156
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 24 November 1885.
kunnen verbieden om hunne kinderen naar de scholen te zen
den zooals uu dezer dagen bij het heerschen der kinkhoest
is geschied krachtens de betrekkelijke verordening.
Past men die toedan is het ook billijk om de ouders
niet de meerdere onkosten te doen dragen Spr. heeft ge
meend een en ander in het midden te moeten brengen en
gelooft dat de bepaling daardoor verdedigbaar en voldoende
verdedigd is.
De heer Plantenga is het eens met den heer Menalda.
De heer van Harinxma wenscht uniformiteit met de veror
deningen voor het lager onderwijsmaar spr. wil liever over
eenstemming met de andere bewaarscholen Het is wel
waardat daar een gering schoolgeld25 cent per maand
wordt betaaldmaar al heeft de leerling slechts enkele malen
in die maand de school bezochtmen moet toch altijd voor
de volle maand betalen. Nu moet men zich voor de nieuwe be
waarschool niet regelen naar de scholen voor lager onderwijs,
maar naar de bestaande bewaarscholen. Daarom zal spr.
medegaan met de zienswijze van den heer Menalda
De heer van Ha:inxma thoe Slooten moet den vo-
rigen spreker doen observeren, dat de verordeningen voor de
bewaarscholen van ouderen datum zijn dan die voor de scho
len voor lager onderwijs. Men is bij het vaststellen van de
laatsten tot een ander inzigt gekomen, en kan dus nu niet
een verouderd begrip staande houden. Was er nu sprake,
van eene wijziging der verordeningen voor de bewaarscholen in
het algemeen dan zon spr. er z^ker voor zijn, om de ver
andering ook daarin aan te brengen.
De heer Reeling Brouwer heeft gedurig ten opzigte
van deze nieuwe school van „gegoeden stand" hooren spreken.
Hij gelooftdat daarachter wel een vraagteeken mag gezet
worden. Het te betalen schoolgeld is niet gering. Dn toch
zullen sommige oudersvoor wie die som eigenlijk te hoog
is wel eenigzins gedwongen worden hunne kinderen naar die
school te zenden om de groote afstanden, waarop de andere
bewaarscholen van hunne woningen zijn gelegen.
De heer Star Busmann wenscht zijne stem te motiveren,
die hij voor het denkbeeld van den heer Menalda zal uitbren
gen. Hij toch is het geheel eens met de door dezen aange
voerde motieven. De noodzakelijkheid voor het opnemen van
deze bepaling is hem niet gebleken. Wanneer het hier wer
kelijk in sommige gevallen ouders geldt, diezooals de heer
Reeling Brouwer aanhaaldealleen om de groote afstanden
van de andere bewaarscholen hunne kinderen naar deze
school zendendan toonen zij z. i. daardoor genoegzaam
dat het hun niet de minste moeite kost om het schoolgeld te
betalenzoodat remissie daarvan voor hen geheel onnoodig
kan worden geacht.
De Voorzitter zegt, dat het enkele malen voorkomt,
dat voor kinderen die in de eerste dagen van een nieuwen
termijn de school verlietentoepassing van deze bepaling der
verordening gevraagd werd. En dit is billijk. Hen die even
wel blijven beweren dat die billijkheid niet betracht wordt
tegenover de andere bewaarscholen moet spr. wijzen op het
zeer geringe schoolgeld voor die scholen.
Spr. herinnert er voorts aandat de herziening van de
verordeningen voor de bewaarscholen aanstaande kan geacht
worden. Er is toch eene commissie benoemd tot regeling
van het bewaarschoolouderwijs en het ontwerpen van eene
desbetreffende verordening- Welligt zal dan tevens de heffing
van het schoolgeld op nieuw geregeld moeten worden.
De heer Menalda merkt op dat 't hem verwondert dat
de heer van Harinxma zijn argument ontleende aan de wen-
schelijkheid om eene overeenstemming te hebben tusschen de
scholen voor lager onderwijs en de bewaarscholen. De ge
achte spreker trok zoo even immers zelfs een scherpe lijn
tusschen die twee takken van onderwijs.
Beter zou 't het zijn om, zooals de heer Plantenga zeide,
uniformiteit te hebben tusschen alle bewaarscholenzij 't ook
dat die verordeningen voor dezen ouder zijndan die voor
de scholen voor lager onderwijs. Spr. kan er niet op tegen
hebben dat ze worden herzienmaar zoolang dat niet is ge
schied vindt hij 't onbillijk omal ware 't slechts voor een
half jaarvoor deze nieuwe school eene andere bepaling te
doen gelden dan voor de bestaande.
Spr. gelooft dat zij die het schoolgeld niet kunnen betalen,
hunne kinderen wel naar eene andere school zullen zenden.
Hij komt hier maar op 't feit dat de meer gegoede stand een
faveur boven de minder gegoeden zal genietenwaartegen
hij zich ten sterkste meent te moeten verklaren.
De heer Troelstra herinnert dat de ontheffing zal wor
den verleend alleen bij ziekte of andere onvoorziene gevallen
om van het betalen van schoolgeld te worden vrijgesteld
moet men dus aantoonen dat het terugnemen van het kind
noodzakelijk is geweest. Niemand nu zal zeker betwisten
dat ontheffing billijk iswanneer ouders gedwongen worden
om hun kind de school niet langer te doen bezoeken wan
neer nog slechts enkele dagen van het kwartaal verloopen zijn.
Bij het lager ouderwijs is dergelijke bepaling als billijk erkend,
en waarom dan hier niet. Er is Teeds gezegd dat eerlang
het bewaarschoolonderwijs op nieuw zal geregeld worden
waarbij dan waarschijnlijk deze bepaling ook op de andere
scholen zal worden toegepast. Die zaak is echter thans niet
aan de ordezoodat voorloopig het verschil zal moeten blijven
bestaan. De vraag blijft over, is deze bepaling billijk of niet?
Dat is liet standpunt hetwelk men naar spr's. meening nu
moet innemen.
De heer van Harinxma thoe Slooten zou ongaarne
nog meer tijd van zijne medeleden voor deze aangelegenheid
in beslag nemendoch wenscht den heer Menaldanaar aan
leiding van diens laatste woorden er op te wijzendat hij
spr's woorden verkeerd heeft toegepast. Spr. vestigde de aan
dacht van den heer van Sloterdijck op het onderscheid tus
schen de scholen voor lager onderwijs en de bewaarscholen
toen raakte 't de substantie, het wezen der zaak. Nu echter
geldt 't de toepassing der verordening. Hier is het een ge
biedende eisch dat de uniformiteit zoo groot mogelijk zij.
Spr. voorziet anders datwanneer die bepaling niet wordt
opgenomen oudersdie ook kinderen op lagere scholen heb
ben bij voorkomende gevallen een verzoek om ontheffing
van het betalen van schoolgeld voor deze bewaarschool zul
len doen in de meening verkeerende dat de raad zoo ver
standig is om niet te steunen op eene verouderde verorde
ning maar uniforme toepassing der heffing in het leven te
roepen.
Spr. kan niet inzien dat men hier eene onbillijkheid zoude
plegen tegenover andere ouders die maar 25 cents per maand
betalen. Spr. heeft allen eerbied voor eene radicale genees
wijze die niet partieel maar en bloc wil genezenhij zoude
wenschen dat zulks altijd het geval ware, ook bij de hoogere
regerings-collegiën Maar 'tis niet juist gezien dat, waar
men g^ene radicale genezing kan verkrijgen men dan ook
geene partieële wil. Spr. wenschte dat het anders ware, dat
'UWÜflMT iV'
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 24 November 1885.
157
eene radicale verandering kon worden in 't leven geroepen
nu dat echter niet kanstelt hij zich tevreden met eene
partieële. De verouderde verordening wordt nu toch niet ge
wijzigd omdat zij niet aan de orde is.
De Voorzitter wijst nog op het verschil in de invorde
ring van het schoolgeld voor deze bewaarschool en de andere
bewaarscholenbij de laatstgenoemde wordt het schoolgeld
per maand en bij de nieuwe zal het per kwartaal ingevorderd
worden. Het gevolg daarvan isdat een kinddat slechts
enkele dagen van het kwartaal op de nieuwe bewaarschool
doorbragtb.v. een week, daarvoor de volle f 5 zou moeten
betalen. Op de andere bewaarscholen wordt 25 cents per
maand geheven en zal voor een kind dat een week de school
bezoekt dat bedrag verschuldigd z\jn.
Hierop worden de beraadslagingen gesloten.
Art 4 nu in stemming gebragt, wordt onveranderd aange
nomen met 15 tegen 4 steramen die van de heeren Plan
tenga BekhuisMenalda en Star Busmann.
Artt. 5 en 6 dezer verordening worden zonder discussie en
hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De verordening op de invordering van het schoolgeld voor
de bewaarschool wordt nu artikelsgewijze behandelddoch
leidt tot geene bedenkingenzoodat zij zonder hoofdelijke
stemming wordt goedgekeurd.
Dientengevolge wordt besloten vast te stellen navolgende
verordening met de daarbij behoorende memorie van toelichting.
De Raad der gemeente Leeuwarden
In aanmerking nemendedat er noodzakelijkheid bestaat
bepalingen vast te stellen waarnaar het schoolgeld zal wor
den geheven voor onderwijs aan de gemeentebewaarschool no. 6
Besluit
Vast te stellen de navolgende
VERORDENING.tot heffing van schoolgeld voor
onderwijs aan de gemeentebewaarschool no. 6.
Art. 1. Ter gemoetkoming in de kosten van het onder
wijs te geven aan de gemeentebewaarschool no. 6 wordt
per jaar als schoolgeld geheven
voor één kind uit één gezin 20
twee kinderen voor ieder kind „16,
drie of meer 12.
Art. 2. Het schoolgeld is verschuldigd door hendie de
kinderen ter school hebben gezonden op de eerste dagen der
maanden Januarij AprilJulij en October telkens een vierde
gedeelte.
Art. 3. Voor de leerlingen, die in de eerste helft van het
ingetreden driemaandelijksch tijdvak op de school worden
geplaatstis het volle bedrag voor hen die in de tweede
helft op de school komen de helft van het schoolgeld over
dat tijdvak verschuldigd.
Dit laatste geldt mede voor de leerlingendie in de eerste
helft van het genoemde tijdvak de school verlatenmits van
het voornemen daartoe vóór den achtsten dag van het inge
treden tijdvak aan de hoofdonderwijzeres der school schriftelijk
kennis gegeven zij.
Art. 4. Indien leerlingen wegens ziekte of andere onvoor
ziene gevallenslechts enkele dagen van het in het vorig
artikel gemelde tijdvak de school hebben bezocht, kan door
burgemeester en wethouders ontheffing van de betaling van
schoolgeld voor die dagen worden toegekend.
Art. 5. In geen geval wordt teruggaaf van betaald school
geld verleend.
Art 6. Deze verordening treedt in werking den 1 Jan. 1886.
De raad der gemeente Leeuwarden
Gezien het besluit van heden tot vaststelling eener verorde
ning tot heffing van schoolgeld voor onderwijs aan de ge
meentebewaarschool no. 6
Besluit:
Vast te stellen navolgende
VERORDENING op de ia vordering van
schoolgeld voor onderwijs aan de gemeente
bewaarschool no. 6.
Art. 1. De hoofdonderwijzeres der school zendt binnen 10
dagen na den aanvang van elk kwartaal aan burgemeester en
wethouders een lijst in bevattende
1. de namen en voornamen der tot de school behoorende
leerlingen
2. de namen voornamen en woonplaatsen van hendie
de leerlingen ter school zenden
8. het bedrag van het voor iederen leerling over boven
gemeld tijdvak verschuldigd schoolgeld.
Zijn in den loop van het vorig kwartaal leerlingen op de
school toegelatendan wordt het schoolgeld voor zoodanig
tijdvak tegelijk met dat voor het aangevangene op de in te
zenden lijst uitgetrokken.
Art. 2 De in het vorig artikel bedoelde lijst wordt zoo
spoedig mogelijk door burgemeester en wethouders vastgesteld
en aan den gemeente ontvanger ter invordering gezonden.
Art. 3. Tegelijk met de toezending der lijst geschiedt
daarvan door burgemeester en wethouders openbare kennisgeving.
Art. 4 De schoolgelden moeten zijn betaald vóór het
einde der eerste maand van elk kwartaal.
Bij nalatigheid of weigering van betaling geschiedt de in
vordering overeenkomstig de voorschriften van de artt. 258—r
262 der gemeentewet.
Art. 5. De gemeente ontvanger geeft vóór het einde van
elk kwartaal aan burgemeester en wethouders berigt van den
stand der invordering der schoolgelden.
Art 6. Deze verordening treedt in werking tegelijk met
die op de heffing van schoolgeld voor onderwijs aan de ge
meentebewaarschool no. 6.
7. Voorstel van burgemeester en icethouders tot verplaatsing
van twee weeghuisjes.
De conclusie daarvan luidt: het weeghuisje staande op den
wal van den Arendstuin tegenover de Gasfabriek te ver
plaatsen naar den wal aan de zuidzijde van de nieuwe visch-
markt en dat, thans staande op de Willemskade noordzijde,
nabij de gemeenteschool no 4naar den wal ten noorden
van het voormalige waaggebouw op de Nieuwestad.
De heer Menalda wenscht het woord voor eene kleine
toelichting en voor eene bedenking. De toelichting betreft
het schrijven van de kamer van koophandel waar zij opnieuw
de ingangen van de stad als de meest ges hikte plaatsen voor
de weeghuisjes aanwijst. Burgemeester en Wethouders merken
opdat dit denkbeeld zonder eenig motief in het schrijven
der kamer wordt neêrgelegd. De kamer meentdat de ingan
gen der stad daarom voor de weeghuisjes de geschiktste plaat
sen zijn, omdat zij zich hierdoor aan den weg bevinden langs
welke alle binnenkomende schepen moeten passeren en alzoo
daardoor de moeijelijkheid werd voorkomen eener lastige keus
van geschikte aanlegplaatsen elders in de gemeente. Zij meende
dat dit genoeg voor de hand lag en niet nader behoefde te
worden toegelicht.
Yk matainmwt