198
verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 9 October 1884.
laatsten regel van dit artikel, wordt zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
Het geheele artikel 2 aldus gewijzigd wordt daarop aange
nomen met 17 tegen 4 stemmen, die van de heeren Troelstra,
Plantenga, Brunger en Wiersma.
Nu wordt aan de orde gesteld art. 3, met de door rappor
teurs voorgestelde wijziging, welke de bepaling inhoudt dat
de kosten van arbitrage ten laste komen van de concessiona
rissen, tenzij de opmerkingen van het gemeentebestuur blijken
ongegrond te zijn.
De heer Bekhuis heeft eenige bedenking tegen dit amen
dement, niet wat het doel, maar wat de bewoordingen be
treft. Daaruit blijkt dat alleen de contractant ter eene zijde,
dat is de gemeente, arbitrage kan vragen, maar de contrac
tanten ter andere niet. Deze kunnen toch ook hunne grie
ven hebbendie zij door arbiters wenschen uitgemaakt te
hebben. Spr. vraagt of die weg voor hen niet openligt en
zoo jaof zij dan ook de kosten daarvan moeten vragen
indien hunne grieven gegrond blijken te zijn.
De heer Troelstra gelooft dat in dit artikel eene overtollig
heid of eene leemte is. In de 2e alinea staat„Indien de conces
sionaris in gebreke blijft ten spoedigste (de in alinea 1) bedoelde
werken uit te voeren of de vereischte maatregelen te nemen
hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid die te doen
uitvoeren op kosten en risico van den concessionaris, of om
gebruik makende van de bevoegdheid in art. 26 voorbehouden,
de concessie vervallen te verklaren, terwijl in art. 26 wordt
bepaald dat de concessie door den gemeenteraad kan worden
vervallen verklaard, indien de concessionaris de voorwaarden
dezer concessie niet naleeft. In het laatste wordt dus gesproken
van vervallenverklaring door den raad en in dit artikel van die
door burgemeester en wethouders. Spr. heeft niets tegen de
bevoegdheid, in het eerste gedeelte van deze zinsnede toege
kend, maar de tweede bevoegdheid, om de concessie vervallen
te verklaren, gaat met het oog op art. 26 niet op. Deze be
paling moest dus vervallenof er moet eene toevoeging plaats
hebben. Hij stelt derhalve voor om tusschen de woorden
„voorbehouden" en „de concessie" te plaatsen de woorden
„een voorstel aan den raad te doen om".
Dit amendement wordt door rapporteurs overgenomen en
daarna door de vergadering zonder hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
De heer de la Faille komt terug op het gezegde van
den heer Bekhuis, omtrent de voorgestelde 3e alinea. Werd
het artikel in dien geest aangevulddan zou de raad plus
roijaliste que le roi zijn, want dan zou eene bepaling worden
opgenomen, die de concessionarissen niet hebben gewenscht.
Er is z. i. niets onbillijks in die bepaling omtrent de arbi
trage, daar, als de opmerkingen van het gemeentebestuur on
gegrond blijken te zijn, dit dan ook de kosten van arbitrage
moet dragen.
De door rapporteurs voorgestelde alinea wordt nu zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
De heer Menalda geeft in overweging in de 2e alinea,
in plaats van art. 2 alinea 1 te lezen art. 2 alinea 1 en 2,
in verband met de nieuw ingelaschte 2e alinea.
Dienovereenkomstig wordt jbesloten.
De heer van Sloterdijck leest in den 4e regel van dele
alinea van dit artikel, „gemeentebestuur", maar wenscht gaarne
te weten, welk collegie daaronder wordt verstaan, of het de
raad dan wel burgemeester en wethouders is. Het komt hem
voor dat het beter is om hier burgemeester en wethouders te
zetten, daar het toch geldt eene beoordeeliüg van de juiste
naleving van he5 contract, tusschen burgemeester en wethou
ders en de concessionarissen gesloten. Dit collegie is partij,
en zal ook, gelijk in eene gewone overeenkomst de eene partij
beoordeelt of de andere de verpligtingen nakomt, hier in dit
geval te beslissen hebben.
Spr. geeft nu in overweging om in den 4e regel van
alinea 1 alsmede in den 6e regel van alinea 2, waar ook ge
meentebestuur staat in plaats van dat woord te lezen „bur
gemeester en wethouders", teneinde allen twijfel, die omtrent
de beteekenis van het woord „gemeentebestuur" mogt ont
staan, op te heffen.
Dit amendementalsmede daarna het geheele artikel 3
wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Art. 4, met de door rapporteurs voorgestelde wijziging, zoomede
art. 57 worden zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Art. 8. De heer Troelstra acht in den 3en regel der le
alinea tusschen de woorden „voltooid" en „hebben" toevoeging
van het woord „moeten" noodig.
De Voorzitter acht deze opmerking juist; het is eene
fout in de redactie, waarvan er misschien meer in deze voor
waarden voorkomen, en gaandeweg kunnen worden hersteld.
De heer Bekhuis wenscht in den 3den regel achter het
woord „exploitatie" te zien opgenomen „ten behoeve der inge
zetenen", daardoor zullen de aanvragers van aansluitingen
waarborgen hebben dat binnen dien tijd aan hun verzoek zal
worden voldaan. Nu echter ziet het alleen maar op de wa-
terlevering aan de gemeente.
De Voorzitter gelooft dat aan dit bezwaar wordt tege
moet gekomen door het laatste gedeelte van het artikel.
De heer Bekhuis ziet niet in, dat dit in zich sluit de
verpligting voor de concessionarissen, om binnen de 18 maan
den de ingezetenen die het verlangenvan water te voorzien.
De heer van Harinxma thoe Slooten acht die toe
voeging overbodig, omdat, wanneer eenmaal de concessiona
rissen tot de exploitatie verpligt zijnhun eigenbelang mede
brengt om zoo mogelijk te exploiteren er zal hen alles aan
gelegen zijn, om ter vergoeding van hunne moeiten en kos
ten, binnen den kortst mogelijken tijd water te verkoopen.
Het amendement van den heer Bekhuis wordt nu in stem
ming gebragt en verworpen met 7 tegen 14 stemmen. Vóór
stemden de heeren BekhuisStar Busmann C. W. A. Burna,
PlantengaKuipersv. Eijsinga en de la Faille.
Daarop wordt art. 8 zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Art. 9 wordt met de door rapporteurs voorgestelde wijzi
ging en met verandering van „gemeentebestuur" in „burge
meester en wethouders" zonder discussie en hoofdelijke stem
ming aangenomen.
Art. 10. De heer Troelstra meent dat ook hier weder
in de 2e alinea en in den 2en en 3en regel van de 3e alinea
het woord „gemeentebestuur" moet worden vervangen door
„burgemeester en wethouders".
De heer Bekhuis stelt voor in de 3e alinea de zinsnede
„Het gemeentebestuur kan vorderen dat bij herstelling van
straten de uitkomende oude steenen door nieuwe worden ver
vangen daartoe door het gemeentebestuur ter plaatse te le
veren" te vervangen door; „Het herstellen van de door
den concessionaris binnen de gemeente opgebroken bestrating
geschiedt uitsluitend door van gemeentewege daartoe aange
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 9 October 1884.
199
stelde werkliedenen naar de aanwijzing en onder het toe-
zigt van de gemeente-ambtenaren.
De concessionaris verbindt zich voor deze werkzaamheden
te vergoeden zoodanige som per Q meterals de gemeente
aan den aannemer van het onderhoud der bestrating betaalt.
Spreker acht deze bepaling met het oog op goed onderhoud
noodig, want breekt de concessionaris de straten op, zonder
dat men zekerheid heelt, dat hij bij het weder herstellen der
bestrating goede werklieden gebruikt, dan heeft men de kans
dat binnen korten tijd de bestrating zeer slecht wordt.
De heer Menalda kan zich met dit amendement niet
vereenigen en acht dat overbodig, daar z. i de geamendeerde
zinsnede beheerscht wordt door het eerste gedeelte der 3e
alinea, waarbij de concessionaris verpligt is zich bij de uit
voering der werken stiptelijk te gedragen naar de voorschrif
ten, door burgemeester en wethouders daarbij gegeven.
Het amendement van den heer Troelstra wordt zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Het amendement van den heer Bekhuis wordt in stemming
gebragt en verworpen met 10 tegen 11 stemmen. Vóórstem
den de heeren DirksBekhuisOosterhoff, Troelstra, C. W.
A. Buma, Plantenga, Beucker AndreaeKuipers, Dijkstra en
Wiersma.
Daarna wordt art. 10 zonder hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
Art. 11. Rapporteurs stellen voor in den 2n regel van
alinea 1 „paardenspoorwegen" te doen vervangen door „tram
wegen" en in die alinea sub finem weg te laten de woorden
„terwijl in het laatste geval de gemeente zich voor de prompte
uitbetaling der schadevergoeding verantwoordelijk stelt."
Tegen deze weglating hebben de concessionarissen hunne
ernstige bezwaren te kennen gegeven bij hunne missive van
23 September j.l., waarin zij tevens hun vertrouwen aan den
dag leggen, dat rapporteurs op de in die missive ontwikkelde
gronden van hun voorstel zullen terugkomen.
De heer de la Faille kan zeer goed begrijpen, dat de
concessionarissen in die weglating een bezwaar zien. Het is
voor hen ook een moeijelijk geval, wanneer zij geen verhaal
hebben op schade door particulieren veroorzaakt en toch is
het voor de gemeente bezwaarlijk daartegen iets te doen.
Particulieren kunnen binnenshuis een of ander doen uitvoeren,
zonder dat daarvoor de toestemming van burgemeester en
wethouders noodig is, en dan kan de gemeente voor de
schade niet verantwoordelijk gesteld worden. Iets anders is
het, wanneer daartoe de toestemming en vergunning van bur
gemeester en wethouders wordt vereischtin welk geval zij
hen, die het verzoek hadden gedaan, voor de schade aanspra
kelijk konden stellen. De gemeente kan echter bezwaarlijk
voor alle gevallen verantwoordelijk gesteld worden.
De heer Menalda acht het van belang om bij aanneming
van het amendement de eerste zinsnede van de 2e alinea te
wijzigen, daar het toch niet op den weg van burgemeester
en wethouders kan liggen, om ook de schade bij particulieren
veroorzaaktte vergoedenhetgeen anders uit deze redactie
zou kunnen worden afgeleid. Om dat wat duidelijker te
doen uitkomen stelt hij voor de 2e alinea aldus te doen ver
vangen„Deze schadevergoeding, voor zoover deze de ge
meentewerken betreft."
De heer de la Faille heeft uit de missive van de con
cessionarissen opgemaakt, dat zij er zeer prijs op stellen dat
de bedoelde woorden blijven behouden. En als men dit artikel
goed leest, dan blijkt er toch uit, dat in de eerste plaats
van schadevergoeding door de gemeente sprake is wat betreft
de gemeentelijke werken. Hier kan dus het bezwaar van
verantwoordelijkheid voor de gemeente niet bestaan. De
vraag is verder, welk vinculium juris bestaat er tusschen de
gemeente en particulieren, die de schade kunnen toebrengen,
hoe kan de gemeente de kosten daarvan verhalen Moeijelijk
is dat z. i. bij particulieren waar de werken a 1' insu van
de gemeente worden verrigt. Maar waar het betreft werken
waarvoor concessie en vergunning wordt vereischtdaar zou
spr. de bepaling wel willen behoudendesnoods met de
clausule dat het niet van toepassing is op werken binnenshuis.
De heer Star Busmann kan ook medegaan met de be
denking tegen de weglating dier bepalingdaar het hem
voorkomt dat het in de practijk geene bezwaren zal opleveren.
Voor werken binnenshuis kan a priori de gemeente moeijelijk
borg zijn, uiaar daar bestaat altijd een vinculium juris; de
concessionarissen immers staan in direct contract met de par
ticulieren en kunnen de schade direct op deze verhalen. En
waar de concessionarissen op het behoud der bepaling grooten
prijs stellen, zooals uit het geheel beloop dezer zaak blijkt en deze
alleen betrekking heeft op de werken, die zich naar buiten open
baren daar geeft spr. in overweging daartoe over te gaan.
De heer van Harinxma thoe Slooten wijst er op,
datvoor zooveel hij in de le alinea van dit artikel kan lezen,
de geheele schadevergoeding wordt beheerscht door de ver
gunningen door het gemeentebestuur verleend of te verleenen.
Er kan dus zoo geen sprake zijn dan van wat er op de open
bare straten geschiedt. Burgemeester en wethouders geven
geen vergunning aan particulieren om leidingen of verande
ringen daaraan aan te brengendaartoe sluiten deze met de
concessionarissen hunne verbindtenis. Maar waar het ge
meentebestuur voor te verrigten werkzaamheden op de open
bare straat vergunning geeftdaar stellen de concessionarissen
er prijs opdat de eventueel te vergoeden schade worde ge
regeld. Daarom is spr. niet tegen het behoud der bepaling,
die door burgemeester en wethouders ook uit dat oogpunt is
voorgesteld.
De heer van Eijsinga kan niet meegaan met zijn beide
mede-rapporteurswaar deze voorstellen de bepaling niet te
doen wegvallen. Hij wil de verantwoordelijkheid niet op de
gemeente laden. In art. 11 toch leest hij niet alleen van
vergunningen voor paardenspoorwegenmaar ook van het
herstellen van kluizen en het verrigten van werkzaamheden
aan putten en riolen. Hij kan zich zeer goed voorstellen dat
er, bijv. in de kelders aan den Ee wal en elders onder de straat
schade wordt veroorzaaktzonder dat de gemeente van de
werkzaamheden eenige voorkennis had. En toch zal de ge
meente die schadeals zijnde op de openbare straat veroor
zaakt moeten betalenzonder dat er een waarborgfonds be
stond om die kosten daaruit te bestrijden. Bij een concessie
voor een tramweg of iets dergelijks zal de gemeente, bij elk
geval afzonderlijktelkens den maatregel kunnen voorbehou
den waarop concessionarissen gesteld schijnen te zijn.
De heer de la Faille neemt nogmaals de vrijheid er op
te wijzengelijk de heer van Harinxma ook reeds gedaan
heeftdat het alleen ziet op schade bij werkendie met
vergunning van burgemeester en wethouders worden uitge
voerd. Waar de heer van Eijsinga doelt op toegebragte schade
in kelders kluizen of bij het openbaar verkeerdaar moet
spr. opmerken dat het dan buiten de gemeente omgaat, dat