53 Wising der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 25 Mei 1886 maar spr. vraagt i udoor wie daarop niet is gerekend, en moet in amw< ordi n, door den raad. Wie lie.ft de condities van uitgifte vastg» steid r1 J>e raad, is weder liet antwoord. Is dut zoo, dan is eeue misrekening, tengevolge van de bepa ling dat het niveau der stoepen niet hooger dan 10 c.M. loven het trottoir n.ogt zijn, niet de schuld van de partijen, die de conuit.es slechts hadden aan te nemenmaar van hen die ze vaststelden. Hit gaat toch nitt tan, dat de raad hun zoude imputeren iets niet te hebbt u vooruitgezienwat hij had behooren te voorzien. Zij hadden immers geene keusalleen op de ge stelde voorwaarden konden zij de bouwterreinen koopan. Wij ziging van die voorwaarden ten behoeve van een enkel persoon kon nitt plaats hei ben, omdat daardoor het doel dier bepaling, n.l. om de stoepen in dén niveau te maken, niet zoude be reikt worden. Van het standpunt uit van de adressanten, moet men bij het letten op de ge.olgen van den door hen gewraakten maatregel, nog met iets anders rekening houden. Wanneer n.l. het trottoir nu verhoogd wordt, dan loopen zij steeds ge vaar dat het later nog meer verhoogd zal wordenwant de ondervinding leert, dat de straten in de gemeen,e steeds hoo ger worden aangelegd, daar bij het vernieuwen wel steeds nieuw zand wordt gebiuikt, maar geen oud zand weggenomen. Ziet men uit dat oogpunt de straten aan, dan merkt men een aanmerkelijke toeneming in hoogte opbijv. op den Wirdu- merdijk, en ook elders. Het moge voor de afwatering nuitig zijn, 't is in ieder geval opvallend. Het gevolg van die ver hoogingen is, dat de panden, hetzij dan met of zonder stoep daarvan een nadeeligeu invloed ondervinden, want, zooals ook in het nader adres teregt wordt opgemerkt, komen de vloeren der huizen en de stoepen langzamerhand lager te liggen dan de bestrating, dan dringt er vocht in de ponden ten nadeele der bew oners. En bij het bouwen dier huizen is b;j het aan eggen van het zoogenaamd trasraam gerekend op het niveau van de straat en dat niet noodeloos veel boven die lijn gel -gd, doch zóó dat het van de straatzijde aandringend vocht geweerd wordt. Het is dus duidelijk dat, wanneer de stoepen hooger aan den gevel moeten worden gemaakt dan volgens hst oor spronkelijk bouwplan was voorgeschreven, de nadeelige gevolgen voor de panden niet zullen uitblijven. Er is nog eene omstandigheid, waarop misschien te letten valt. Worden langs dezen weg de eigenaren genoopt hunne stoepen te verhoogen, dan rijst de vraag of al die panden blijven vol doen aan eene andere voorwaarde van uitgifts der bouwterr, i- nen aldaar. In de condities toch is de hoogte voorgeschreven, tot welke de huizen moeten worden opgetrokken, gemeten van de stoep afworden deze verhoogd, zullen dan de panden de vereischte hoogte behouden P Spr. kan het niet beoordeelen maar heeft dit punt aangeroerdom te kennen te geven hoe men welligt in andere moeijelijkheden kan vervallen. Spr. heeft ook in de stukken gelezen, dat van de zijde der gemeente het voldoen aan het verlangen van de adressanten vele ko ten zal medebrengen, omdat dan ook de walmuur ge heel moet veria; gd worden en dat het beter ware dat de heer Lucardie, wiens stoep het grootste verschil met het trot toir oplevertzijn stoep liet verhoogen. Het ec.ste acht spr. wel wat overdreven, en de laatste vergelijking niet gelukkig, want als (tie stoep werd verhoogd, dan zou de deur van het pakhuis, die nu reeds hag is, niet méér te gebruiken zijn. Vooral naar aanlei dng van liet nader adres gslooft spr. dat wel de vraag overweging verdient, of niet door eene mindere helling van de straat aan den wenscli v.ni de adressanten zal kunnen worden voldaan. Men mag toch wel de billijkheid betrachten tegenover hen die bouwterreinen van de gemeente hebben gekocht en gebouwen daarop hebben gesticht, geheel overeenkomstig de hun gestelde vi o waarden. Men kan dat immers als onbetwistbaar aannemenwant anders zouden wel van gemeentewege opmerkingen gemaakt zijn. Nu verkeert meu in moeijelijkheden, welke hierv in het gevolg zijn, dat in dertijd niet voldoende voorzien is dit gevalals zich nu heeft voorgedaan. Spr. vestigt de aandacht op de in het nader adres uitgedrukte conjectuur, dat waar de raad dat geval niet heeft voorzien en dit ook misschien aan de aandacht van burgemeester en wethouders is ontsnapt, de toenmalige directeur deT gemeentewerken er wel aan gedacht heeft, maar van oor deel is geweekt dat, wanneer eenmaal de ■dr.iat zou bezakt zijnhet verval niet zoo groot meer behoefde te zijn. Daar men, nu die directeur overle len isgeene zekerheid daarom trent kan verkrijgen, blijft 't eene conjectuur, doch eene niet gausch ongegronde, want niet aannemelijk is 't dat de directeur der gemeentewerken, de ontwerper Vc.n deze voorwaarden van uitgifteniet aan verzakking van deze panden zou hebben gedacht. Spr. zal zich op grond van een en ander niet vereenigen met het voorstelenmogten zijne bezwaren door anderen worden gedeeld, dan is hij bereid eene motie in te dienen tot vermij uug van eene eventueele aanneming of verwerping van het voorstel. De Voorzitter geeft den geachten spreker in overweging om nu reeds die motie in te dienen, daar deze dan terstond in behandeling kan worden genomen. De heer van Sloterdijck stelt daarop de navolgende motie voor ,/I)e raad, van oordeel, dat aan het verzoek van de adressanten behoort te worden voldaan noodigt burgemeester en wethouders uit, te bevorderen, dat het trottoir aan de Willemskade Z.Z. lager dan de stoepen van de aan die kade staanue gebouwen en panden worde ge legd en gehouden." De heer van Harinxma thoe Slooten heeft den heer van Sloterdijck hooren verklaren dat hij een vormelijk bezwaar heeft tegen het voorst ddie het daarb'jals spr. hem goed heeft verstaandeed voorkomen alsof burgemeester en w et- houders gepoogd hadden de beantw oording van het a Ires door den raad te beperken. Dit is allerminst juist. Zij hebben alleen overwogen in hoever deze ziak volgens de wet de com petentie van den raad raakte en die van burgemeester en wet houders en zijn daarbij tot de meening gekomendat het essentiële deel van het verzoek aan burgemeester en wethouder.* ter beslissing staat. Men heeft hier te doen met een adres houdende een verzoek dat door den heer van Smterdijck beschouwd wordt als eene. afwijking van de voorwaarden van uitgifte. Spr. heeft dat niet daarin kunnen lezen. De eeaige vo >rwaardewaarop de afwijking betrekking zuu kunnen hebben, is h-t voorschrift om de stoepen 1U c.M. boven het trotto;r aan te brengen. Dat gedeelte is echter een zoo weinig integrerend deel van het gebeele verzoek, dat het bezwaarlijk als hoofdmoment kan beschouwd worden. Die afwijking daarenboven is reeds, zooals men uit de stukken zien kanvoor goe L aaug -z en. Burgemeester en wethouders hebben zich op dit standpunt geplaatst en zijn daarvan uitgegaan, dat de gemeente in 1869 een weg heeft aang-legd, onder een zeker pro del en een be- p .alden vormen dat de zorg daarvoor van het toezigt van burgemeester en wethouders afhangt. Wenschen nu echter de adressanten dat de raad terugkomt op zijn besluit, n.l. dat de weg onder een ander profiel en een anderen vorm worde aan gelegd dan zegt spr. kan dit niet op deze wijze worden behandeld, maar moet ab initio een ander proliel worden voorgesteldhetzij door burgemeester en wethouders, hetzij dcor een lid van den raad krachtens diens regt van initiatief. Dit wordt echter niet gevraagd, wel om met behoud van het oude profiel aan hun wensch te voldoen. Door den dire; tear is er volkomen tersgt opgewezen dat het, uit het oogpunt van gemeentebelang, bede i kei ijk is om het proflel te veranderen, wanneer eene straat zich gedurende vele jaren goed heeft gehouden. Want het zal hoogst belang rijke uitgaven medebrengen, om het profiel te veranderen met verlaging van den walmuur, welk laatste to h onvermijdelijk zal zijn, als aan het verlangen zal worden te gemoet gekomen. Door de adressanten is er op gewezen dat indertijd aan de koopers van bouwterreinen de verpligting is opgelegd om de stoepen 10 c.M. hoven het trottoir aan te brengen. Nu heelt het spr. verwonderd dat door de adressanten en met hen door den heer van Sloterdijck is voorbij gezien, dat door den raad en den directeur wel is opgegeven den bovenkant van de stoep maar dat dit van geen invloed behoefde te zijn op het peil, waarop zij de woningen moesten bouweD. Dit peil en de hoogte van de stoepen waren onafhankelijk van elkaar. Dat niet" alle eigenaren van panden aan de Willemskade nadeel Verslag der handelingen van de.n gemeenteraad te Leeuwarden, van den 25 Mei 1886. 54 ondervindenis een gevolg hiervan dat zij het peil bij het bouwen hooger hebben genomen terwijl andere bouwmeesters dat verzuimd he. ben. De adressantenen de heer van Sloterdijck wederom met hen, doen het voorkomen, al-of de straten hi 'r st-eds hooger worden, omdat er altijd zand bijkomt, doch no >it wordt afge nomen. Dat ziet dus op de Willemskale, maar dan vraagt spr. of dat beweren niet in flagrauten strijd is met de teeke- ning van den directeur, waaruit onwsderlegbaar geconstateerd wordt dat men nu nog zelfs bijna een kwart meter ben 'den het oorspronkelijk peil is gebleven. Dit wordt echter voorbij gezienten einde te kunnen beweren dat de straat verhoogd en hun belang geschaad wordt. Spr. wenschte nogmaals te constateeren dat het peil niet verhoogd is, want anders zou óf de directeur e -ne onjuiste vo irstelling moeten gegeven heb ben hetg en zelfs door den heer van Sloterdijck niet is beweerd óf het Erie ch zomeipiil moet verloupen zijn, want daarop, en niet op den walmuur heeft men zich gebaseerd. Dat zomer- peil zal echter in 1808 wel hetzelfde zijn geweest, als thans. De heer van Sloterdijck deed het ook voorkomen alsof de adressanten slagtoti'ers er van warendut niet gerekend is op de verzakking der panden en schrijft dat op rekening van het gemeeiiteoestuur. Spr. merkt dienaangaande opdat bij het bouwen van de woningenwaarbjj het peil niet in de condities was opgenomende directeur der gemeentewerken alleen te maken had met de straat en niet met de mogelijke verzakking der woningen. Dat behoorde tot de zorg der architecten die voor de particulieren werkten en sommigen hunner hebben daarvoor met hit beste resultaat gezorgd. Het zeer laat ingekomen nader adres heeft bij den hiervan Sloterdijck een onverdeelden steun gevonden. Vóórdat echter dat ge. chte lid zi h zoo pertinent over dat stuk had u tge- sproken had spr. reeds het voornemen om het oppervlakkige van de motieven in dat adres te doen uitkomen. Om uit vele één voorbeeld aan te halenwijst spr. op de volgende zinsnede,/dut de adressanten, naar zij mennen, van bevoegde zijde zijn ingelicht, dat bij een eeumaal bevestigd terrein eeue helling van drie, centimeter per meter voor den waterafloop voldoende en eene helling van 6 centimeier per meter bepaald overbodig is". Zij doe bet dus voorkomenalsof meu hier nog een weg had van 12 M. breedte met eene helling van (5 c.M. per M. Ma,.r hoe is 't dan mogelijk, dat zij die daar wonen en dagelijksch herhaaldelijk passeren niet opgemerkt hebben, dat reeds alleen voor het verschil in hoogte tusschen de kei- bestrating en het trottoir een verschil in hoogte, oorspronkelijk van 15 centimeter in rekening kwam, waardoor van de helling meer dan één procent verloren gaat. Voorts geeft de directeur op, dat het trottoir van 23/., meter bree lte eene helling heeft van 2 c.M. per me eren vroeger 6de straat eene helling van 31/2 c.M, en de klinkert-be trat;ng bij den walmuur ook B'/jj c.M. per meter. Nu schijnen de adressanten goed te zijn voorgelichtdat e n bevestigd terrein kan volstaan met eeue helling van 3 c.M. per meter, terwijl in n thans eeue helling van nergens meer dan &/2 c.M. heeft. Voldeed men nu aan Int verlangen van de adressanten, en wer 1 (1e walmuur niet verlaagddan zou men een drassig terrein en een voor de gemeente moeije'ijk te onderhouden weg verkrijgen. Men mag dus niet verder gaan en geen groots uitgaaf doen ter wills v.m het verzuim van vroegere bouwmeesters. Spr. moet er nog op wijzen dat het verschijnsel hier niet op zich zelf sla, t en dat het inwilligen van dit verzoek aan leiding zal kunnen geven tot meerdere zeker even r-gtmatige reclames. 'lot nu toe is dut niet geschieddaar men zal hebben ingezien dat men het zelf moest verhelpen. Spr. heeft op de Nieuwstud vele stegen gezienwaar hetzelfde euvel is waar te nemen als op de Wiliemskadehij wijst op de stoep tusschen de panden van Siukel en S.erkenhuig, waardehurd- steenen st iep verzakt naar den gevelnog meer voorbeelden op de Nieuwstad en elders kan hij aanhalen. Wanneer de gemeente dus eenmaal begint met goede straten te verleggen, dan betreedt zij een weg, die op vele kosten en een slechten toestand zal te staan komen. Spr. herhaalt dat de straat langs de Willem =k de is opgenomen volgens Provinciaal zomerpeil niet volgens de hoogte van den walmuur. Hij acht 't derhalve niet geraden dat de gemeente den weg insla dien de heer van Sloterdijck aan de hand doet. De Voorzitter deelt niet volkomen het gevoelen van den heer van Harinxma omtrent de bevocg lheid van den raad in dezen. Deze heeft gewezen op art. 179 h der gemeentewet, om te bewijzen dat de beslissing op uit verzoek eigenlijk be hoorde tot de competentie van burgemeester en wethouders. Wanneer spr. echter let op dat wetsartikel sub a, waarbij het uitvoeren van de verordeningen van den raad aan burgemeester en wethouders is opgedragen, ter.viji in art. 150 wordt uit gedrukt wat onder plaatselijke verordeningen moet worden verstaan, n.l. alle voorschriften en beschikkingen van den raad. dan gelooft spr. dat hier van toepassing is art. 141 der ge meentewet, volgens hetwelk de raad kun bevelen het aanleggen of verbeteren van gemeen,e.vegen, straten, enz. De raad is dus wel degelijk bevoegd om veranderingen in de straat aan de Wiliemskade te doen aanbrengenterwijl aan burgemeester en wethouders de uitvoering daarvan is op- ge.tragen. Naar aanleiding hiervan wenscht spr. nog er aan toe te voegen, dat nog enkele andere opmerkingen van den heer van Huiinxma geen bijval bij spr. hebben gevonden. Dat geachte li 1 he .ft o. a. gezegddat verlaging van den walmuur noodzakelijk zoude zijn. Die noodzakelijkheid is spr. niet gebleken, maar hij is integendeel van oordeel dat met behoud van e ine voldoende afwatering aan het verlangen van de a iressanten kan worden voldaan. Hij stemt 't toe, dat zij geen regt hebben om iets te eischen, maar men kun inschikkelijk zijn en de billijkheid betrachten, zonder het gemeente-belang te schaden. Hij stelt zich op dit standpunt, dat, nu het blijkt dat de huizen van adressanten groot nadeel zullen on dervinden door een verhoogd trottoir, het trottoir niet buiten uoo Izaak moet worden verhoogd, wanneer dat kan worden na gelaten zonder aan de eischen voor een goeden weg te kon te doen. Ten slotte gelooft spr. dat de door den heer van Harinxma gegeven cijfers minder juist zijn. Het trottoir is ongeveer 3 M. breed, de rijweg 6 M. de walzijde 3 M., dus de geheele kade tusschen stoep en wal 12 meter. Voor een goede afwatering is geene hi lling van 3 centimeter per meter noodigmaar zelfs met zoodanige helling over de giheele breedte en een hoogte van 15 centimeter voor den trottoirband zou men niet meer dan 36 -|- 15 51 centimeter verval noodig hebben, terwijl vroeger daarvoor 75 c.M. ver langd werd. 8pr. herhaalt 't dat de adressanten geen regt kunnen doen gelden, maar dat hij er geen bezwaar tegen heeft, om de bil lijkheid in het oog te houden. De heer van Harinxma thoe Sloaten heeft het woord gevraagd om eene misvatting te voirkoinen alsof voor de adressanten geen mogelijkheid zou bestian on d-ze aangelegenheid bij den raad te brengen. Spr. is natuurlijk niet onbekend mei art. 141 der gemeentewet en weet zeer goed dat de raad bevoeg I is te besluiten om een weg te verbeterendus o n een profiel te veranderen; hij heeft het tegendeel dan ook niet beweerd doch alleen er op gewezen dut men met eeu adres te miken h idwaarbij geene profieds-verandering uiaar redres van eene grief wordt gevraag 1. Hij wil allerminst gecenseerd worden de bevoegdheid van den raad naauvver te beperken, dan bij wet is bepaald. Den voorzitter, die in de meening verkeert dat de cijfer- door spr. gegeven oujuist waren, moet hij doen opmerken dal spr.'s cijfers van meer juistheid gemigen dan die door den voorzitter aangehaald. Volgens den voorzitter zou vroeger het verschil in helling 75 c.M. hebben bedragen, doch dat is nooit meer dan 72 geweest, terwijl men nu aan hei bezwaar van de adressanten reeds in zoover is tegemoet gekomen dat de oorspronkelijke helling van 72 is geredueeeid lot 49. Om de cijfers nogmaals te herhalen, spr. heeft gezigl dat het trottoir van 23/4 meter breedte eene helling he. ft van 2°/0 terwijl de hoogte daarvan hoven de straat vau 15 c.M. op 12 c.M. is gebrugt, welk cijfer, inden men het van de geheel'- 49 c.M. aftrekt, overlaat voor de gelieele kade gemiddeld 'ó°/B. Den heer van Sloterdijck doet het lee 1dat zijne oppositie door den heer van Harinxma als zoo bedenkelijk m strekking

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1886 | | pagina 3