Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 25 Mei 1886. en gevolgen wordt opgevat. Spr. heeft gemeend voor de bil lijkheid te pleiten, maar heeft van geen regt gesproken, en ge looft niet zich aan eenige overdrijving te hebben schuldig gemaakt. Door dien spreker is het gevvigt en de beteekenis van een eenmaal vastgesteld profiel breed uitgemetenn.l. van het be stek voor den aanleg van de straat, waarvan door den directeur op eene teekening eene reproductie is gegeven Spr. ontkent dat niet, maar, vraagt hij, is dat nu eene wet van Per/.en en Meden, waarvan hoegenaamd niet mag worden afgewekente meer, nu het verschil in cijfers reeds eene verandering van het profiel doet vermoedenimmers, men is van eeu verloop, vol gens het oorspronkelijk bestek, van 6 c.M., gekomen t >t een van 31 L. Uit die belangrijke wijziging zou men moeten op maken, dat het oorspronkelijk profiel niet onveranderbaar is. De heer v-m Hariuxina zeide ook dat het trottoir niet ver hoogd is. Dit is waarwanneer men het vergelijkt met het oorspronkelijk profiel, maar niet, wanneer men het beschouwt in verband met de hoogte die het had vóór de laatste veran dering. Voor ieder, die met den toestand aldaar bekend is, staat dat vast en wanneer het niet zoo waredan zou toch voorzeker geen adres tot beklag daarover tot den raad zijn uv.komen. Genoemde spreker achtte het feit, dat het trottoir niet verhoogd is, voldoende geconstateerd door de overgelegde profiel teekening, tenzij deze teekening geene juiste voorstelliug an den tosstand geeft of het Eriesch zotuerpeil veranderd is. Spr. stelt als derde geval, dat indertijd bij den aanleg van de siraat gerekend kan zijn op eenige verzakking of dat reeds terstond de uitvoering niet volgens het bestek is geschied, 'r, Is echter te lang geleden, om een en ander met juistheid te kunnen nagaan. Dat de schuld aan de bouwmeesters en niet aan de gemeente ligt acht spr. n:et voldoende geargumenteerddoor het bewe ren dat de gemeente alleen met de stoepen en niet met het peil der panden te maken had. De stoepen moesten 10 c.M. boven het trottoir aangebragt worden, doch men heeft niet en dat is misschieu nog een verzuim van de zijde der ge meente er bij bepaald dat de stoepen op die hoogte moesten gehouden worden. Ten slotte wordt de raad zonder voldoenden grond gesteld voor het dilemma, om of het oorspronkelijk geprojecteer le pro fiel uit te voeren of den walmuur te verlagen. Spr. acht dat overdrevenwant hij kan zich niet begrijpendat niet met eenigen goeden wil een toestand zou kunnen worden gescha pen, waardoor aan den wensch van adressanten werd tegemoet gekomen. Hij spreekt van goeden wil, want hij erkent gaarne, dat het niet aangenaam is eene genomen beschikking ter zijde te stellen en gedaan werk ongedaan te makenhetgeen toch in geval van aanneming van de motie zal moeten geschieden, maar wanneer het belang van ingezetenen vereenigbaar is met de eischen voor deugdelijk werk, dan mag men de billijkheid een voldoend argument achten, ook voor de verlegging der bestrating. Dat dit een begin zoude zijn voor het verleggen van alle goede wegen en, met groote uitgaven gepaard zou gaan, i. eveneens zóó overdreven, dat spr. er maar van zwjgen zal, daar dergelijk argument zich zelf veruieiigt. De heer van Eijsinga viudt deze zaak, gelijk ook een der vorige sprekers heeft gezegd moeijelijk ter beoordeeling door den raad. Hij moet evenwel erkennen dat hij niet met het voorstel kan meiegaanook hij zoude gaarne aan het verlan gen van de adressanten tegemoet komen en inschikkelijkheid betoouen, maar dan zal dat volgens burgemeester en wethou ders en den directeur belangrijke kosten met zich sleepen omdat, zooals beweerd wordt, de walmuur dan ook verlaagd moet worden. Zou men evenwelvraagt spr. ook zonder die verlaging niet eeuigzins kunnen tegemoet komen, door b.v. de trottoirbanden, die reeds op 12 c.M. zijn gebragt, te brengen <>p 6 Hij stemt toe, dat de gemeente in haar regt is en de adres santen niets kunnen eischen; wordt dus van de zijde der ge meente eenige inschikkelijkheid betoond, dan moeten de kosten, die daarvan het gevolg zijn, door de belanghebbenden gedra- geu worden. Kan men zoodoende zonder kosten voor de gemeente den toestand veranderendan is spr. er voorom de adressanten te gerieven. Hij zal echter aan de motie van den heer van Sloterdijck zijne stem niet gevenwant die gaat z.i. te ver. Men heeft onlangs het voorbeeld gehad bij een huiswelks voorgevel geheel vernieuwd moest worden, omdat het pand was verzakt; stelt men nu dus het geval dat een huis aan de Willemskade 1 meter verzakt, dan zal men, wordt de untie van den heer van Sloterdijck aangenomen, het trottoir, dat dan steeds lager moet worden gehouden dan de stoep van dat huisook 1 meter verlaagd moeten worden. Dat toch gaat niet op. Eene andere zaak is 't om medetew erken tot een maatregel, waardoor aan den uitgesproken wensch eeiiigermate kan wor den voldaan. Wanneer men daartoe, zo >als spr. reeds ter sprake heeft gebragtden trottoirband verlaagde tot op 6 of 8 c.M. en daardoor een paar c.M. op de helling won, dan zou de billijkheid worden betracht. De adressanten kunnen niets ertchen maar het staat hun vrij een billijk verzoek te doen. De gemeente kan dan daarin tredenmits het haar geen on gerief noch geld kost. De heer Troelstra wenscht de reeds zoo uitgebreid geworden discussies niet lang te rekken en zal daarom zoo kort mogelijk zijn. Men is in het debat te veel in algemeenheden afgedwaald; hij zal zich tot het verzoek zelf bepalen. De adressanten be roepen zich op eene verkorting van hunne regten en verzoeken op grond daarvan dat de raad order zal geven tot verlaging van het trottoir. "Van verkorting van regten is niet gebleken, iutegendeel en er kan dus wel geen sprake zijn van een order als adres santen verzoeken. Bovendien is spr. het geheel eens met hetgeen door den heer van Hariuxma is aangevoerd, omtrent de competentie van den raad ten deze. In een nader adres, waarvan spr. heden morgen een gedrukt exemplaar ontving bepleiten adressanten hunnen zaak dan ook meer op gronden van billijkheid en door den voorzitter en den heer van Slo terdijck is de billijkhiid mede in het debat gebragt en wel eenigermate in dien zinalsof de wethouders die niet gaarne zouden betrachten. Niemand meent spr. zal zich daarover te beklagen hebbenzelfs niet de adressanten want het trottoir is reeds lager dan naar regt noodig is. Nu is het de vraag of men zoo billijk mag 'zyi, dat men het trottoir nog meer verlagewanneer daarmede groote kosten voor de gemeente gepaard kunnen gaanzooals uit het advies van den directeur blijkt. De wethouders beantwoorden die vraag ontkennend en ook dit heeft hun aanleiding gegeven om niet mede te werken tot het doen van een voorstel in een anderen geest. Ook mag niet onopgemerkt worden gelaten dat slechts twee der onderteekenaarsde heeren Lucardie en W illersmaar voornamelijk de eerstehinder ondervinden van het trottoir. De stoepen van de overige adressanten zijn er nog boven. En nu gaat het toch moeijelijk aan, om ter wille van den stoep van den heer Lucardie aan de thans zoo fraaije kade een ander profiel te geven en niet onbelangr kc kosten te ma ken ten einde eene goede afwatering te behouden. Daarbij komt nog, dat de oorzaak van dien onvoldoenden toestand te zoeken is in de omstandigheid, dat het bewuste pand, dat voor pakhuis bestemd was niet of niet goed is onderheid en deze dus niet aan het gemeentebestuur is te wijlen. Men kan dus der gemeente van dien toestand niet eene grief maken noch van haar verlangen dat zij van dat verzuim de nadeelen zal dragen. Reeds vroeger heeft de heer Lucardie aan burgemeester eu wethouders verzocht om het trottoir te doen verlagen, waarop dat collegieop een goed gemotiveerd advies van den direc teur, afwijzend heeft beschikt, thans, nu hij bij vernieuwing di t verzoek doet en de directeur bij zijne eeus uilgesproken meening persisteert, konden burgemeester en wethouders geen ander dan het aangeboden voorstel indienen. Iutusschen kan, ook bij aanneming van dat voorstelhet bij het dagelijkscli bestuur opnieuw een punt van overweging uitmakenot mis schien nog eenige verlaging kan worden aangebragt, maar nu kan moeijelijk worden uitgemaakt, boever men daarin gaan moet. Indien de stoepen flink boven de straat moeten uitkomen dan zal het trottoir misschien hier en daar moeten worden weggebroken en in verband daarmede een groot deel van den aanleg der kade gewijzigd moeten worden. Zoodanige veian- deringen kunnen echterherhaalt spr., niet van de gemeente gevorderd worden, ook niet op grond van billijkheid. De Voorzitter wenscht er even op te wijzen, dat de verlaging van het trottoir, door den heer Troelstra aangevoerd moet worden beschouwd iu verband met eene vroegere verhooging. maar dat het trottoir zooals het thans ishooger is dan het vóór eenige maanden was. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 25 Mei 1886. De heer Menalda heeft alleen het woord gevraagd om zijne stem te motiveren, die hij tegen het voorstel zal uitbrengen. Hij wil gaarne aannemen dat in de eerste plaats de technici de personen zijndie hebben te beoordeelen op welke wijze een of ander bouwwerk moet worden gemaakt, maar ook tech nici kunnen zich vergissenen naar spr. meent is dat hier gebleken. Wanneer hij let op den toestand van de Willems kade welke ten deele eeu gevolg is van een voorschrift van gemeentewege gegeven en wanneer hij bedeukt dat de architect die indertijd voor den heer Lucardie heeft gewerktde ge meente-architect zelf wasdie in de allereerste plaats moest wetenwat het gevolg zoude zijn van dergelijke wijze van bouwen dan meent spr. dat er reden genoeg bestaat om het verzoek van adressanten in gunstige over weging te nemen en hij is er niet van overtuigd dat bij eenigen goeden wil spr. drukt daar wel opomdat men wegens de door adressanten vooropgestelde verkorting hunner regten onwillekeurig nel wat hard is geworden ook zonder de verlaging van den walmuur en de daar an verhouden kosten niet aan het verlan gen van de adressanten zal kunnen worden tegemoet gekomen. De heer Oosierhoff heeft door den heer Troelstra opnieuw hooren wijzen op de noodzakelijkheid, om den walmuur te ver lagen, wanneer het trotloir wordt verlaagd. Hi t ligt misschien aan spr. zelf, maar hij kan die noo.lzakelijkheid niet inzien. Be straat van het trottoir naar de gracht ligt nu zóó, dat er eene goede afwatering bestaat, dit meent hij te mogen aan nemen; wordt het trottoir nu eenigzins verlaagd, dan kan het toch altijd hooger blijven dan de straat en behoeft daar van z. i. niet het gevolg te zijndat de afwatering niet voldoende blijft. Spr. zou gaarne daaromtrent eenige inlich ting ontvangen. De heer van Harinxma thoe Slooten heeft zich door den heer van Sloterdijck als het ware hooren verwijten dat hij zoo vasthield aan het vastgestelde profiel, terwijl toch uit het verschil in hoogte is gebleken dat dit profiel, reeds niet on veranderlijk is g bleven. Dit juist is eene reden om niet verder te gaan daar iets dat door den heer van Eijsinga wordt voorbij gezien, niet alleen de trottoirband 3 c.M. lager is gelegd, maar ook door eene vermindering in het verloop van het ge heel met 20 c.M. aan het verlangen van adressanten is tege moet gekomentenzij men met den heer van Sloterdijck voor mogelijk houdt, dat reeds indertijd bij het aanleggen van den weg eenige toegeefelijkheid in acht is genomen. Het verwon dert spr. evenwel dat genoemd lid het vermoeden konde uit spreken, alsof vóór 17 jaren konde zijn tegemoet gekomen aan bezwaren, die thans z:jn gerezen en toen natuurlijk niet vooruit te zien waren. Dat vermoeden kan niet bewezen worden en is zooals alle uit de lucht gegrepen vermoedens voor tegenbewijs niet wel vatbaar. Een beter vermoeden voor het tegendeel van des heeren van Sloterdijcks bew eren evenwel blijkt hieruit, dat het goed on derheid pand van den heer van Valkenburg niet verzakt is en zijne hoogte in het juiste profiel bijna onveranderd heeft be houden. Ook heeft de heer van Sloterdijck de vraag gesteld of er geen andere oplossing mogelijk ware dan of den toestand te laten zooals hij is ot den walmuur te verlagen. Spr. heeft er reeds opgewezendatwil de raad zich niet begeven in de waarschijnlijkheid met voordacht spreekt hij niet van mo gelijkheid om belangrijke kosten te moeten makenhij dan niet aan het verlangen moet voldoen, want, wijl nu reeds het verloop tot 3 procent is gedaald en adressanten een van 3 procent voldoende achten, is het bij verlaging van het trot toir op den duur onvermijdelijk dat ook de walmuur worde verlaagd. Het zoude bovendien, zooals de heer van Sloterdijck het uitdrukte zeker onaangenaam zijn om gedaan werk onge daan te makente meer daar het op goede gronden en mei het volste regt is geschied. De heer Menalda weet den verkeerden toestand voor een deel aan de gemeente; hij sprak van den vroegeren gemeente architect en van de voorschriften door de gemeente gegeven als oorzaak van dien toestand. De raad had indertijd alleen op de stoepen te letten en heeft daarom opzettelijk in de con dities niet over het peil der te bouwen perceelen gesproken omdat men zich daarmede niet behoefde in te laten. Wat ten slotte de vraag van den heer Oosterhoff aangaat of niet het trottoir kan worden verlaagd, zonder dat daardoor de afwatering slechter worlt, is door den directeur juist opge merktdat, bij een dergelijk profiel, dut gebaseerd is op liet behoud van den goeden weg, geene grootere afwijking tusschen het trottioir en den rijweg kan worden toegelaten. Men zou 't ook niet kunnen vinden door het trottoir alleen aan de zijde der huizen te verlagenwant dan zou men het waterverloop verliezen en het trottoir op een drassigen grond liggen. De verlaging zou dus over de geheele breedte van het trottoir p'aats moeten hebben, maar dan staat men voor de moeijelijk- heid om het te beschermen tegen karren en andere voertuigen waartegen de betere klinkertsteenen niet bestand zijn. De heer Oosterhoff vraagt of men die zachte steenen ook niet elders voor de gewone bestrating gebruikt, b.v. op de Wiriumerdijk. De heer van Harinxma thoe Slooten wijst den vorigen spr. op den weg van den Wortelhaven naar den Noorderweg, waar ook die soort steenen liggendoch niet in een verhoogd voetpad. Dat pad kan haast niet in een goelen staat gehouden worden, omdat de steenen door de voertuigen worden vernield. Hierop worden de beraadslagingen gesloten. De motie van den heer van Sloterdijck wordt nu iD stem ming gebragt en aangenomen met 8 tegen 7 stemmen. Voor stemden de heeren Reeling Brouwer, van Sloterdijck, Oosterhoff, Kuipers, Star Busmann, van der Scheer, Menalda en Duparc. Tengevolge hiervan wordt het voorstel van burgemeester en wethouders beschouwd als niet te zijn aangenomen. V. Overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter wordt besloten om, in verband met de verandering van den dag tier verkiezing voor een lid van den gemeenteraad, de stembureaus, die in de vorige vergadering voor de verkiezing op den 8 .lunij waren benoemdthans weder daartoe aan te wijzen nu de verkiezing op den 15 Junij plaats zal hebben. Hierop wordt de vergadering door den Voorzitter gesloten. GEDRUKT BI.I IO. F.. HOKKSTKIN. J.EKUWARIiKX.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1886 | | pagina 4