196 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 9 October 1S84
geschiktheid vuoï waschwater verpligtend te stellen wordt j
nu in stemming gebragt en verworpen met 18 tegen 3 stemmen, j
Voor stemden de heeren OosterhoffTroelstra en Planteuga.
Het le amendement van den heer Bekhuis wordt voldoende j
ondersteund en in behandeling genomen.
De heer Star Busmann acht het verstandig de woorden
„gedurende den geheelen duur der concessie" te behouden
omdat anders aan de alinea welligt eene beteekeniseene
uitlegging zal gegeven worden die in zijn oog daaraan niet
mag worden toegekend. De heer Bekhuis heeft als zijn be
zwaar tegen die woorden te kennen gegeven dat zij ook niet
in de le alinea voorkomen. Maar spr. leest ze wel in de le
alinea van art. 3hetwelk de quantiteit en de qualiteit van
het water specteertzoodat men naar zijne meening art. 2
in verband met de woorden van art. 3 moet beschouwen. Hij her
haalt dat hij bij weglating voor eene verkeerde uitlegging vreest.
Het amendementdaarop in stemming gebragtwordt ver
worpen met 19 tegen 2 stemmen. Vóór stemden de heeren
Bekhuis en van der Scheer.
Omtrent het 2e amendement van den heer Bekhuis geeft
de heer van Harinxma thoe Slooten als zijne meening
te kennendat het aan het artikel eene zekere mate van
duidelijkheid zou ontnemen. Wat toch zou het kunnen be-
teekenenwanneer gezegd werd dat het water moet worden
opgevoerd tot eene hoogte in de gemeente van 30 M. Dat
de concessionaris zoude kunnen volstaan met op ééne plaats
in de gemeente het water tot 30 M. op te voeren dat, wan
neer zij daaraan voldoetde gebruikers geene opvoering van
het water in hunne huizen kunnen vorderen Zooals de
redactie nu luidt, kunnen zij dat wel. Spr. acht het dus
ongewenscht om hetgeen nu duidelijk isonduidelijk te ma
ken. Hij kan evenmin het nut van het amendement inzien
men weet eenmaal dat het water de zucht heeft om overal
dezelfde hoogte te bereikenwaaruit dus volgt datwanneer
het water in den watertoren eene hoogte van 30 M. heeft
men overal in de gemeentewaar leiding ishet water de
zelfde hoogte kan hebben.
Het komt spr. ook voor, dat deze bepaling is opgenomen
mede met het oog op het blusschen van branden. Heeft hel
water de hoogte van 30 M. in den watertorendan zal men
door die groote drukkingeene krachtige waterstraal kunnen
aanwenden.
Spr. wenscht dus de bepaling omtrent den watertoren te
behoudenomdat men dan zekerheid heeftdat overal het
water op die hoogte is.
De heer Bekhuis gelooft dat de vorige spr. hem niet goed
heeft begrepen. Zijne bedoeling is dat de woorden „in de
gemeente" voldoende zijnomdat de concessionaris verpligt
is een' watertoren te bouwenmaar vrij gelaten wordt in de
middelen van uitvoering. Neemt hij dus op zich om in de
gemeente het water tot eene hoogte van 30 M. op te voeren,
dan wordt daarmede blijkbaar niet bedoeld op ééne plaats
maar overal. De concessionaris heeft de keus van de midde
len om goed deugdelijk drinkwater te leverenmaar acht
spr. het wenschelijk dat hij ten dezen opzigte worde vrijgelaten.
Het amendement wordt in stemming gebragt en verworpen
met 19 tegen 2 stemmen. Vóór stemden de heeren Bekhuis
en van der Scheer.
Thans wordt aan de orde gesteld ket sub-amendement van
den heer Wiersniaheigeen door rapporteurs is overgenomen.
De heer van Slotordijck kan zich met dat sub-amende
ment niet vereenigenhij acht het eerstens misplaatsi in de
voorgestelde 2e alinea; immers, de raad sluit geen con
tract maar magtigt burgemeester en wethouders daartoe
maar in de tweede plaats keurt hij het afomdat het de
strekking heeft een deel van de uitvoering der door den
raad vastgestelde voorwaarden van concessie aan den raad te
houden in plaats van naar de wet, ze geheel aan burge
meester en wethouders over te laten.
Bovendien zou hij 't niet wenschelijk achten dat de norm
door den raad worde bepaalddat zij dus bij raadsbesluit
worde vastgesteld en als zoodanig in het contract worde op
genomen. De raad bestaat uit 2L leden, hetgeen uit den
aard der zaak de uitvoering veel moeijelijker doet zijn dan
voor een collegie van 4 persopen.
Spr. zal dus bij de stemming zich tegen dit amendement
verklaren.
De Voorzitter vestigt de aandacht er op dat dit sub
amendement door rapporteurs is overgenomen zoodat geene
afzonderlijke stemming daarover noodig zal zijn
De heer van Sloterdijck beschouwt dit subamendement
alleen als zoodanig door rapporteurs te zijn overgenomen
maar niet in hun amendement opgenomen. Volgens hem zal
dus afzonderlijk daarover moeten worden gestemd.
De heer de la Faille had oorspronkelijk geineend, evenals
de heer van Sloterdijckde formulering des norms aan bur
gemeester en wethouders te moeten opdragenomdat door
hen het contract wordt gesloten. Hij kan zich echter be
grijpen dat naar het systeem van den heer Wiersuia burge
meester en wethouders de verantwoording niet op zich willen
nemen. Het is hier dus een verschil in uitvoering. Liefst
had spr. de oorspronkelijke redactiemaar kan zich nu wel
bij den wensch van den heer Wiersma nederleggen.
De heer Wiersma heeft het bezwaar van den heer de la
Faille gehoorden kan niet geheel de juistheid daarvan ont
kennen. Hij wijt 't aan de haastdie altijd eenigzins aan
het ter vergadering indienen van een amendement verbonden
isdat de redactie niet overeenkomstig zijne bedoeling is.
Het is voorzeker zijn doel niet met het amendementom
daardoor de vraag aan de orde te brengen wie het contract
zal sluiten. Spr. ziet in dat zijn amendement het artikel on
duidelijk zou maken en trekt derhalve zijn amendement in
om het door een ander te doen vervangen en aan de verga
dering de vraag ie stellen: „moet de norm door burgemeester
en wethoudersdan wel door den raad worden vastgesteld."
Spr. kan zich niet begrijpen dat de kwestie van den norm,
uitloopt op eene kwestie van uitvoering. De norm is reeds
in de discussiën uitvoerig besproken waarbij als hoofdbezwaar
golddat de concessionarissen niet aan den norm zullen kun
nen voldoen. Men heeft voor den norm allerlei eischen. Hij
voorziet datwanneer de raad de concessie verleed en bur
gemeester en wethouders den norm vaststellenmen later
ingeval het water niet voldoetde schuld zal schuiven op
den norm die door burgemeester en wethouders is vastgesteld
en zeggen dat deze niet voldoet aan alle eischen.
Dat kannaar spr. meentniet van burgemeester en wet
houders gevorderd worden. Hij acht het bepaald wenschelijk,
datwanneer de raad aan de concessie eenen norm als voor
waarde verbindthij dan zelf' van dat besluit de verantwoor
delijkheid aanvaardt door den norm vast te stellen. In zoover
is de uitvoering aan burgemeester en wethoudersdat zij
nagaan, of het water voldoet aan den eens gesteldeu norm.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 9 October 1884. 197
Spr. stelt als verbeterd sub-amendement voor, om de woor
den „door burgemeester en wethouders in het contract met
de concessionarissen vast te stellen" te vervangen door „door
het gemeentebestuur vast te stellen en in het contract met
de concessionarissen op te nemen."
Dit amendement wordt voldoende ondersteund en in behan
deling genomen.
De heer van Harinxma thoe Slooten komt thans
terug op een punt in de vorige vergaderiug xeeds besproken.
Hij heeft zich n.l. de vraag gesteldof een norm hier reden
van btstaan heeft en is tot de conclusie gekomen, dat omtrent
eenen norm geene bepaling in de voorwaarden moet voorkomen.
In art. 2 der voorwaarden wordt bepaalddat de conces
sionarissen zich verbinden tot het leveren van allezins deug
delijk drinkwatervoor welke verbindtenis zij alle risico op
zich nemen. Nu kan door de opname van deze krachtige
bepalinghet aan den regter worden overgelatenom te be
slissen of het water aan die eischen voldoet.
Spr, wenscht den heer Wiersmawaar deze meent dat men
burgemeester en wethouders niet met de vaststelling des norms
mag beslissen te vragen of hij dan van oordeel is dat eene
vergadering van 21 leden wel bij magte zal zijn om eenen
norm te bepalen.
Spr. wil zich niet met die kwestie inlaten, maar afwachten
het oogenblikwaarop de concessionarissen in gebreke blijven
aan de eischen te voldoen dau moet de regter het uitmaken
en zullen de concessionarissen de gevolgen hebben te dragen.
A priori een norm vast te stellen acht spr. niet wenschelijk;
daardoor wordt geprejudicieerd op de beslissing omtrent het
water. Want gesteld eens dat de 21 leden zich vergissen en
er zoodoende in het contract eenen verkeerden norm wordt be
paald dan zit men er aan vast. Men behoort alleen te heb -
ben eene waarborg voor deugdelijk drinkwaterwordt dit
niet geleverd dan zal de regter de straf opleggen. In elk
voorkomend geval moeten de deskundigen kunnen voorlich
ting geven en moet er beslist worden over de al of niet deug
delijkheid van het water. Artikel 2 geeft z. i. volkomen zekerheid.
Het blijft bedenkelijk om na reeds eenen norm te bepalen; men
weet immers nietzegt spr.of de eischen voor goed drink
water ra 20 jaren dezelfde zullen zijn als thans. De heer
de la Faille heeft immers bij de vorige discussies gezegd, dat
men ten aanzien der middelenom zuiver drinkwater te vin
den of te maken is vooruitgegaan. Ook spr. is daarmede
bekend en gelooft om die redendat men steeds meer vooruit
zal gaan en dat men daarom geenen norm moest vaststellen
ten einde in gelijken tred met dien vooruitgang de eischen
voor goed drinkwater telkens hooger te kunnen stellen en
daardoor de imperatieve bepaling tot de uiterste consequentie
door te voeren, zooals de heer Wiersma zich heeft uitgedrukt.
De heer Wiersma is het tot op zekere hoogte met het
zooeven gesprokene eens dat men de concessie kan verleenen
zonder eenen vastgestelden norm. De strekking van zijn amen
dement was alleenomwanneer een norm zal worden vast
gesteld dit dan door den raad te doen geschieden. Hij be
schouwt het niet als eene kwestie van uitvoeringevenmin
als eene zaak die bij burgemeester en wethouders behoort.
Wil men geenen normdan is hij het met den heer van
Harinxma eensdat de bevoegde magt moet beslissen of het
water aan de eischen van goed drinkwater voldoet. Zijn voor
stel is een sub-amendement op een artikelwaarin reeds van
eenen norm sprake is.
Hij blijft er bij dat aan burgemeester en wethouder niet
de verantwoordelijkheid voor de vaststelling van den norm
behoort te worden opgelegd. Is de concessie eens gegeven
dan staan zij voor de moeijelijkheid om een algemeen goede
norm te vindenterwijl nu toch reeds haast vaststaatdat
eene dergelijke niet te vinden is. De schuld zal werkelijk
altijd aan den norm en niet aan burgemeester en wethouders
liggen, die toch de verantwoordelijkheid hebben. Dan vindt
spr. beter geen norm te hebben.
De heer de la Faille kan zich de bezwaren tegen een
norm voorstellen, hoewel men er z. i. wel te groot g«'wigt
aan hecht. Toch acht hij den norm verdedigbaar.
De heer van Harinxma heeft er op gewezen, dat men iedt-r
oogenblik de gelegenheid zou hebben voor de beslissing aan
den regter en de deskundigen over te laten. Maar in art. 3
wordt bepaald dat in het le ressort het gemeentebestuur moet
oordeelen zoodat het telkens bij den geringsten twijfel over
liet water moet beslissen. Daarom acht hij het beter een
maatstaf aan te wijzen, waaruit de deugdelijkheid van Int
water is op maken of welke den twijfel kan voorkomen. Is
men het dan niet er over eens, dan beslist de regter. Juist
met het oog op de moeijelijkhedendie zich kunnen voor
doen is een norm ge wenscht als maatstaf bij twijfelof
verschil van meening over de deugdelijkheid van het water.
Waar de heer van Harinxma teregt heeft gezegd dat de
norm na verloop van jaren kan veranderen daar is spr. het
met hem eensmaar dan blijkt hem hieruit eerst het aanne
melijke van het amendement van den heer Troelstra, die heeft
voorgesteld te spreken van voldoen minstens aan een' norm
Want zegt men dat het water moet beantwoorden minstens
aan eene normdan beteekent het dat het niet slechter mag
zijnen dat wanneer na verloop van jaren de eiscli voor
goed drinkwater verandert en de norm dus te laag wordt
dan krachtens deze bepaling het gemeentebestuur kan zeggen,
wij willen water beter dan den norm.
Spr. deelt namens rapporteurs mede, dat zij uit een utiliteits
oogpunt het woordje „minstens" in hun amendement opnemen.
Den heer van Harinxma thoe Slooten komt het voor
dat de heer de la Faille door te veel te willen bewijzen
niets heeft bewezen. Deze erkent het bezwaar, dat de eischen
voor deugdelijk drinkwaterlater hooger kunnen zijn maar
zegtwelnu wij voegen het woordje minstens er bij, dau kan
de regter altijd beslissen of het water aan de eischen voldoet.
Spr. echter gelooftdatwanneer eenmaal de norm is be
paald de concessionarissen zich daarop zullen beroepen en
zich dan tot niets meer verpligt zullen rekenen. Wordt de
norm nu vastgesteld dan beschouwt spr. die als een' norm
voor den geheelen duur der concessieHij zal stemmen voor
het voorstel van den heer Wiersmamaar zal zich tegen den
geheelen norm verklarenook indien het woordje minstens
wordt ingelaschtwant dat acht hij bedenkelijk.
Het sub-amendement van heer Wiersma wordt nu in stem
ming gebragt en verworpen met 8 tegen 13 stemmen. Vóór
stemden de heeren Oosterhoff, Star Busmann, Troelstra, C. W. A.
Bumav. EijsingaWiersmade la Faille en^van Harinxma.
Daarop wordt gestemd over de door rapporteurs voorge
stelde 2e alinea, met toevoeging van het woord „minstens".
De uitslag van die stemming is, dat het wordt aangenomen
met 15 tegen 6 stemmen, die van de heeren DirksTroel
stra, Brunger, van Sloterdijck, Wiersma en van Harinxma.
De voorgestelde weglating van „Z. O. dat is" in dea