102
Verslag der handelingen ran den gemeenteraad te Leeuwarden; ran den 14 Julij 1885.
jaar vergunning verkrijgt voor zijne fabriek. Bij de laatste
maal is hem de voorwaarde gesteld dat hij de loozing van
het water uit zijne fabriek door middel van een riool moest
tot stand brengen. Wanneer hij aan die voorwaarde niet
voldoetzal de vergunning worden ingetrokken.
Hierop worden de beraadslagingen over het voorstel gesloten.
De conclusie wordt alsnu zonder hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
7. Benoeming van een tijdelijk lid der raadscommissie voor
de reclames.
Het resultaat der gehouden stemming is dat de heer Beucker
Andrea; met 12 stemmen wordt aangewezen om den heer
Menaldatijdens diens afwezigheid buiten de gemeenteals
lid dier commissie te vervangen.
De heeren Brunger en Oosterhoft verkregen ieder 1 stem.
8. Rapport der raadscommissie voor de reclamesomtrent
bezwaarschriften ingediend tegen het kohier voor de directe be
lasting op het inkomendienst 1885.
In verband met de behandeling van dit punt oordeelt de
Voorzitter het noodig de openbare vergadering te sluiten.
Vooraf echter vraagt en bekomt de heer van Sloterdijck
van de vergadering verlof om eene zaak te besprekendie
vreemd is aan de orde van den dag.
Spr. wenscht n.l. een punt ter sprake te brengen in het
belang van den arbeidenden stand alhieren wel naar aan
leiding van het feitdat sinds den winter van 1883/84 van
gemeentewege werk wordt verschaft. Het is hem voorgeko
men dat deze maatregel op den duur niet gunstig werkt, dat
hij alleen kan dienen om voor een oogenblik een pleister te
leggen op eene wonde die men ziet of meent te zienmaar
oeconomisch is die maatregel z. i. onjuistzeer ten nadeele
van onzendit is den Leeuwarder arbeidenden stand.
Spr. heeft met vele andere ingezetenen gezien hoe de werk
verschaffing hier is uitgevoerd en gelooft dat iederdie de
wijze waarop daarbij gewerkt werd zelf heeft waargenomen of
er van heeft hooren sprekenovertuigd zal zijn dat ze niet
geschikt is om te leeren werken. Br wordt geluijerder
wordt eene verkeerde manier van werken toegepastdie een
demoraliserenden invloed heeft op het arbeidsvermogen van
onzen werkenden stand. De traagste verdient gemakkelijk het
meest. Dit alleen, zegt spr.is reeds voldoende om het als
een paal boven water zeker te doen zijn, dat werkverschaffing
een economisch onjuiste maatregel is.
Er komt echter nrg veel meer bij. Spr. heeft reeds be
weerd dat werkverschaffing de Leeuwarder arbeiders financiël
benadeelt. Er wordt werk gezocht en uitgevoerd, dat eigenlijk
in een anderen tijd van het jaar zoude moeten worden gedaan;
er wordt geanticipeerd op de uitvoering van openbare werken.
Werden deze uitgevoerd in gewone tijden, wanneer vreemde
werklieden elders werk hebbendan zouden zij aan de arbei
ders hier ten goede komen. Maar de werkverschaffing in den
winter lokt vele arbeiders naar deze gemeente en zoodoende
kunnen onze arbeiders niet verkrijgen het deeldat hun
toekomt.
Spr. heeft kennis gemaakt met een gevolg van de werk
verschaffing in Amsterdam. In het voorjaar kregen de bui
tengewone arbeiders gedaan. Sommigen trachten ander werk
te bekomenmaar anderen gingen het pad van de misdaad
op. Spr. zal niet beweren dat dit een noodzakelijk gevolg
van werkverschaffing ismaar mogelijk is het zekerej in
ieder geval zullen de arbeiders door de werkverschaffing den
indruk krijgen alsof zij regt hebben op werkzoodat zij
wanneer hun dat niet wordt gegeven, ontevreden zullen worden.
Men kan dit punt, zegt spr., niet op iederen tijd van het
jaar ter sprake brengen. In den winter was het ongepasthij
heeft hier wel gelegenheid gehad, doch heeft toen gezwegen,
maar zich gereserveerd om er in den zomer over te spreken,
wij! dan toch de meeste arbeiders werk hebben en alligt de
gelegenheid om iets te sparen. Hij heeft op deze zaak de
aandacht willen vestigen en het oordeel van den raad daar
over uitlokken juist in openbare zitting omdat een en ander
zoodoende ook ter kennisse van de betrokken personen zoude
kunnen komen.
Behalve dat spr. het een economisch onjuisten maatregel
heeft genoemdheeft hij tegen de hier toegepaste werkver
schaffing nog een vormelijk bezwaar. Hij herinnert er aan
dat ook vroeger hier werkverschaffing heeft bestaanmaar
dat zij wegens gebrek aan behoefte is geëindigd. In 1873
is het werkhuis als gemeentelijke werkverschaffing tijdelijk
opgeheven, welke opheffing in 1874 bij raadsbesluit is be
stendigd totdat daaromtrent nader zal worden beslist. De
geheele inrigting is toen gelikwideerdde werktuigen zijn
verkocht en de commissie van beheer is eervol ontslagen.
Het komt spr. nu voor, dat eene nieuwe georganiseerde werk
verschaffing niet buiten den raad om kan plaats hebben.
En nu zegge men niet, dat de raad door latere besluiten
de werkverschaffing van gemeentewege weder heeft ingevoerd,
want zijn besluit om de demping van den Eewal in eigen
beheer te doen uitvoerenis niet genomen met de bedoeling
van werkverschaffingwel daarentegen dat van den afgeloo-
pen winter omtrent de demping van eene sloot Achter de
Hoven, doch spr. betwist het dat hierdoor tot wederinvoering
van gemeentelijke werkverschaffing is besloten. Hij acht
dezen laatsten maatregel genomen in een tijd die verwerping
van het daartoe strekkende voorstel van burgemeester en wet
houders op grond van economische theoriën, tot eene bittere
ironie zou hebben gemaakt, niet gangbaar als argument voor
de stellingdat de raad herstel van de gemeentelijke werk
verschaffing zou hebben gewild.
Spr. eindigt met de vraag tot burgemeester en wethouders
te rigtenof zij voornemens zijn den raad een voorstel tot
wederinvoering van gemeentelijke werkverschaffing in den aan
staanden winter te doen.
De Voorzitter zegt dat hij, als geheel onvoorbereid, na
tuurlijk niet terstond namens burgemeester en wethouders die
vraag kan beantwoorden. Hij stelt voor dat dit collegie in
eene volgende vergadering de vraag van den heer van Slo-
terdijck zal beantwoorden.
De heer Planten ga kan zich zeer goed met het voorstel
van den voorzitter vereenigen. Maar daar de heer van Slo-
terdijck gewenscht heeft het gevoelen van den raad over deze
kwestie te leeren kennen, meent spr., afgescheiden van latere
discussienu al reeds zijne instemming te moeten betuigen
met de door den vorigen spr. geuitte denkbeelden.
De Voorzitter wijst den vorigen spr. er op, dat eerst na
het antwoord van burgemeester en wethouders over deze zaak
discussie zal kunnen worden gevoerd.
Overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter wordt nu
besloten
De Voorzitter sluit de vergadering.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden; van den 28 Julij 1885.
103
Vergadering van Dingadag den 28 Julij 1885.
Tegenwoordig 13 leden.
Afwezig de heerenjhr. nr. C. van Eijsingamr. E. Star
BusmannK. H. Dijkstra, W. J. Oosterhoff, mr. H. Wier-
smaJ. van der ScheerA. Duparc en G. Menalda Hz., allen
met kennisgeving.
Voorzitter: de heer P. Lycklama Nijeholt, burgemeester.
I. De notulen van de vorige op 14 Julij j.l. gehouden
vergadering worden gelezen en onveranderd goedgekeurd.
II. Wordt ter tafel gebragt
1. Rapport der raadscommissie belast geweest met het on
derzoek van de begrooting voor de stads armenkamer voor
het dienstjaar 1886.
2. Alsboven omtrent het onderzoek van de rekening van
ontvangsten en uitgaven van het nieuwe stads weeshuis
over 1884.
3. Alsboven omtrent het onderzoek van de rekening van
inkomsten en uitgaven van het stads ziekenhuis over 1884.
4. Een voordragt ter benoeming van eene onderwijzeres
in de handwerken aan de gemeenteschool no. 8.
Voorgedragen wordt mej. H. A. Broersma te Leeuwarden.
5. Een voordragt ter benoeming van eene eerste onder
wijzeres aan de gemeenteschool no. 3.
Op de voordragt komen voor: 1. mej. M. A L. van Wiche-
ren alhier; 2. mej. T. Visser te Delft; 3. mej. J. Romein,
mede alhier.
6. Een voorstel van burgemeester en wethouders naar aan
leiding van een verzoek van R. J. Dijkstraom vermindering
der huursom voor de herberg „de Klanderij".
Daarbij wordt voorgesteld dat verzoekals niet voor in
williging vatbaarte wijzen van de hand.
7. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot vast
stelling van een plan van stichting van een gymnastieklocaal
bij de gemeenteschool no. 4.
8. Een adres van H. H. Laverman om de huur van de
woning met scheepstimmerwerf op Olde Galileën te mogen
overdragen aan A. Westerhuis.
Wordt besloten de stukkeu sub 1 tot en met 7 ter visie
te leggen en in eene volgende vergadering te behandelen
waarbij op voorstel van den heer Minnema Buma wordt be
paald het voorstel sub 7 in de eerste vergadering van Sep
tember te behandelen terwijl het adres sub 8 wordt gesteld
in handen van burgemeester en wethouders ten fine van
prae-advies.
III. Wordt medegedeeld
1. Dat aan den burgemeester verlof' is verleend tot afwe
zigheid buiten de gemeente gedurende 22 dagenmet ingang
van 6 Augustus e.k.
2. Dat bij de op 21 Julij j.l. gehouden verkiezing van
zeven leden dezer vergadering alle aftredende leden zijn her
kozen.
3. Verslag van het eind-examen der burger dagschool.
Wordt voor de leden ter visie gelegd.
4. Dat bij openbare aanbesteding voor de levering van
Engelsche gaskolen voor de gem. gasfabriek alhier is gegund
de levering van 50,000 hectoliter New Pelton gaskolen aan
de firma W. Hoven en Zoon te Rotterdam, tegen 56 cent
per hectoliteren 30,000 hectoliter Dean's Primrose gaskolen
aan de firma Harmens en Zonen te Harlingen, tegen 57 cent
per hectoliter.
Bi/vomsil sbuoobshdi au di Lbiuwabdib Coubakt.
5. Proces-verbaal van de op 17 Jnlij j.l. gehouden veri
ficatie der kas van den gemeente-ontvanger.
Wordt voor de leden ter visie gelegd.
6. Dat door burgemeester en wethouders is aanbesteed het
doen van eenige verfwerken aan diverse gemeente-eigendom
men voor een gezamenlijk bedrag van ƒ462.
III. De Voorzitter verzoekt namens bnrgemeester en
wethouders diligentverklaring voor de beantwoording van de
door den heer van Sloterdijck in de vorige vergadering aan
dat collegie gerigte vraag omtrent de werkverschaffing.
De heer van Sloterdijck wenschte wel te weten, wan
neer het antwoord kan worden verwacht. Hij vreest er voor,
dat het niet vóór September zal komen, daar ook de Voor
zitter in de 2e vergadering in Augustus afwezig zal zijn. Op
zettelijk echter heeft hij deze zaak in den zomer ter sprake
gebragt, om redenen door hem in de vorige vergadering ont
vouwd. Daarom acht hij het niet wenschelijk, de zaak op de
lange baan te schuiven.
De Voorzitter zegt dat dit ook geenzins de bedoeling is.
Burgemeester en wethouders hebben deze aangelegenheid ter
stond in behandeling genomen, maar moesten natuurlijk in
lichtingen inwinnen en verschillende opgaven vragen. Hier
mede zijn zij gereedzoodat te verwachten is dat in de eerst
volgende vergadering de vraag zal kunnen worden beant
woord.
De heer Bekhui8 vraagt naar aanleiding van deze mede-
deeling of dat antwoord vooraf voor de leden ter visie zal
worden gelegd.
De Voorzitter beschouwt dit antwoord als elk ander bij
den raad aan te brengen rapportdat vóór de behandeling
voor de leden ter visie wordt gelegd.
De beer Troelstra gelooft niet dat dit hier ook van toe
passing kan zijn. Eene interpellatie is eene vraag waarop
of terstondofzoo dit niet mogelijk isin eene volgende
vergadering een antwoord kan worden gegeven. Eerst wan
neer dit is geschiedkan het leiden tot een motie van orde
of van eenig voorstelook wat de verdere behandeling betreft.
De Voorzitter geeft nu in verband daarmede te kennen,
datindien de meerderheid van het dagelijksch bestuur van
dezelfde zienswijze is als de heer Troelstraniet zal worden
voldaan aan het voornemen van ter visie leggen vóór de be
handeling. Intusschen kan ieder lid naar aanleiding van het
antwoord een voorstel doendat dan even als andere voor
stellen volgens de bepalingen van het reglement van orde
wordt behandeld.
Alsnu wordt besloten burgemeester en wethouders ten dezen
voor diligent te houden.
V. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op
roepingsbrief vermelde punten.
1. Voorstel van burgemeester en wethouders op een adres
van P. de Boer e. a.om voor het onderwijs in de natuur
kunde gebruik te mogen maken van het lokaal en de instrumen
ten voor dat doel bestemd in het gymnasiumgebouw.
De conclusie van dit voorstel luidt:
Aan P. de Boer en andere onderwijzers en onderwijzeressen,
met ingang van 1 September e.k.voorloopig voor den tijd
van één jaarvergunning te verleenen om des Zaturdags ge
durende I 2 uren onderwjjg in de natuurkundige vakken te
15