90
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 11 Junij 1885.
kingdat tengevolge van het aannemen van het amendement
van den heer Brouwer, in onderdeel II in plaats van vierde"
alinea .vijfde" worde gelezen en in onderdeel III respectie
velijk voor zesde tweede en derdeworde gelezen .zevende
derde en vierde" alinea.
Bij onderdeel IV, luidende .voor de jaren 1885 en 1880
wordt bovendien aan die leerlingendie de hoogste klasse
van de gemeenteschool no. 3 niet hebben bezocht, gelegen
heid gegeven in de maand Julij blijken van bekwaamheid te
geven", vraagt de heer Plantenga waarom die overgangs
bepaling slechts voor de leerlingen der gemeenteschool no. 3
en voor twee jaren moet dienen Hij stelt het geval dat
een kind van buiten de gemeente komt en derhalve een toe-
latings-examen moet doen in dat geval acht hij 't ook wen-
schelijk dat daartoe tweemaal gelegenheid zal bestaan, eens in
de maand Julij enkomt de leerling in een of twee vakken
tekortnog eens in September voor een her-examen. Die
soort van kinderen zijn veelal onbekend met de eischen voor
een admissie-examen en zouden zeer teleurgesteld zijn, indien
zij om een paar vakken werden afgewezenzonder in de ge
legenheid te zijn na een paar maanden een her-examen te
doen waardoor zij nu een geheel jaar zullen moeten wachten.
De maatregelwelken dit voorstel ten doel heeftzou spr.
een hygiènischen maatregel kunnen noemen, omdat men daar
door de leerlingen van de lagere scholendie anders mis
schien gedurende de vacantie moesten werken, om het admis
sie-examen te kunnen doen in Septembernu meer kalmte te
gevenmaar mag dit dan ook niet toegepast worden op de
kinderendie niet de lagere school in de gemeente hebben
doorloopen vraagt spr.
Hij stelt daarom voor om de volgende bepaling hier op
te nemen
Bovendien wordt aan die leerlingen die geen der gemeente
scholen der le klasse voor meisjes in deze gemeente hebben
bezocht, jaarlijks de gelegenheid gegeven in de maand Julij
blijken van bekwaamheid af te leggenbij niet voldoende
blijken van bekwaamheid kan die gelegenheid in de maand
September worden herhaald.
De heer Troelstra gelooft dat dit amendement geene over
gangsbepaling is. Wanneer hij althans den vorigen spreker wel
heeft begrependan wenscht deze tweemaal 's jaars tot het
doen van een examen gelegenheid te geven voor de leerlin
gen die van buiten komenalthans die niet de hoogste klasse
der gemeenteschool no. 3 hebben doorloopen. Maar dienaan
gaande is reeds eene beslissing genomen door de bepaling
van onderdeel IIdat voor die leerlingendie een examen
moeten doen daartoe jaarlijks in de eerste week van Sep
tember gelegenheid bestaat.
Hier echter heeft men met eene overgangsbepaling te ma
ken en wel voor de leerlingendie niet de gemeenteschool
no. 3 hebben doorloopen.
Ook de Voorzitter is van meening dat de wensch van
den heer Plantenga beter ter sprake had kunnen komen bij
onderdeel II. Hoewel dit reeds is vastgesteldgelooft spr.
echter niet datwanneer het amendement van den heer Plan
tenga wordt ondersteundde vergadering eenig bezwaar zal
hebben tot behandeling daarvan over te gaan.
Het amendement wordt voldoende ondersteund en in behan
deling genomen.
De heer Plantenga stemt den heer Troelstra en den Voor
zitter toedat zijn amendement meer thuis behoorde bij on
derdeel IIblijkt het dat er geene bezwaren tegen bestaan
dan zal het in dat onderdeel kunnen worden opgenomen.
Tot verdediging van zijn amendement brengt spr. de om
standigheid bijdathoewel het niet in de verordening met
zoovele woorden vermeld staathet toch altijd het gebruik is
geweest om ook in Julij gelegenheid te geven tot het doen
van examen, hetgeen toch waarlijk geen bezwaar kan zijn
voor de leeraressenomdat het geval zich niet dikwijls voor
doet maar toch acht spr. het opnemen van de bepaling in
de verordening gewenschtomdat de meisjesdie van buiten
komen en niet geheel op de hoogte van het examen zijn, de
gelegenheid zullen hebben óf nog vóór de vacantie examen
te doen zoodat zij gedurende de vacantie niet behoeven te
studeren óf, indien zij in twee vakken te zwak zijn, in Sep
tember her-examen te kunnen doen. Zij zouden dan een geheel
jaar moeten wachten en achterstaan bij de leerlingen van de
gemeenteschool die in de maand Julij ook nog niet genoeg
zaam bekwaam gerekend werden.
De heer Menalda meendetoen de heer Plantenga zijn
amendement inleiddeeen antwoord op zijne vraag van straks
te zullen bekomenn.l. waarom de overgangsbepaling zich
over twee jaren uitstrekten waarom niet slechts voor één
jaar. Hij maakt nu uit het amendement opdat de heer
Plantenga niet alleen voor twee jarenmaar zelfs voor goed
tweemaal 's jaars het admissie-examen wil hebben voorge
schreven.
Daartegen heeft spr. bezwaar. Hij is van oordeel dat men
door de bepaling, om leerlingen, die de scholen le klasse
in deze gemeente hebben doorloopenzonder examen tot de
middelbare school toe te latenen voor andere leerlingen
eenmaal 's jaars examen open te stellennu op den goe
den weg is. Om alleen ter wille van de leerlingen die van
buiten komen jaarlijks tweemaal examen te doen houden, dal
acht spr. de courtoisie voor die kinderen te ver gedreven. De
leeraressendie, vooral in de laatste dagen vóór de vacantie,
een ingespannen leven leidenhebben toch alle regt om hare
vacantie onverkort te genieten. Bovendien geldt eene der
redenenwaarom voor de leerlingen die de hoogste klasse
van een der scholen der eerste klasse in deze gemeente heb
ben doorloopende afschaffing van het toelatings-examen zoo
gewenscht isevenzeer voor de leerlingen van buitendaar
deze dan toch ookbij niet geheel slagen op het eerste
examen gedurende de vacantie zouden moeten doorwerken, om
zich aan het her-examen in September te kunnen onderwerpen.
De heer Duparc gelooftdat het denkbeeld van den heer
Plantengaoppervlakkig beschouwdzeer vrijgevig is doch
men mag hier wel zeggen „charité bien ordonnée, commence
par soi même". Spr. moet n.l. gulweg bekennendat hij
het al goed genoeg vindtdat de gemeentescholen alhier
waarvoor de ingezetenen belasting betalenook opengesteld
worden voor kinderen van buiten de gemeente. Dit was ook
het oordeel van de gecombineerde commissiewaarin dit punt
werd besproken zij was van meeningdat het van de leeraar-
essen niet wel gevorderd kan worden, voor die enkele kinde
ren van buiten in Julij een examen te houdenmaar dat
voldoende mag worden geachtdat die kinderen in Septem
ber de gelegenheid hebben om een toelatings-examen te doen.
Hij herinnert er aandat in de verordening tot nu toe niet
van her-examen wordt gesprokenmaar dat het later is in
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 11 Junij 1885.
91
gevoerd vooral met het oog op de leerlingen van hier. Nu
is voor de leerlingendie de gemeenteschool no. 3 hebben
verlaten, het toelatingsexamen afgeschaft; zij doen het eind
examen in Julij en voor haar is dus het tweede examen niet
noodigalleenwanneer zij in twee vakken te kort schie
ten zullen zij in September een her-examen hebben te doen.
De heer van Sloterdijck heeft het amendement van den
heer Plantenga ondersteundten einde dat punt in het debat
tc brengen en den voorsteller de gelegenheid te geven zijn
voorstel te formuleren. Nu moet hij echter te kennen geven
dat hij 't betreurt dat door den heer Plantenga een argument
is bijgebragt hetwelk een minder gelukkigen indruk moest
maken, n.l. dat de maatregel, dien hij wenscht, zou moeten
strekken om aan de leerlingen die in Julij niet slagen ge
legenheid te geven tot het andermaal doen van een examen.
Voor spr. zou dit geen voldoend motief kunnen zijnmaar
wel het belang van hendie niet eene gemeenteschool heb
ben doorloopen en nu admissie-examen zouden kunnen doen
vóór de vacantieten einde dan niet gedurende devoor
hen zoogenaamde vacantie inspannend te moeten werken en
misschien daardoor ongeschikt worden om in den eersten tijd van
den nieuwen cursus de lessen met vrucht te kunnen bijwonen.
Nu kan men wel zeggen dat men hier eene verordening
heeft voor deze gemeente en niet voor eldersmaar dan
vraagt spr. of zij alleen ingezetenen dezer gemeente kunnen
genoemd worden die van de gemeenteschool no. 3 komen
of niet de ingezetene aanstaande leerlingen, die zich aan het
admissie-examen willen onderwerpen ook wel, hetzij elders,
hetzij in deze gemeente op andere wijze zich hebben kunnen
voorbereidenb. v. door het nemen van privaatlessen en zoo
doende de vereischte bekwaamheid hebben kunnen opdoen.
Het belang van dezen ziet men voorbij wanneer men in de
argumenten voor het tweede examen alleen ziet eene beleefd
heid voor de leerlingen van buiten de gemeente.
Spr. verklaart zich voor het amendementvooral met het
oog op de wenschelijkheid om aan de leerlingen die langs
een anderen weg dan op eene gemeenteschool de bekwaam
heid hebben opgedaan, de gelegenheid open te stellen om in Julij
tot de school voor middelbaar onderwijs te worden toegelaten.
De heer Plantenga gelooft dat de geachte vorige spreker
de door den heer Duparc aan spreker toegeschreven vrijge
vigheid voldoende heeft weerlegd. Laatstgenoemd lid heeft
de belangen der leeraressen voorgestaanmaar spr. acht dat
niet noodig. Er zijn toch nu reeds twee examensmeestal
in Julij een en dan nu en dan in September ook eenhet
laatste is meer voor her-examens. De leeraressen moeten
tegenwoordig ook gereed zijn om in Julij examen af te nemen.
Bij aanneming van spr.'s amendement zouden zij dus niet
meer lasten op zich behoeven te nemenen in elk geval
wordt het voor haar gemakkelijkerwant de examens zullen
zich slechts tot enkelen bepalen.
De heer Duparc geeft den heer van Sloterdijck toedat
de leerlingen zich ook langs anderen weg de vereischte be
kwaamheid kunnen eigen maken maar dat zijn toch hoogst
zeldzame gevallen. In elk geval zal toch om die reden het
houden van twee examens in het jaar overbodig zijn.
De heer van Sloterdijck moet dan doen opmerken dat,
wanneer die gevallen zoo zeldzaam zijn als de heer Duparc
beweerthet nog minder bezwaar zal opleveren voor de
leeraressen om in Julij een examen af te nemen.
Hierop wordt het amendement van den heer PlanteDga in
stemming gebragt en verworpen met 9 tegen 5 stemmen.
Vóór stemden de heeren Plantenga, Bekhuis, Dijkstra, de
la Faille en van Sloterdijck.
Alsnu wordt de behandeling van onderdeel IV voortgezet.
De heer Menalda herhaalt zijne vraagwaarop hij nog
geen antwoord heeft bekomen, waarom de overgangsbepaling
over twee jaar, en niet over één jaar zich uitstrektwanneer
daarop geen antwoord is te gevenwenschte hij voor te stel
len om het jaar 1886 weg te laten.
De heer de la Faille begrijpt wel dat de bedoeling is
is eene overgangsbepaling te maken maar het is hem niet
duidelijk, noch waarom die bepaling noodig is, noch waarom
dat examen in Julij moet plaats hebben.
De heer Troelstra wijst er op, dat de bepaling, die sub
1 is aangenomenvan dien aard isdat de leerlingen die
de lagere school doorloopen hebbenzonder examen op
de middelbare school kunnen worden toegelatenmaar
die niet in dat geval verkeeren een toelatings-examen moeten
afleggen. Nu is de bedoeling van deze overgangsbepaling,
de leerlingendie nog niet in de hoogste klasse der lagere
school zijn geplaatst, in de gelegenheid te stellen om in Julij
examen te doen, dat is aan het eind van een schooljaar.
De heer de la Faille begrijpt nog niet volkomen de be
doeling. Wil men de leerlingen die de lagere school
nog niet doorloopen hebbenalsnog in de gelegenheid
stellen examen te doen waarom hen dan nietvraagt spr.
op ééne lijn gesteld met hen die in September examen kun
nen doen. En wil men dit, waarom het dan te beperken
tot één jaar
De heer Duparc wil nog aanvullenwat door den heer
Troelstra is gezegd. Er is thans door den raad uitgemaakt, dat
er in September een examen zal plaats hebbenovereen
komstig het voorstel van de beide commissiën van toezigt,
Wat is nu de reden dat er in 1885en zoo men wil ook in
1886, een examen in Julij zal plaats hebben? Deze, dat de
nieuwe maatregel reeds spoedig in werking zal tredenen
men nu voor sommige leerlingendie er niet op gerekend
hebbende gelegenheid wil openstellen om in Julij examen
te doenbij niet voldoening waaraan zij in September her
examen kunnen doen.
Het amendement van den heer Menalda wordt zonder hoof
delijke stemming aangenomenalsook het geheele onderdeel
IV. De heer de la Faille verklaart zich hiertegen doch ver
langt geene stemming.
Onderdeel V, zooals het door burgemeester en wethouders
gewijzigd is voorgestelden daarna het geheele voorstel wor
den zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Diensvolgens is besloten
I. in artikel 11 der verordening op de school van middel
baar onderwijs voor meisjes met vijfjarigen cursus in de ge
meente Leeuwarden (Gemeenteblad no. 7 van 1875)gewijzigd
bij raadsbesluit van 24 Maart 1881 (Gemeenteblad no. 6 van
1881) te doen vervallen de 3e alinea en daarvoor te lezen:
„Op de school worden zonder onderzoek naar de be
kwaamheid toegelaten de leerlingen, die de hoogste klasse
„van een der scholen der eerste klasse voor meisjes hebben
„doorloopenen eene verklaring van bekwaamheidafge
geven van wege de commissie van toezigt op het lager onder-
„wij8 overleggen. Zijdie aan dit vereischte niet kuDnen
„voldoenmoeten bij een nader onderzoek de blijken hebben