4
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 8 January 1885.
ten dienste van het publiek, maar, zooals spr. reeds heeft
gezegd, de concessie heeft toch ook ten doel om klokken te
plaatsen en te regelen bij particulieren. Het weinige gebruik
dat er volgens den heer Wiersma van gemaakt zal worden
is een zaak van den concessionaris en weet men even min
als dat er van den telephoon veel of weinig gebruik zal wor
den gemaakt.
Spr. is dus niet overtuigd van het ondoelmatige van zijn
voorstel en handhaaft dat, omdat het alleen de strekking heeft
meerdere inlichtingen te vragen, die mogelijk tot een resul
taat kunnen leiden.
De heer Wierstna wenscht nog even den heer Plantenga
te beantwoorden. Deze heeft gewezen op de exploitatie van
telephonische verbindingenmaar spr. ontkent dat men de
kwestie van electrische geleidingen voor klokken op gelijke
lijn kan stellen met telephonische verbindingen. Immers, de
telephoon heeft eene geschiedenis achter zich; de ondervin
ding heeft geleerd, dat dergelijke ondernemingen zeer goed
slagener zijn zelfs gemeenteno. a. de gemeente En
schedé waar voor eigen rekening telephonische verbin
dingen zijn aangelegd Daarentegen is het aanleggen van
electrische draden tot het regelen van klokken betrekkelijk
nieuw en onbekend.
Bovendien zegt spr.indien particulieren ook bij de zaak
belang haddenhad men mogen verwachtendat van den
kant van de ingezetenen instemming met de aangevraagde
concessie werd betuigd en dat van dien' kant stemmen waren
opgegaan om deze zaak als eene wenschelijke te kenmerken
hetgeen evenwel niet is geschied. Spr. wil niet protectionis
tisch te werk gaan, door de klok- en uurwerkmakers in de
hand te werkenmaarwaar het zeker is dat hunne industrie
door den hier bedoelden aanleg belangrijk nadeel zoude onder
vinden daar mag z i. de gemeente niet door eigen hulp het
tot stand brengen van eene zaak, waar die voor de gemeente
zelve van geen belang en voor vele der ingezetenen tot schade
zoude zijn, in de hand werken.
Hierop worden de algemeene beraadslagingen gesloten.
De motie van den heer Plantenga daarna in stemming ge-
bragt, wordt verworpen met 19 tegen 2 stemmen. Vóór
stemden de heeren Reeling Brouwer en Plantenga,
Het voorstel van burgemeester en wethouders tot niet in
williging van het verzoek wordt alsnu zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot niet inwilli
ging van het verzoek van de firma Bertels en Co. te Amster
dam voor het aanleggen van een kantoor voor telfphoonverbinding
en tot het verleenen van concessie aan cle firma Ribhinkvan
Bork en Co. te Amsterdam tot het aanleggen en exploiteren van
telephonische verbindingen in de gemeente.
(Zie bijlage no. 34 tot het verslag van's raads handelingen
Daar geen der leden het woord verlangt aangaande de al
gemeene strekking van het voorstelwordt overgegaan tot de
behandeling van de verschillende onderdeelen der conclusie.
Onderdeel I luidende: „het verzoek van de firma Bertels
en Co. te Amsterdamom concessie voor het aanleggen van
een kantoor voor telephoonverbindingvoor den tijd van der
tig jarenop de voorwaarden door haar ingezonden bij mis
sive d.d 14 October 1884, als niet voor inwilliging vatbaar,
te wijzen van de handwordt zonder discussie en hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
Daarna wordt aan de orde gesteld onderdeel IIafgeschei
den van de voorwaarden, luidende: „aan de firma Ribbink,
van Bork en Co. te Amsterdam voor zooveel den raad aan
gaat en behoudens de vergunning van de hooge regering en
de regten van derdenvoor den tijd van vijftien jaren met
uitsluiting van anderen vergunning te verleenen tot aanleg
en exploitatie van voor het publiek bestemde telephonische
verbindingen in de gemeente Leeuwarden
De heer Duparc verondersteltdat den leden dezer ver
gadering uit de Staats-Courant en andere nieuwsbladen be
kend is gewordendat aan twee ingezetenen dezer gemeente
door den koning vergunning is verleend tot aanleg van tele
phonische verbindingen tusschen hunne kantoren en hunne
fabrieken tot wederopzeggingEveneens meent hij te mogen
aannemen, dat het burgemeester en wethouders bekend zal zijn
dat het verzoek van de firma Ribbink van Bork en Co. aan
den koning voor de hier bedoelde concessie voor 15 jaren niet
anders dan tot wederopzegging zal worden ingewilligd. Spr.
wenscht daarom de vraag te rigten tot burgemeester en wet
houders of er bijzondere redenen bestaan om dezerzijds de
concessie voor 15 jaren te verleenenen niet tot wederop
zegging.
Spr. zou dit laatste beter voor de gemeente achten, omdat
de raad dan de concessie ten allen tijde kan intrekken. Bo
vendien loopt men gevaar datwanneer de koning de ver
gunning intrekt en de gemeente de concessie van 15 jaren
heeft verleendzij dan aan dien tijd is gebonden en aan
geen ander concessie kan verleenen.
Spr. gelooft derhalve dat het overweging verdientom de
concessie tot wederopzegging te verleenen.
De heer Wiersma is van oordeel dat de bezwaren van
den heer Duparc geen groot gewigt in de schaal behoeven
te leggen en in den grond van de zaak niet bestaan. Deze
heeft wel beweerd dat eene concessie tot wederopzegging ge
makkelijk zal zijn voor de gemeentemaarzegt spr.men
moet niet vergeten dat niet het belang van de gemeente of
van den concessionaris hier alleen de kwestie isdoch ook
om de uitvoering eener concessie mogelijk te maken. En nu
moge een concessionaris den moed hebben om eene conces
sie tot wederopzegging te -aanvaardenhet kan niet anders
of het moet van invloed zijn op den abonnementsprijs. In
Amsterdam bedraagt deze ƒ120 a ƒ130, en hier bieden
de concessionarissen een telephoonnet aan voor alle ingeze
tenen, tegen den prijs per abonnement van ƒ35. Nu be
staat er in de concessie en den prijs een onverbrekelijke band,
dien men niet uit het oog moet verliezendat zijn de duur
der concessie en de abonnementsprijswordt de bepaalde
duur weggenomen dan wordt tevens dat verband verbroken.
Spr. acht het mogelijk dat later de abonnementsprijs wordt
gesteld op ƒ20; maar het kan ook zijn dat de prijs van 35
later te laag blijkt te zijn. Nu worden z. i. die eventuali
teiten gedekt door een contractwaarbij aan den eenen kant
de gemeente zich verbindt om gedurende 15 jaren niet zon
der valable reden de concessie op te zeggenen aan den
anderen kant de concessionaris gehouden is aan alle ingeze
tenen zonder onderscheidook wanneer hij schade daarbij
heeft, aansluiting aan het centraalbureau te verschaffen t^gen
een jaarlijkschen abonnementsprijs van hoogstens ƒ35.
Eene concessie tot wederopzegging is in spr 's oog onaan
nemelijk voor den concessionariswant de gemeente zou dan
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 8 Januarij 1885.
altijd, wanneer een ander tegen een lageren prijs, bijv.ƒ25
dergelijke zaak wil exploiterendeze concessie kunnen op
zeggen of den concessionaris er toe drijven het ook voor di
lagere som te do*-n. Er zou dus geene soliditeit liggen i>
dergelijke overeenkomstvooral daar het eene zaak betreft
die niet directmaar eerst laterin vervolg van tijd voor
deel afwerpt. Spr. gelooft ook nietdat het gevaarhetwelk
de heer Duparc in de tijpsbepaling van 15 jaren ziet, wer
kelijk bestaat. Evenmin zal er z. i. een conflict ontstaan met
de ingezetenen die reeds vergunning tot aanleg van telepho
nische verbindingen hebben bekomen; deze zullen natuurlij!
opgenomen woiden in het nieuwe telephoonnet, en rnogt de
koning de concessie, aan de adressanten verleend, opzeggen,
wederom opnieuw verguuning kunnen vragen. Er bestaat dus
naar spr meentgeen gevaar.
De heer Duparc geeft te kennen dat hij de vergunning
aan bedoelde ingezetenen meer als voorbeeld heeft aange
haald hij heeft altijd willen wijzen op het beginsel bij dr
hooge regeringom geene concessie dan tot wederopzegging
te verleenen.
Spr. heeft alleen het belang der gemeente op het oog, om
dat als de concessie van wege de hooge regering wordt op
gezegd, de gemeente nog gebonden blijft aan den vastgestel-
den termijn.
De heer Wiersma wil voorkomen, dat de woorden van
den heer Duparc zullen te kort doen aan de kracht van zijne
redenering. De concessie kan niet zonder goedkeuring van
den koning worden verleenden wanneer nu in het door
den vorigen spreker gestelde geval intrekking van de concessie
door de hooge regeripg plaats heeft vóór dat de 15 jaren
verstreken zijndan moet de concessionaris de geleidingen
wegnemen en kan de gemeente aan anderen concessie ver
leenen.
Dit geval is echter z. i. onwaarschijnlijkhet zou alleen
kunnen geschiedenwanneer de hooge regering in den tele-
phoondienst zelve wil voorzienmaar dan is 't niet te ver
wachten dat zij de concessie zal intrekkenzonder daarvoor
iets in de plaats te geven.
Volgens de voorwaarden komt de concessie te vervallen
wanneer de concessionarissen in gebreke blijven aan hunne
verpligtingen te voldoenen daartoe zijn zij niet in staat
wanneer de hooge regering de concessie intrekt.
De Voorzitter wijst den heer Duparc op de bewoordin
gen van het voorstel, n.l. dat de concessie zal worden ver
leend behoudens de vergunning van de hooge regering. Die
vergunning van de hooge regering moet dus voorafgaan. De
regering geeft haar tot wederopzeggings behoudens de bewil
liging van het betrokken gemeentebestuur. Het gemeente
bestuur geeft daarna zijne concessie zijne bewilliging voor
den tijd van vijftien jaren. Hoe kan er nu strijd zijn bij
zoodanige regeling.
De heer Duparc gelooft wel dat er strijd bestaatde eene
is tot wederopzegging, de andere vergunning voor 15 jaren.
Hij herhaalt echter, dat zijn doel was, om omtrent die tijds
bepalingen inlichtingen van burgemeester en wethouders vragen.
De heer Star Busmann wenscht van deze gelegenheid
gebruik te makenom inlichtingen te vragen van burge-
m ester en wethouders over den omvang van de kostelooze
verbindingen, welke de concessionarissen zullen verpligt zijn
aan te brengen.
Nadat de Voorzitter aan spreker in overweging heeft
g-'gevenom daarmede te wachten tot dat art. 2 der voor
vaarden, hetwelk dat onderwerp specteertaan de orde is,
verklaart deze zich daartoe bereid en ziet tijdelijk van het
voord af.
De heer de la Faille wenscht iets in het midden te bren
gen hetgeen wel gevoegelijk bij artikel 1 zoude kunnen wor-
ien behandeld, maar dat toch van algemeene strekking is.
Hij bedoelt den aanleg zelf van de telephonische verbindin
gen of deze zal geschieden boven dan wel onder den grond,
eene omstandigheid waarvan spr. zijne stem afhankelijk zou
villen maken.
De Voorzitter geeft spr. in overweging om, indien deze
het oordeel van jle vergadering wil leeren kennen omtrent
zijn gevoelen hij nu een amendement kan indienen om het
woord ondergrondsch te plaatsen vóór telephonische verbindingen.
De heer de la Faille gelooft wel dat dergelijke bepaling
van invloed zal zijn op den abonnementsprijs, maar dat het
out van den telephoon bepaald niet kan gerekend worden op
te wegen tegen den last en het gemis aan welstandwanneer
de geleidingen boven den grond worden gespannen. Het is
toch bekend dat in plaatsen, waar dit zoo bestaat, de wel
stand wordt geschend. Maar zwaarder weegt bij hem delast
voor particulieren, die huns ondanks verpligt zijn op hunne
huizen bevestiging der draden toe te laten. Vooreerst ge
schiedt dit niet altijd met de noodige zorg. Maar vooral
hoort men klagen over de geluiden en het gedruisch bij ster
ken wind of misschien ook bij het doorgaan van den elec-
trischen stroom.
Het komt spr. ook voordat met het oog op de veiligheid
en de standvastigheid van den dienst, ondergrondsche gelei
dingen den voorkeur verdienen. Ook bij den telegraaf ge
schiedt dit veel; spr. wijst daartoe op Duitschland, waar
langzamerhand een geheel net onder den grond is gebragt.
Indien nu het aanbrengen van ondergrondsche geleidingen
geen bezwaar oplevert en geene aanmerkelijke vermeerdering
van kosten medebrengt, daar moet men, naar spr's. meening,
bij het begin van den aanleg, de voorwaarde aan de concessie
verbindendat de geleidingen onder den grond moeten wor
den aangebragt.
Spr. doet derhalve het voorstel om in sub II tusschen de
woorden „bestemde" en „telephonische", te lezen „onder
grondsche".
De heer van Harinxma thoe Slooten wenscht niets
liever, dan dat aan dezen eisch konde worden voldaan en
stemt het den geachten vorigen spreker toedat verbindingen
boven den grond voor den welstand niet wenschelijk zijn.
Hij heeft echter tegen het amendement eene gewigtige be
denking omdat hij vreest dat door aanneming daarvan de
aanvaarding der concessie onmogelijk wordt.
Die verbindende bepaling acht spr. niet doenlijk en onaan
nemelijk. Wel heeft de heer de la Faille gewezen op Duitsch
land maar bekend is het toch dat de regering van dat land
zich vele moeiten en groote kostenwelke over millioenen
loopenheeft getroost om een ondergrondsch telegraafnet te
verkrijgen vooral voor militaire doeleinden. Wanneer echter
hier deze zaak tot stand komt, dan verkrijgt men voor hon-
derde particulierenvoor iederen abonnent afzonderlijk eene
verbinding met het centraalbureau. En wanneer dan later
als eenmaal de aanleg onder den grond is geschiedtiemand