Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 12 Januari] 1886. zijner tijd de memorieposten van winst en verlies der bank van leening in cijfersposten moeten veranderen. Deze resolutie wordt aangenomen voor kennisgeving voor zoover betreft de goedkeuring der begrooting, terwijl burge meester en wethouders worden uitgenoodigd den raad te dienen van adviesten opzigtc der opmerking betreffende de meino rieposten van winst en verlies der bank van leening. 7. Alsboven houdende beschikking op reclames in beroep. 8. Dat door ged. staten zijn goedgekeurd de raads besluiten. atot onderhandscheu aankoop van den noodstal en grond op Oldegalileën b. tot onderhandsche verhuring van de linnenbleekerijaan den Hoekstersingel c. tot onderhandsche verhuring van onderscheidene gemeen te eigendommen cl. tot onderhandschen aankoop van grond ten behoeve van den aanleg van een kunstweg langs het Kalverdijkje 9. dat de heer Dr. M. van Staveren heeft bedankt voor de benoeming tot curator van liet gymnasium 10. dat Mej. Fischer de benoeming tot hoofdonderwijzeres der 6e gemeentebewaarschool heeft aangenomen. De mëdedeeliugen sub 710 worden eveneens voor kennis geving aangenomen. 111. Wordt ter tafel gebragt 1. Een adres van J. Nijdam, om de pontveren bij het Stads Ziekenhuis en bij de nieuwe Vischmarkt weder te mo gen pachten. Wordt in handen gesteld van burgemeester en wethouders ten fine van praeadvies. 2. De rekening en verantwoording van de Kamer van Koophandel en fabrieken, over 1885. ordt in handen gesteld van de heereu DijkstraBeucker Andrerc en Minnema Bumaten fine van onderzoek en rapport. •'5. Een voorstel van burg. en wetli. om afwijzend te be schikken op een verzoek van 11. van der Heideom kwijt schelding van beloopen boetewegens te late oplevering van t underingswerken voor den nieuwen gashouder bij de gas- fabriek. V\ ordt ter visie gelegd voor de ledenom in eene volgen de vergadering te worden behandeld. IAWordt overgegaan tot behandeling van de op den op roepingsbrief vermelde punten. 1. Benoeming van een ambtenaar van den bnrgelijken stand. De Voorzitter deelt mede dat hij na nog eens ernstig te hebben nagedachtin zoover van zijn vroeger genomen be sluit is teruggekomendat hij bereid is eene eventueel op hem uit te brengen benoeming aan te nemen. Het resultaat van de daarop gehouden stemming is dat de heer PLycklema a Nyeholtburgemeestermet algemeene (19) stemmen wordt benoemd tot ambtenaar van den burge lijken standwelke benoeming door dezen wordt aangenomen. De heer van Hariuxma thoe Slooten komt ter vergadering. O O 2. Foorstel van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van de plaatswaar de watertoren ten dienste der drinkwater leiding in deze gemeente zul worden gesticht. De conclusie van dit voorstel luidt I. den grondaangeduid op de teekening door den direc teur der gemeentewerken ingezonden bij missive van den 30 (October 1885, nos. 424/2, te bestemmen voorde stichting van den watertorenten dienste der geprojecteerde waterlei ding dezer gemeente. II. Burgemeester eu wethouders te magtigenbehoudens goedkeuring van heereu ge 1. statenaan de heeren Th. A. van den Broek en G. \Vvan Barneveld Kooy Jr.con cessionarissen voor den aanleg eu de exploitatie eener drink waterleiding binnen de gemeente Leeuwarlen, voor de stich ting van den watertoren ten behoeve der waterleiding gratis in gebruik te geven een stuk grond in het plantsoentus- sehen de stationswegen en den straatweg naar de Schrans ter grootte als is aangeduid op de teekening door den direc teur der gemeentewerken ingezonden bij missive, dd. 30 Oc tober 1885, no. 424/6 De algemeene beraadslagingen over dit voorstel worden ge opend. De heer Duparc verklaart geen bezwaar te hebben tegen de zaak zelvewel echter tegen de wijzewaarop het voorstel is geformuleerd. In de eerste plaats doet hij opmerkendat het le lid niet aanneinenlijk is. Aiet de raadmaar de concessionaris sen hebben de bedoelde plek gron l voor de stichting van den watertoren te bestemmen. De raad heeft alleen den grond er voor in gebruik te geven. Verder zal ook het 2e lid wij ziging moeteu ondergaan. De raad heeft niet burgemeester en wethouders le magtigenaan de concessionarrissen deu grond in gebruik te gevenmaar hij zelf moet dit doenkrachtens art. 138 der gemeentewet, luidende: //Hij (de raad) be sluit omtrent het verhurenverpachten of op eenige andere wijze iu gebruik geven der gemeente—eigendommen". De raad kan de hem bij de wet toegekende bevoegdheid niet aan anderen over dragen. Delegatie van bevoegdheid of magt van de eene op de andere autoriteit komt iu het administriatief regt evenmin te pas als lastgeving of magtigiug. De autoriteitdie eeue bevoegdheid heeftmoet zelve ze uitoefenen. Aan burge meester en wethouders is alleen de uitvoering van het in casu te nemen besluit. Op voorstel van burgemeester en wethouders zeiven werd onlangs ook in den door spr. aangehaalden zin gehandeldbij het verleenen van vergunning aan eenige jonge damesom van het bcurslokaal gebruik te maken voor zeker Engelse!» spel. Doch spr. heeft nog andere bezwaren. Er moet vooraf eene geheele procesorde worden gevolgdeer de raad deu bedoelden grond iu gebruik kan geven. Spr. gaat ui. van de onder stelling uit, dat de grond is vermeld op den staat van de openbare tot de gemeeue dienst van allen bestemde water staatswerken opgemaakt en vastgesteld overeenkomstig het bekende provinciaal reglemeut van 1878. Is dit zoo, dan moet die grond, alvorens de raad er op de voorgestelde wijze over kan beschikken eerst van den staat worden afgevoerd op de wijze bij dat reglement voorgeschreven. Daartoe moet de staat worden gewijzigd en moeten alle formaliteiten worden in acht genomenbij art. 3 van het prov. reglement voor geschreven. Maar zelfs dan is men er nog niet. Nadat de wijziging definitief is vastgesteld moet de raad, om den grond in gebruik te geven, ingevolge art. 230 der gemeente wet een besluit nemen waarbij wordt verklaard dat de grond niet meer ter openbare dienst is bestemd, en eerst dan heeft hij de vrije beschikking over dien grond eu moet voorts het besluit tot het iugebruikgeveningevolge art. 191 der ge meentewet, aan de goedkeuring van ged. staten worden ou derworpen. Mogt nu al de onderstelling van spr. ongegrond zijn nl. dat de onderwerpelïjke plek grond op den staat van de wa terstaatswerken der gemeente voorkomtdan zal toch altijd het voorschrift van art. 230 der gemeentewet moeten worden opgevolgd, alvorens de raad, afgescheiden van de door spr. ontwikkelde bezwaren tegen het voorstelzooals het ligtden grond in gebruik kan geven. De heer Troelstra beschouwt het bezwaar van den lieer Duparc, wanneer het blijken mogt dat deze plek grond niet op den staat van waterstaatswerken voorkomt, hetgeen hem ook wel eenigzins zou bevreemden, als een van vormélijken aard en houdt 't er voor dat door eene kleine wijziging van de conclusie daaraan zou zijn te gemoet te komen. Doch spr. is tegen het voorstel, tot het doen waarvan hij niet heeft medegewerkt. Ilij kan best begrijpen dat de con cessionarissen als plaats voor den watertoren een plek hebben aangegevendigt bij de grenzen der gemeente aan die zijde vanwaar het water zal worden aangevoerdhet is zeker wel van belang dat in dat gedeelte der stad de toren wordt ge plaatst, maar het is z. i. toch niet noodzakelijk dat dit juist op deze plek moet geschieden. Tegen die plek nu heeft hij ern stig bezwaar. Hij gelooft dat een toren als de geprojecteerde met een hoogte van 34 meter, eu een middellijn zoowel boven als beneden van 11 meteronmogelijk kan strekken tot vcr- fraaijing van de stad. Het is geheel eene kwestie \ai smaak e:i hij weet wel dat daarover niet valt te twisten het is dus een geheel subjectief gevoelen dat hij uitspreekt, maar hij her haalt dat het oprigteu van den toren daar ter plaatse naar zijne meening een misstand zal zijn. Bij hem is nu de vraag gerezen of niet een andere geschikte plekwaaraan genie technische bezwaren waren verbonden Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 12 Januarij 1886. als plaats voor den toren zou kunnen worden gevonden en daarbij is zijn aandacht gevallen op het terrein voor aardber- ging bij de Sneekerkade, waar overvloedige ruimte is. Wel zullen dan de aanvoerbuizen moeten verlengd worden tot die plek en vandaar terug naar de Wirdumerpoortsbrug, hetgeen dan ook het eenige bezwaar voor de concessionarissen zal zijn, doch spr. acht dat bezwaar niet van overwegend be lang. Hij zal daarom, wanneer straks de onderdeelen der con clusie aan de orde zullen zijn, als amenlement voorstellen om als plaats voor den toren te bestemmen gemeld terrein bij de Sneekerkade. De lieer van Eijsinga deelt de bezwaren van den heer Troel stra en is 't met dien spreker eens dat over onderwerpen op het gebied van smaak niet te twisten is. Spr. kan het eigen lijk niet wel vooruit beoordeelen, doch hij gelooft niet dat de toren op de voorgestelde plek, zal beantwoorden aan den welstand, allerminst zooals de directeur der gemeentewerken het uitdrukt, zal dienen tot verfraaijing der stad. Hij deelt dat gevoelen niet en zou niet gaarne op die plaats den toren zien verrijzen. Maar evenmin kan hij zich vereenigen met het denkbeeld van den heer Troelstradie het open terrein bij de Sneeker kade aan de' hand deed. Hoewel dat punt nog niet aan de orde is, wenscht spr. evenwel te kennen te geven, dat naar zijne meening dat terrein minder geschikt is, omdat het tocli eenmaal waarschijnlijk voor bouwterreinen zal worden uitgege ven, en derhalve voor dat doel zeer in waarde zal verminderen, wanneer een toren daarop zal zijn gebouwd. Nu is ook bij spr. een vraag gerezen, en wel deze, of het noodzakelijk is dat de toren zoo in de nabijheid van de stad moet worden gebouwd. Hij is wel geen technisch deskundige, doch wanneer bij nagaat dat o. a. voor de waterleiding te Leiden de watertoren te Katwijk, dus op niet geringen afstand van die stad is gebouwd, dan acht hij een grootereu afstand voor deze gemeente ook geen bezwaar. Spr. kan zich dus noch met het voorstel van burgemeester en wethouders, noch met het denkbeeld van den heer Troelstra vereenigen. De Voorzitter wenschtnaar aanleiding van het door den heer van Eijsinga gesprokene, de aandacht te vestigen op artikel 9 der concessie-voorwaarden, die door den raad vastge steld en door Gedeputeerde Staten goedgekeurd zijn. Bij dit artikel wordt aan de concessionarissen toegestaan den watertoren te bouwen op een nader in overleg met het gemeentebestuur te kiezen en door de gemeente gratis in gebruik te geven terreinen de buizen der waterleiding te leggen in de open bare wegen enz. aan de gemeente belmoren leovereenkomstig de aanwijzing en voorschriftenhun daarbij door burgemeester en wethouders te geven. Die laatste magtiging is dus door Gedeputeerde Staten goed gekeurd doch ten aanzien van de plaats voor den watertoren is dat nog niet geschied, omdat de keuze daarvan nader in overleg met het gemeentebestuur moest plaats hebben. Het geldt hier niet eene bevoegdheid van burgemeester en wet houders doch van den raaden om die reden doet het dagelijksch bestuur thans het voorstel om de plaats aan te wijzen. Tegen den vorm van de conclusie kan welligt eenig bezwaar bestaanzooals bij den heer Duparc het geval schijnt te zijn, doch dit kan toch niet van overwegend belang zijn wanneer men bedenkt, dat de plek grond niet terstond in gebruik zal worden genomen. Het ligt in den aard der zaakdat bur gemeester en wethouders vooraf die maatregelen zullen nemen, welke nog noodig zullen blijken te zijn. De concessionarissen hebben er evenwel groot belang bij dat zij nu reeds bekend worden met de plaats waar zij den watertoren zullen kunnen doen bouwen, want zoolang zij die niet weten kunnen zij geen voortgang maken met hun in te dienen technisch plan van ile geheele leiding, daar toch de watertoren het uitgangspunt is voor de buizenleidiugen. Mogt de raad niet instemmen met dit voorstel en een anderedan de door de concessiona rissen aangevraagde plaats aanwijzendan zoude dat eene ge heele wijziging van het plan ten gevolge hebben. De concessionarissen hebben verzocht deze plek als plaats voor den toren aan te wijzene:i burgemeester en wethouders, nowel als de directeur der gemeentewerken hebben die p'aats oor dat doel geschikt geachtzoowel uit een oogpunt van elstand, als omdat het esn ruim terrein is en de afsta u 1 an dien grond met geringe opoffer ng geprar 1 gaat. II it belang der concessionarissen brengt 't ook mee, want wordt eene plaats op een grooteren afstand van dien uitgang der ge meente aangewezen, dan zullen over eene groote lengte twee maal hoofdbuizen moeten worden gelegd. Spr. ziet er derhalve geen bezwaar in om nu in beginsel te besluiten w elke plaats voor het bouwen van den watertoren zal worden bestemdten einde het den concessionarissen ge makkelijk te maken hunne plannen te voltooijen. Nog kan spr. mededeelen dat deze plek grond niet voor komt oj) den staat van waterstaatswerken. De formaliteiten, door den heer Duparc aangeprezen, zijn dus overbodig. De gemeente is door eene overeenkomst van ruiling of koop met het rijkeigenares van dien grond ge worden. Zij heeft den privaten eigendom daarvan verkregen. Met het oog op het gebruik echter dat thans van het ter rein gemaakt wordt kan het welligt noodig zijn vóór dat het aan de concessionarissen in gebruik gegeven wordt een besluit te nemen om liet aan de publieke dienst te onttrekken. Zoover is het evenwel nog niet. Men wenscht nu alleen te weten of deze plaats goed is of dat de raad de toren op een andere plaats verlangt. De Heer van Harinxma thoe Slooten kan zich met de aan gevoerde bezwaren niet vereenigen. Bij de vraag, door den lieer Troelstra besproken zal bij niet lang stilstaanomdat zooals dat geachte lid ook zeideover de smaak niet te de batteren ismaar ten aanzien van welstand en smaak heeft spr. zich gehouden aan de zienswijze van den directeur dei- gemeentewerken, die uit den aard der zaak het meest bevoegd is om in dezen een oordeel uit te spreken en perti nent heeft beweerddat de toren op de voorgestelde plaats geen misstand zal veroorzaken. Spr. komt er rondweg voor uitdat hij de capaciteit mist om zich nu reeds den toren iu zijn geest zóó voor te stellenalsof hij hein reeds zag, eu daarom sluit hij zich aan bij de uitspraak vaneen deskundige, dat er geen vrees voor misstand bestaat. De heer Duparc heeft gezegddat door het aannemen van dit voorstel de raad aan burgemeester en wethouders een? de legatie zou geven buiten de bevoegdheid, hun bij de gemeen tewet gegeven en beriep zich daarbij op art. 138 der wet. Dit schrijft uitsluitend voor dat de raad /besluit omtrent het verhurenverpachten of op eenige andere wijze in gebruik geven der gemeente-eigendommen." Nu komt 't spr. voor dat het voorstel, zooals het is geformuleerd, den raad in de gelegenheid stelt om te besluiten in den geest van het aange haald wetsartikel. Geen andere beteekenis kan spr. er aan hechten. Volgens dat geachte lid zou er eene delegatie van magt plaats hebbenomdat aan burgemeester en wethouders wordt opgedragen eenig gemeente-eigendom in gebruik te ge ven. Spr. acht die leersalva reverentiate doctrinair. De raad geeft in den zin van art. 179 der gemeentewet aan bur gemeester en wethouders een opdragt tot uitvoering van zijn besluit. Spr. kan niet inzien dat bij aanneming van het voor stel iemand anders dan burgemeester en wethouders bevoegd zouden zijn om het besluit uit te voeren. Wanneer de raad besluit tot verhuring of verpachting van eenig gemeente-eigen dom door wie geschiedt danvraagt spr.die verhuring of verpachting, anders dan door burgemeester en wethouders. Spr. heeft maar te wijzen op een enkel voorbeeld, n.l. de on langs plaats gehad hebbende verpachting der tollen. Burge meester en wethouders hebben die verpachting aangekondigd en de pachten gegund. Het komt spr. voor (lat die gevallen tamelijk gelijk zijn. Dit voorstel moet zoo opgevat worden, dat aan burgemeester en wethouders wordt opgedragen aan het besluit van den raad uitvoering te geven. Bovendien bestaat er uit een utiliteits-oogpunt aanleiding die den raad moet nopen om te besluiten overeenkomstig het voorstel en die isdat de gemeente met de concessionarissen nog niet in staat van wijzen verkeert. Eerst in Mei a.s. treedt de concessie in werking, en met het oog daarop zou 't dus onvoorzigtig zijn om nu een ander stuk grond uit te geven dan door burgemeester en wethouders wordt voorgesteld om dat geen ander met zoo geringe opofferingen zal kunnen worden iu gebruik gegeven. M at eindelijk het afvoeren van dezen grond van den staat van waterstaatswerken en het onttrekken daarvan aan de pu blieke dienst betreftdaarop is reeds door den voorzitter voldoende antwoord gegeven, zoo lat op dat punt het voorstel geene ver le diging meer behoeft,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1886 | | pagina 2