12 woorden van dit onderdeel in het amen dement wel degelijk zamenhangen. De heer Wiersma wil nogmaals met een enkel woord aan" dringenwaarom hij het amendement van den heer van Slo" terdijk niet als zoodanig beschouwt. Hij noemt 't een gehee1 nieuw denkbeeld. De discussiën hebben geloopen over de considerantia van het rapportdie niet sluiten op dit amen dement men staat nu voor een nieuw denkbeeldwaarop men niet is voorbereid. De heer van Sloterdijck moge mee- nen dat spr. te veel weeghuisjes wil hebben, maar dat lid zal toch niet kunnen ontkennendat des Vrijdags de drukte hier van dien aard zal zijn, dat men, als eenige gelegenheid voor meten en wegen wel vele weeghuisjes zal dienen te hebben. Spr. moet ook nog tegenspreken het argument van den heer van Sloterdijck, dat men altijd nog zijn eigen meter kan nemendit acht spr. een schijn-argumenten het is ook niet in bespreking geweest 't Is hier de vraag of men eenige waarborg heeft in het werk van beëedigde meters-wegers. Het spreekt van zelf dat men met eigen volk ook kan wegen of meten, die vrijheid bestaat altijd, maar dat ligt buiten het gemeentebestuur en heeft met de onderhavige werkzaam heid geen verband. Spr. houdt vol, dat het geheele systeem, als de heer van Sloterdijck wil, berust op verpligting om van de weeghuisjes gebruik te maken, en maakt er den raad attent op, dat het de oorzaak zou worden tot eene groote verhindering van aan voer voor kleine partijtjes. De heer van Sloterdijck meent dat het denkbeeld van den heer Wiersma over de drukte die er bij de weeghuisjes zal zijnindien er daarvan niet vele zijnjuist een argu ment is voor zijn idee, dat drie weeghuisjes niet voldoende zullen zijn. Met het oog op het bezwaar tegen zijn amendementdat men n.l. er niet is op voorbereid, wil spr. de beslissing daar over wel uitgesteld hebben; hij verlangt volstrekt niet den raad zijn amendement als bij verrassingzonder beraad te doen aannemen. Hij moet echter te kennen geven, dat zijn idee in de 3e sectie uitvoerig is besproken. De Voorzitter beschouwt het voorstel van den heer van Sloterdijck als een amendement, daar art. 33 luidt: Ieder lid heeft het regt wijziging op en splitsing van de in beraadsla ging gebragte voorstellen voor te dragen. Deze wijziging of splitsing, mits behoorlijk geformuleerd, en door ten minste één lid ondersteund, wordt het eerst in beraadslaging en stem ming gebragt. Nu is het voorstel van den heer v. Sloter dijck niet vreemd aan de orde van den dag. Dit denkbeeld toch is in de sectiën besproken in het rapport der com missie van rapporteurs behandeld en heden in de discussiën herhaaldelijk ter sprake gebragt. Het kan dus aan stemming worden onderworpen vóór het voorstel van de commissie. Hij acht het evenwel zeer wenschelijk, dat de raad dit amendement verwerpe. Door de aanneming er van toch zou juist worden tegengewerkt wat men wenscht te bevorderen de opbeuring van den graanhandel. De voorgestelde maat regel zou aan dien handel hier ter stede een gevoeligen knak toebrengen. Daarop wordt het in stemming gebragt en verworpen met 13 tegen 3 stemmen; vóór stemden de heeren Plantinga Duparc en van Sloterdijck. Het onderdeel 2 van het rapport wordt nu zonder hoofde lijke stemming aangenomen. De heer Plantenga verklaart zich tegendoch verlangt geene stemming. Op voorstel van den heer van Harinxma wordt besloten wegens het vergevorderd uur, de behandeling van dit rap port heden over acht dagen voort te zetten. Daarop wordt de vergadering gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1884 | | pagina 5