6 No. 2 der afzonderlijke bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1884. het plaatselijk bestuur, op de voordragt van de administratie der bank en de andere beambten door die administratie zelve, op de voordragt van den directeur, wanneer die plaats vervuld is. De directeur en verdere beambten leggenin handen van het bestuur, dat dezelve benoemd heelt, den eed af, om ge trouw en behoorlijk hunne bediening waar te nemenen het geheim te bewaren omtrent al de werkzaamheden der bank het geval alleen uitgezonderddat zij wettiglijk opgeroepen worden om inlichtingen wegens die werkzaamheden te geven. Art 13. De rekening en verantwoording der bank van leening wordt jaarlijks aan het gemeentebestuur voorgelegd en door hetzelve gesloten. In de stedenalwaar eene algemeene administratie der armen aanwezig iswordt deze eerstwegens de rekening voormeld gehoord. II. Over de middelenom in de onkosten der banken van leening te voorzien. Art. 14. De kapitalen, zoo tot de kosten der eerste op- rigting der banken als tot de leeningen welke zij deenbe- noodigdworden voor elke bank bepaald naar het bedrag dier kosten en de uitgebreidheid der werkzaamhedendoor de plaatselijke behoeften gevorderd. Art. 15. Deze kapitalen bestaan 1°. Uit de fondsen, der bauk in eigendom toebehoorende of die aan dezelve worden vermaakt. 2°. Uit de borgtogten van derzelver beambten en agenten. 3°. Uit de borgtogten der stads beambten en die van open bare instellingen welke het bestuurdaartoe bevoegd bij de bank doet storten. 4°. Uit de fondsen van de stad of gemeente, waar de bank gelegen isof van de instellingen van liefdadigheiddie in de bank deel hebben. 5°. Uit de ledig liggende fondsen van andere steden, ge meenten of instellingen welke het bestuurdaartoe bevoegd goedvindtop deze wijze te benuttigen. En eindelijkzoo noodig 6". Uit fondsen bij wijze van negociatie verkregen. Art. 16. De interessen ten laste der bankenmoeten tot de laagst mogelijken taux worden bedongenimmers zullen dezelve het bedrag van vijf ten honderd niet kunnen te boven gaan. Wanneer de fondsen geleverd worden door openbare in stellingen welke in de bank deel hebben zoo kan in plaats van een vasten interesteen dividend ten haren voordeele bepaald worden dat jaarlijks naar de winsten geregeld wordt. Art. 17. De lokalen, in gevalle de bank er geen bezit, worden geleverd door de stad of gemeenteof door de in stellingen van liefdadigheidof zij worden aangeschaft uit de fondsen, vermeld bij artikel 15, of eindelijk in huur genomen. Art. 18. De opbrengsten bestaan 1 Uit de intressen welke de beleeners betalen, en waar onder begrepen zijn al de vergoedingen, waartoe de banken, wegens de administratiekosten en kosten van bewarenkun nen geregtigd zijn. 2°. Uit de winsteu voortvloeijende uit den verkoop der pandenwanneer de beleeners zich niet binnen den bepaal den tijd hebben aangemeld. Art. 19. De interessendoor de beleeners te betalen, wor den voor de onderscheidene klassen van beleeningen bij de afzonderlijke reglementen vastgesteld. Deze bepaling zal nogtans voor vermindering vatbaar zijn, wanneer de omstandigheden zulks binnen den voorschreven termijn zouden mogen vorderenen daarbij zal tevens moeten worden in het oog gehouden, dat dezelve voor elk der klas sen waarin de panden volgens hunne waarde verdeeld kun nen wordenmoeten worden berekend dag voor dag tot dien der lossingen tot die laagteals de finantiële gesteldheid der bank maar eenigzins kan gedogen. Art. 20. De banken van leeningwelke met kapitalen loopende tegen bezwarende interessenbelast zijnzullen de winsten door dezelve banken behaaldjaarlijks tot geheele of gedeeltelijke aflossing van zoodanige kapitalen in de eerste plaats moeten aanwenden. Art. 21. Buiten den bepaalden interest mag niets gevor derd wordenhetzij voor de beleggings-billettenhetzij voor opening of sluiting buiten de gewone uren hetzij om zekere goederen bij voorkeur te hangenof in het algemeen eene meer bijzondere zorg aan de bewaring der goederen te be steden hetzij om onderzoek naar eeuige goederen te doen hetzij om te voorzien in het verlies der beleggings-billetten hetzij eindelijk om welke redenen of voorwendsels hoegenaamd. Art. 22. Indien evenwel de intressen voor eene beleening verschuldigdminder bedragen dan het kleinste stuk gang bare muntzoo wordt dit voluit aan de bank betaald j de breuken zijn wijders altijd ten voordeele der bankwanneer zij de helft van het kleinste muntstuk te boven gaan. Art. 23. De banken van leening kunnen tot geene verrig- tingen verpligt worden, welke vreemd zijn aan het doel ha- rer instellingalle bepalingen hiermede strijdigvan provin ciale- of plaatselijke besturen worden hiermede ingetrokken. III. Over het inbrengen en lossen der pandenhet ver nieuwen der beleeningende verkooping der panden. Art. 24. Onroerende goederen worden bij de banken van leening niet tot onderpand aangenomenbij dezelve worden wijders niet beleend Obligationactiën, inschrijvingen, publieke- of handels effecten. Sieraden en andere voorwerpen tot den eeredienst behoo- rendegoederen welke blijkbaar komen uit instellingen van liefdadigheidmilitaire goederen en wapenen handwerktuigen en verdere instrumenten tot het uitoefenen van eenig ambacht benoodigd en voorts alle goederen zonder onderscheid, welke onder de vijftig cents (50 cents) waardig geschat worden. Art. 25. In tijden van aanstekelijke ziekten, worden de kleederen en verdere goederen welke de aansteking kunnen overbrengenniet aangenomenalvorens eerst gereinigd en van alle besmetting gezuiverd zijn. Art. 26. Bij iedere bank van leening wordt een register gehoudenhetwelk door het plaatselijk bestuur gekwoteerd en geparafeerd wordtenzonder eenig wit of tusschenregels, de geleende somden aardde hoedanigheid en waarde der panden inhoudt. Art. 27Aan eiken beleeuer wordt een briefje ter hand gesteldhetwelk klaar en duidelijk den aard van het pand en het bedrag der voorgeschoten som inhoudt. Art. 28. De bureaux zijn alle dagen open. De uren van opening en sluiting worden bij de reglementen bepaald op de wijzewelke geoordeeld wordt het best overeen te komen met de belangen der beleeners. Art. 29. De afzonderlijke reglementen bepalen den voet en de wijze waarop, alsmede de personen door wiede waarde der in te brengen panden zal worden geschatdaarbij in acht No. 2 der afzonderlijke bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1884. 7 nemendedat de personen die daarmede zullen belast wor den altoos zullen moeten beëedigd zijnen dat dezelve ge houden zullen wezeu om de panden niet hooger of lager tlan derzelver wezenlijke waardete schatten. Art. 30. Wanneer goederen te pand worden aangeboden welke voor gestolen aangegevenerkendof op gewigtige gronden als zoodanig in verdenking zijn wordt alle noodig onderzoek deswege gedaanennaar gelang van omstandig heden en bevindingaan de regterlijke magt van den uitslag kennis gegeven. In zulke gevallen wordt de beleening uiterlijk gedurende vier en twintig uren geschorsten de goederen bij de bank aangehoudenten ware regterlijke demarches inmiddels bij dezelve gedaaneene langduriger schorsing en aanhouding noodzakelijk mogten maken. Art. 31. De gestolen of verloren goederen, door derzelver eigenaarsbinnen den tijddoor de wet bepaald, opgeëischt, worden teruggegevenwanneer het regt van eigendom ten genoegen van de bank-administratieof ingeval van verschil, door een vonnis bewezen wordtin zoodanig geval zullen de eigenaars niet gehouden zijnom de voorschottendoor de bank gedaannoch de interest van dien goed te maken. Art. 32. De panden worden met alle noodige zorg bewaard, ten einde alle bederf of vermindering voor te komen. De banken zijn verantwoordelijk voor alle schadendie dezelve ondergaanalleen het geval uitgezonderddat die schaden voortgesproten zijn uit oorzakendie op geene wijze voor te komen waren. Het geval van brand is hieronder niet begrepen dan voor zooverre blijken mogtdat de geledene schade door geene assurantie heeft kunnen gedekt worden. Art. 33. De beleenerdie zijn briefje verloren heeft, wordt tot lossing van zijn pand toegelatenwanneer de eenzelvig heid van den persoon, en die van het pand genoegzaam blijken. Indien het pand van waarde iszoo kan de bank kwitantie en borgstelling vragen. Art. 34. Zoolang het pand niet verkocht iskan het te allen tijde afgelost worden. De verkooping kan geen plaats hebben, dan na verloop van veertien maanden te rekenen van de belegging. De belegging kan vernieuwd worden, behoudens af betaling der verlopen interessenen wanneer het pand in waarde mogt verminderd zijnvan een gedeelte der voorgeschoten somgeëvenredigd aan die vermindering van waarde welke door de schatten bepaald wordt. Art. 35. Bij gebreke van aflossing of vernieuwing der be legging binnen den bepaalden tijdwordt het pand openlijk verkocht Bij de bijzondere reglementen worden de wijze van ver kooping en de kostenwelke alleen daarbij in aanmerking zullen kunnen komen bepaald met aanbeveling om deswege de meeste bezuiniging in acht te nemen. Indien bij de eerste verkooping voor het pand niet wordt geboden de waarde waarvoor het bij de bank is aangenomen, zoo wordt het opgehouden, en voor eene tweede verkooping weggelegd. Art. 36. De zuivere opbrengst der verkooping (na aftrek van het voorschotdoor de bank gedaan en der interessen van dien), blijft ter beschikking van den belegger of anderen wettigen houder van het beleggingsbriefjegedurende twintig maanden te rekenen van den dag van den verkoop na verloop van dien tijd vervalt die opbrengst ten voordeele der bank die van haren kant het verlies draagtdat bij de verkooping zou kunnen geleden zijn; zonder eenig verhaal op den belegger. IV. Over de inbrengers. Art. 37. Niemand vermag als inbrenger bij eene bank van leeniug werkzaam te zijnzonder als zoodanig te zijn erkend en beëedigd. In al de steden of gemeentenwaar de tusschenkomst van inbrengers noodig geoordeeld wordtworden er zoovele be noemd als de dienst noodwendig vereischt en als de hierna vastgestelde middelen om hen behoorlijk te belooneu, gedongen. Art. 38. De inbrengers worden door de administratie der bank van leeniug benoemddie dezelveingeval van over treding of ontrouw in derzelver bedieningkan schorsen of afzetten. Indien het noodig geoordeeld wordt, inbrengers aan te stellen, binnen eenige gemeente waar geen bank van leening bestaat, zoo wordt daarin onder goedkeuring van de provinciale staten, door het plaatselijk bestuur en dat der naastbijgelegene bank van leeningmet gemeen overleg voorzien. Art. 39. De beëedigde inbrengers stellen borgtogt in de kas der leenbankin wier dienst zij zijn. De boeten en ver goedingen die zij zouden kunnen schuldig zijn aan de bank of aan de beleeners, kunnen op dien borgtogt goedgemaakt worden. Art. 40. Zij houden een registeromschreven bij art. 26 op gelijken voet als de bank zelve, en nemen wijders al de bepalingen van Ons tegenwoordig besluit, omtrent de aan neming der pandenin acht. In geval van verzuim of nalatigheid van hunnentwege, bij het aannemen van panden gepleegd, ten gevolge hebbende dat de bankde door hunne tusschenkomst aangenomen goe deren aan derzelver eigenaars moet teruggeven met verlies der voorgeschotene gelden en derzelver interessen, kunnen zij voor dezelve aansprakelijk gemaakt worden. Art. 41. Binnen de vier en twintig uren, waarin zij goe deren hebben angenomen, brengen zij die in de bank van leening te pand en stellen zij aan den belegger de volle som, door de bank voorgeschoten, met het beleggingsbriefje ter hand! Zij vermogen een pand niet te splitsen noch ook verschei dene panden tot één te vereenigen. Art. 42. Zij lossen geen panddan op verzoek van den belegger, of anderen wettigen houder van het beleggings briefje en zij stellen hem hetzelve binnen de vier en twintig uren ter hand. Art. 43. Zij zijn onderworpen aan de bezoeken van de ad ministratie der bankals ook van derzelver agentenvan harentwege daartoe gemagtigd, en moeten alsdan hunne registers openleggen, en de onder hen berustende panden vertoonen. Art. 44. Zij mogen geene gelden hoegenaamd voor eigen rekening uitschieten. Zij nemen hunne werkzaamheden in persoon waar, en mogen niemand in medegenootsehap hunner bediening aannemen noch dezelve aan een ander overmaken. Indien zijom wettige redenenvoor een bepaalden tijd belet worden die werkzaamheden in persoon waar te nemen zoo vervoege zij zich bij de administratie der bankter be- koming eener speciale vergunning. Art. 45. De belooniug der inbrengers wordt naar gelang van de gesteldheid van iedere bank en van de werkzaamheden aan den post verbondenbij de afzonderlijke reglementen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1884 | | pagina 5