174
Verslag der mandelingen va:: Jen gemeenteraad te Leeuwarden, van den 8 December 1885.
in dit geval onpractische bespreking van de al of niet be
voegdheid van den raad tot afsluiting der publieke wateren
voor de ontvangst der faecaliën. Ware de commissie tot eene
andere conclusie gekomendan zou zij breeder hebben uit
eengezet hoe hare zienswijze daarover was.
Toch wil hij met een enkel woord in antwoord op het
door den heer Star Busmann aangevoerdezijne opinie te
kennen geven. Hij laat daar al wat beperking van eigendoms-
regt zoude zijnwat zoude komen te vervallen. Hij keert
echter de zaak om. Een openbaar water is eene zaak buiten
den handel extra commercium de gemeente heeft pu
bliek regtelijk de bevoegdheid om te verbieden in dergelijke
wateren faecaliën te loozenniemand kan haar die ontnemen,
niemand kan als privaat persoon inbreuk maken op eene pu
bliek regtelijke zaak of met grond beweren daarop regten
of servituten te hebben verkregennoch door contractnoch
door verjaring. De gemeente is dus bevoegdom door het
uitvaardigen van eene verordening voor de handhaving van
haar regt daaromtrent te waken.
De Voorzitter wenscht nog met een enkel woord terug
te komen op het verwijt hem gemaaktals zou hij bij het
bespreken van den dwang die op de ingezetenen zou worden
gelegdongelijksoortige grootheden met elkaar hebben ver
geleken. Op zijn beurt zal hij niet het verwijt doendat hij
verkeerd is begrepen. Er is gezegd dat zijn sustenu het
zelfde zou zijn, alsof men aan winkeliers het sluiten hunner
winkels op een bepaald uur wilde gebiedenomdat ook de
tappers dergelijk gebod hebben na te leven. Het gaat echter
volgens 8pr. niet aan omdat gelijk te stellen met 't door hem
aangevoerden.l. dat men dwang aan alle ingezetenen ge
lijkmatig moet opleggendat wil zeggendat men bij het
opleggen van dwang niet met twee maten moet metenhij
heeft daarbij den meesten nadruk gelegd op het verbieden
aan den een om vuil of afval in een openbaar water te wer
pen terwijl men aan anderen afvoer van faecaliën in dat
water toestaat. Hij zal niet langer over dit onderwerp uit
weiden Evenmin wil hij met het oog op den gevorderden
tijd trachten den heer Star Busmann te weêrleggendie toch
ook met zijne opvatting omtrent de regtskwestie geheel alleen
staat. Alleen komt spr. nog terug op het aangehaald artikel
in de Gemeentestem. De heer Star Busmann heeft daaruit
overgenomen de waarschuwing om niet dan met voorzigtig-
heid tot een nieuwen maatregel over te gaan. Hij heeft echter
geen melding gemaakt van hetgeen de schrijver vooraf laat gaan.
Deze zegt o.a.„dat hij immer heeft betwist, dat uit publiek -
regtelijke vergunningen voor hare verkrijgers burgerlijke reg
ten tegenover het publiek gezag kunnen voortvloeijen"verder
„dat eene vergunningkrachtens regeringsregt verleend, ten
allen tijde door het bevoegd gezag, om redenen van algemeen
belang, kan worden ingetrokken. Ook de Hooge Raad erkende
die bevoegdheid bij arrest van 3 Junij 1859", en ten slotte
zegt de schrijver: „dat de werking van eene publiek regtelijke ver
gunning ook door eene posterieure verordening van het wetgevend
gezag kan worden gestuit, zonder dat daardoor aan de verordening
eene ongeoorloofde terugwerkende kracht wordt toegekend, welk
gevoelen de steun van het hoogste regtscollegie niet ontbreekt."
Spr. betreurt 't dat de heer Duparc afwezig isdaar deze
zeker door talrijke arresten van verschillende regtscollegiën
de zienswijze van den heer Star Busmann had bestreden.
Spr. stelt nu voorom de algemeene beraadslagingen te
sluitenen is 't met den algemeenen rapporteur eens, dat de
conclusie van het rapport in stemming moet worden gebragt.
I De onderdeelen sub a en b zijn eigenlijk wel hetzelfde, doch
dat doet in dezen niets afde leden die zich tegen a verkla
ren zullen ook wel tegen b stemmen.
Hij stelt dus voor om over te gaan tot stemming over de
conclusie van rapporteurs.
De heer de la Faille kan zich niet vereenigen met de
zienswijzedat deze beide punten in den grond van de zaak
dezelfde zijn. Hij is in ieder geval er tegen omzooals de
voorzitter deed vooruit te loopen op de stemming, door het
vermoeden uit te spreken dat die vóór a is ook vóór b zal
stemmen. Punt a is meer pertinent dan punt 6. Reeds meer
malen is gezegd dat de ingezetenen indirect gedwongen zou
den worden om tonnen te nemenmaar dan kan spr. zich
het geval voorstellendat eenige ingezetenen overeenkomen
om te zamen voor hunne panden het Lieruurstelsel toe te passen.
Spr. kandus on mogelijkdeidentiteit van die beide punten erkennen.
De heer Troelstra stelt zich de vraag, wanneer punt a
mogt worden verworpenwat dan Hij wenschte wel van
de rapporteurs de beantwoording dezer vraag te bekomen.
De heer van Sloterdijck zegt, dat het antwoord daarop
gelegen is in art. 58 van het reglement van orde„indien
het voorstel eener commissie geheel of gedeeltelijk wordt af
gestemd beslist de raad of de zaakwaartoe het betrekking
heeftnaar de commissie teruggezondenof in handen eener
nieuwe commissie gesteld dan wel of over die zaak zelve
zonder nader verslag, beslist zal worden."
De heer Troelstra maakt daaruit op, dat bij verwerping
van sub a het voorstel van burgemeester en wethouders aan
stemming kan worden onderworpen. Feitelijk is dan echter
reeds over dat voorstel beslist.
De heer Menalda heeft nog eenig bezwaar tegen sub b
en wel tegen den vorm. Er wordt voorgesteldom niet uit
te vaardigen een verbod van uitloozing van faecale stoffen in
de riolenwateren en grachten -der gemeente of aan verza
meling er van in beerputten. Er is immers reeds verboden
om beerputten te maken bij het bouwen van nieuwe woningen.
Hij zou dus hier willen zien gesproken van bestaande beerputten.
De Voorzitter meent dat bezwaar te kunnen opheffen,
door er op te wijzendat wel bij verordening is verboden
beerputten aan te leggendoch dat niet een verbod bestaat
om de enkele beerputten te houden die vóór het maken van
die verordening in deze gemeente aanwezig waren De voor
gestelde conclusie kan dus niet anders dan bestaande beerputten
bedoelen. De toevoeging van dat woord bestaande is onnoodig.
Alsnu wordt overgegaan tot stemming over sub a van het
verslag van rapporteurs.
Dit wordt aangenomen met 11 tegen 9 stemmendie van
de heerenv. d. ScheerReeling Brouwer, Brunger, Kuipers,
Troelstrade la Faille Plantenga Dijkstra en Menalda.
Sub b daarop in stemming gebragt, wordt aangenomen met
II tegen 9 stemmendie van de heerenv. d. Scheer, Reeling
Brouwer Brunger Kuipers Troelstra de la FaillaPlan
tenga Dijkstra en Menalda
Tengevolge van dezen uitslag der gehouden stemmingen
vervalt sub c van de conclusie.
Alzoo is besloten i
a. niet aan te nemen het voorstel van burgemeester en wethou
ders tot invoering van het verpligt tonnenstelsel in de gemeente
b. niet uit te vaardigen een verbod van uitloozing van fae
cale stoffen in de riolenwateren en grachten der gemeente
of van verzameling er van in beerputten.
De voorzitter sluit hierop de vergadering.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 19 December 1885.
175
Vergadering van Zaturdag den 19 December 1885.
Tegenwoordig eerst 19, later 20 leden.
Afwezig de heer mr. E. Star Busmann met kennisgeving.
Voorzitter de heer P. Lycklama a Nijeholt, burgemeester.
I. De notulen van de vorige op 8 Dec. j.l. gehouden ver
gadering worden gelezen en onveranderd goedgekeurd.
II. Wordt medegedeeld
1. dat de heer mr G. A. Visscher de herbenoeming lot
lid der commissie van toezigt op het middelbaar onderwijs
heeft aangenomen
2. dat door gedeputeerde staten zijn goedgekeurd
de gemeenterekening over 1884;
b het raadsbesluit tot aankoop der woningen Kromme
Elleboogsteeg 13 en Kogelschans 15
3. dat die woningen zijn aangekocht respectievelijk voor
t 355 en ƒ264.
4 Resolutie van ged staten, waarbij worden gezonden
goedgekeurde raadsbesluiten tot verhooging van het maximum
van den hoofdelijken omslag en tot vaststelling eener verordening
tot heffing van het vergunningsregt voor den verkoop van
sterken drank in het klein
5. dat tot leden der beurscommissie zijn benoemd de hee
ren G. Schilthuis en J. H. v. d. Werff J.H.z. alhier en
tot lid der waag-commissie de heer G. van Asperen te Warga.
Deze mededeelingen worden allen voor notificatie aange
nomen
5. dat burgemeester en wethouders hebben besloten voor
de nitgevers van nieuws- of advertentiebladen, die het verslag
van 's raads handelingen gratis aan hunne abonnés willen uit
reiken, dat verslag verkrijgbaar te stellen tegen reductie van
20 pet. der vastgestelde som, indien de uitgevers nl. minstens
voor 100 exemplaren inteekenen.
De voorzitter deelt daarbij mede, dat burgemeester en wet
houders hiertoe zijn overgegaan, om door dien maatregel de
verspreiding en publiekmaking van het verslag te bevorderen.
Deze reductie komt nagenoeg overeen met de kosten van het
bezorgen der exemplaren aan de abonné's in de gemeente.
Ook deze mededeelingen worden voor kennisgeving aange
nomen.
III. Wordt ter tafel gebragt:
1. Een adres van M. J. Reekers, om in aanmerking te
mogen komen als leverancier der gemeente.
In handen gesteld van burgemeester en wethouders ter fine
van beschikking.
2. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot wij
ziging van 's raads besluit van 24 November j.l. no. 7, waarbij
o.a. is vastgesteld eene verordening op de invordering van de
belasting voor het gebruik van de vischmarkt.
3. Alsboven, dat de raad de noodzakelijkheid uitspreke,
dat de ontstane vacature van opzigter bij de gemeente-reini
ging op nieuw worde vervuld.
4. Alsboven, tot onderhandsche verhuring voor één jaar
van zes bleekjes op het Oldehoofster Kerkhof.
5. Alsboven, tot onderhandsche verhuring, voor den tijd
van 7 jaren, van de linnenbleekerij c a., gelegen aan den
Hoekstersingel.
Alsboven, tot niet inwilliging van het verzoek van L.
v. d. Woude, om wandoppervlakten op de nieuwe Veemarkt
te mogen huren.
Bijvoegsel behoorendk bij de Leeuwarder Courant.
7. Alsboven op een adres van J. S. de Vries c.s. om ver
betering te brengen in den toestand der afwateringsgoten in
de Groote Hoogstraat en de Poststraat.
8. Alsboven tot onderhandsche verhuring van de woningen
bij de Put 17, Oostersingel 116 en 118.
9. Alsboven tot wijziging van de verordening tot regeling
van het lager onderwijs.
10. Alsboven, tot het aanbrengen van eenige veranderingen
in de gemeenteschool no. 2.
11. Alsboven, tot aankoop van den noodstal met grond,
gelegen vóór het perceel Oldegalileën 16, voor eene som van
250.
De voorstellen sub. 211 worden voor de leden ter visie
gelegd, om ze in eene volgende vergadering te behandelen.
IV. In behandeling wordt genomen de onticerp-gemeente-
begrooting dienst 1886.
(Zie bijlagen no. 15, 16 en 22 tot het verslag van's raads
handelingen).
De Voorzitter begint met mede te deelendat burge
meester en wethouders bij de weinige punten van verschil
welko blijkens het verslag van rapporteurs omtrent dit ont
werp schijnen te bestaan gemeend hebben geene memorie
van beantwoording t* behoeven in te dienen. Ook is daar
toe voor een deel aanleiding geweest de ongesteldheid van den
wethouder voor finantiën. Burgemeester en wethouders meen
den te kunnen volstaan met bij de behandeling van de ver
schillende posten de gewenschte opheldering of nadere toe
lichting te geven.
De heer Bekhuis moet tot zijn leedwezen wijzen op een
paar fouten in het verslag van rapporteurs. Ten eerste twee
drukfouten die aan de aandacht van den corrector schijnen
te zijn ontsnapt, n.l. onder volgn. 66 waar als bedrag van
dien post staat vermeld 8375 hetgeen moet'zijn 8275,
en het bedrag van afd. IV hoofdst. VIIabusievelijk gesteld
op 4601 in plaats van ƒ4691. Deze drukfouten hebben
echter geene betrekking op de eindcijfersdie daarom geene
verandering behoeven te ondergaan.
Voorts komt onder volgn. 108 eene geheel verkeerde be
cijfering voordaar het rapporteurs bij nader onderzoek is
gebleken, dat de vroeger bekomen inlichtingen onjuist zijn.
Spr. zegt, dat die becijfering geheel omgewerkt moet worden
en dat bij de behandeling van dien post de heer Reeling
Brouwer de noodige toelichting en de verbeterde cijfers gaarne
zal verstrekken.
Hierop worden de algemeene beraadslagingen over het ont
werp geopend.
Daar geen der leden het woord verlangtworden die be
raadslagingen wederom gesloten en wordt overgegaan tot be
handeling der uitgaven.
Hoofdstuk I, afd. I, volgns. 60—65, worden goedgekeurd,
waarbij echter wordt opgemerktdat de post sub volgn. 62
„jaarwedde van den secretaris" moet worden verhoogd met
300ingevolge de door den Koning goedgekeurde verhoo
ging dier jaarwedde.
Volgn. 66 wordt overeenkomstig het voorstel van rappor
teurs verhoogd met ƒ550 en aldus goedgekeurd.
Hoofdstuk I, afd. I en II volgns. 6770, hoofdst. II,
afd. I en IIvolgns. 71 78 worden onveranderd goedge
keurd.
26