ill Besluit tot heffing van eene belasting onder den naam van havengeld. Verordening' op de invordering van het regt onder den naam van havengeld in de gemeente Leeu- I h I Is het Stads-Ziekenliuis over 1885 tot een balancerend bedrag van/11,360.675 van inkomsten en 11,360.67' van uitgaven, onder dankzegging aan de commissie van beheer voor de rigtig gehoudeue administratie. De heeren Kuipers en van der Scheer leden van de com missie van bestuur over het Stads-Ziekenhuishebben tot dit besluit niet medegewerkt. 7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het opnieuw vaststellen van het besluit tot heffing en van de verordening op de invordering van eene belasting onder den naam van havengeld. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten opnieuw onveranderd vast te stellen het hierbij overge legd besluit tot heffing eener belasting ouder den naam van havengeld, vastgesteld den 23 Augustus 1883 (goedgekeurd bij koninklijk besluit van 6 October 1883 no. 29) zooals dat is gewijzigd bij besluiten van 11 Junij eu 14 Julij 1885 (goedgekeurd bij koninklijk besluit van 6 Augustus 1885 no. 29.) II. opnieuw onveranderd vast te stellen de bij het sub I genoemd besluit behoorende verordening op de invordering van het regt onder den naam van havengeldvastgesteld bij raadsbesluit van 23 Augustus 1883, zooals deze is gewijzigd bij raadsbesluiten van 11 Junij en 14 Julij 1885, een en an tler met de memorie van toelichting. III. het sub I bedoeld besluit aan 's Konings goedkeuring te onderwerpen. Alzoo worden vastgesteld als volgt De raad der gemeente Leeuwarden Gelet op het Koninklijk besluit van den 6 October 1883 no. 29 Overwegende, dat er noodzakelijkheid bestaat om het besluit tot het heffen van een regt onder den naam van havengeld opnieuw vast te stellen Gelet op de artikelen 238, 240 en 254 der gemeentewet, Besluit Art. 1. Voor het gebruik of genot van de openbare gemeentewerken ten behoeve van de scheepvaartwordt onder den naam van havengeld een regt geheven van de gezagvoerders of schippers, wegens de vaartuigenwaarmede zij in de waterengrachten en kanalen dezer gemeente, gelegen binnen de grenzen ver meld in art. 5 liggennaar het volgende tarief a. voor zeil- en stoomschepen van 26 kubieke meter inhoud en daarboven, in eene vaste beurt varende en vaste ligplaatsen hebbende, wegens iedere kubieke meter inhoud l1/2 cent b. voor schepen alsboven, van 2025 ku bieke meter inhoudper schip c. voor de schepen alsboven, van 1520 ku bieke meter inhoudper schip d. voor schepen alsboven, van 515 ku- bièke meter inhoudper schip e. voor trekschepen of bargesper schip voor schependie niet in eene vaste beurt varenvan 5 kubieke meter en daarboven, wegens iedere kubieke meter inhoud voor pramenjagten en bootendie in 20 15 10 O ff- VI 10 ile gemeente het geheele jaar door vertoeven wegens iedere kubieke meter inhoud 1 h. voor houtvlotten, wegens iedere 15' vier kante meter oppervlakte Door inhoud wordt verstaan de ruimte der vaartuigenbe doeld Lij 2 van tabel XVI der patentwet, vastgesteld bij de wet van 22 April 1852, (Staatsblad no. 61.) Behoudens de vrijstellingen is het regt verschuldigd door de gezagvoerders of schippers, telkens en terstond bij de aankomst van hun vaartuig binnen de in art. 5 aangewezen grenzen in de gemeente. Bij gebreke van gezagvoerder of schipper is de eigenaar van hef vaartuig het regt verschuldigd. Art. 2. Geen regt is verschuldigd 1. „Wegens de vaartuigen, die uitsluitend aan wallen, „niet in onderhoud bij de gemeenteladen of lossen of 1 ig- „plaats hebben. 2. „Wegens vaartuigen die zonder oponthoud en zonder „te laden of te lossen de gemeente enkel doorvaren „als oponthoud wordt niet beschouwd een verblijf van min- „der dan 24 uren de Zondag wordt niet medegerekendals „laden wordt niet beschouwd het innemen van winkelwaren „voor eigen huishoudelijk gebruik der gezagvoerders „als lossen wordt niet beschouwd het tijdelijk overladen van „een gedeelte der vracht in een ander vaartuig, indien dit noo- „dig blijkt te zijn om den lagen waterstand, tenzij het ligter- „vaartuig de overgenomen vracht vervoert naar eene andere „plaats dan die, waarvoor het hoofdschip is bestemd. 3. „Wegens vaartuigen niet vallende onder letter g van „art. 1 van minder dan 5 kubieke meterinhoud mits niet „in eene vaste beurt varende, én voo alle vaartuigen, dieaan „of op een der scheepstimmerwerven worden hersteld of in „aanbouw zijn. 4. „Wegens vaartuigen rechtstreeks in gebruik voor den „gemeentedienst, hetzij voor de gemeentewerken, de reiniging „of anderzins. 5. „Wegens houtvlotten, die, de gemeente binnen geko men, „vóór den nacht in particulier water worden opgeborgen. „Wegens de trekschepenbarges of stoombootendie ge- „bezigd worden in vaste trekveren of stoombootdiensteu, wordt, „wanneer in den dienst door de gezamenlijke schippers vier- „malen of meer in de week wordt gevarenvoor 2/5 van het „regt vrijstelling verleend. Art. 3. „Wegens de vaartuigen, genoemd in art. 1 sub letter ae „is het regt slechts eenmaal verschuldigd, ongeacht den duur „van het verblijf in de gemeente. „Wegens de vaartuigen, genoemd in art. 1 sub letter is, „indien zij langer dan vier weken achtereen in de gemeente „ligplaats hebbenhet regt na afloop van ieder tijdvak van „vier weken opnieuw verschuldigd. „Wegens vaartuigengenoemd in art. 1 sub letter gals- „mede voor houtvlottenis het regt verschuldigd voor iedere „week van het verblijf in de gemeente, het gedeelte van een „week voor een geheele gerekend. Art. 4. Het regt kan bij wijze van abonnement, wegens schepen in art. 1sub letters a tot e genoemdtelkens drie maanden vooruit worden betaald, onder korting van 20 procent van het vermoedelijk gedurende dat tijdperk te betalen bedrag voor schepen genoemd in art. 1, sub letter g, kan het regt bij abonnement voor één jaar vooruit worden voldaan tegen betaling van 20 cent per kubieke meter. Art. 5. Als grenzen der gemeentewaterenbuiten welke het regt niet is verschuldigd, worden aangemerkt wat de Dokkumer-Ee betreft, het brugje op Camstraburen bij de woning no. 133 wat het Vliet betreftde Poppebrug wat de Potmarge aangaat, de lijn, getrokken van de zuide lijke grens der sloot, ten zuidwesten van het aschland, tot den zuidwestelijken hoek van het perceelwaarop de stroocarton- fabriek is gesticht; wat de Harlingervaart betreftde lijngetrokken van de westzijde van het huis„de Sneekerstal" genaamd, plaatselijk bekend Sueekertrekweg no. 11, tot het daartegenover gelegen gedeelte van den Harlingertrekweg. Art. 6. Door Burgemeester en Wethouders wordt opgemaaktaan gehouden en gepubliceerd een staat van alle, in de gemeente binnen dc in art. 5 aangeduide grenzen gelegene wallen, waar van het onderhoud niet ten laste van de gemeente is. Art. 7. Dit besluit treedt in werking met 1 Januarij 1887. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 8 Junij 18S6. 59 O O warden geheven. Art. 1 De invordering van het regt, dat onder den naam van ha vengeld wordt gehevengeschiedt door middel van openbare \erpachting, telkens voor een door burgemeester en wethouders tc bepalen tijdvakte houden op zoodanige voorwaarden als de raadop voorstel van burgemeester en wethouders zal vaststellen. De raad kan besluitende invordering bij gaarderiug te doen plaats hebben. Indien bij eene verpachting, wegens ongenoegzaamheid van bodde pacht niet wordt gegundkunnen burgemeester en wethouders zich gemagtigd beschouwende invordering bij gaarderiug te doen plaats hebben. Ingeval van invordering door gaardering, wordt de instructie voor de gaarders, zoomede de wijze van verantwoording door burgemeester en wethouders geregeld, behoudens mededeeling aan den raad, die de belooning der gaarders bepaalt. Door burgemeester eu wethouders worden de namen van hendie als pachters of gaarders met de invordering zijn be last, ter algcmeene kennis gebragt. Art. 2. De gezagvoerders of schippers zijn verpligt, dit regt te. be talen of bij hunne afwezigheid te doen betalen door diegenen, welke alsdan in hunne plaats als zoodanig optreden. Indien meer dan één schipper op het vaartuig is geplaatst, zijn allen hoofdelijk voor het verschuldigde aansprakelijk. Art. 3. De gezagvoerders of schippers, die niet in eene vaste beurt varenbedoeld bij art. 1 litt. f van het heftingsbesluitzijn verpligt bij hunne aankomst in deze gemeenteop de eerste aanvrage van de pachters of gaarders, den meetbrief van hun vaartuig te vertoonen en vervolgens dadelijk het regt te voldoen. Indien de meetbrief niet in het vaartuig aanwezig is of op de eerste aanvraag van de pachters of gaarders niet wordt vertoond, bepalen dezen den inhoud van het vaartuig bij be nadering. De gezagvoerders of schippers zijn gehouden zich aan deze bepaling te onderwerpen. Art. 4. De gezagvoerders of schippers, die in eene vaste beurt va ren en eene vaste ligplaats hebben, en hetzij dagelijks, weke lijks of op andere tijden meermalen in het jaar, in deze gemeente aankomenbedoeld bij art. 1 litt. a, b, c, d en e, van het heffingsbesluit, zijn verpligt om bij den aanvang van ieder jaar, aan de pachters of gaarders den meetbrief van hun schip te vertoonen en opgave te doenhoevele malen zij vermoedelijk in deze gemeente zullen aankomen. De vooruitbetaling van het regt overeenkomstig art. 4 ali nea 1 van het heffingsbesluit, geschiedt binnen de eerste veer tien dagen van ieder kwartaal tegen kwitantie van de pachters of gaarders. Voor trekschepen, barges en stoombooten, bedoeld bij art. 2 laatste alinea van het heffingsbesluit, geschiedt de berekening van het verschuldigde naar de beurtvaartendié de gezamen lijke schippersvolgens de voor hunne diensten bestaande voorschriften, in het eerstvolgend kwartaal hebben te volbrengen. Art. 5. De eigenaren der schepenbedoeld bij art.. 1 litt. g van het heffingsbesluit zijn verpligt om bij den aanvang van ieder jaar, of dadelijk na hunne aankomst, aan de pachters of gaar ders den meetbrief van hun vaartuig te vertoonen. óij zijn tevens verpligt iedere week het regt te betalen, bij aldien zij geen gebruik maken van de bepaling, vervat in de 2e alinea van artikel 4 van het heffingsbesluit. Art. 6. Indien de eigenaren of begeleiders van houtvlotten deze in de wateren onder deze gemeente verlangen te doen vertoeven, vragen zij daartoe vooraf de vergunning van burgemeester en wethouders. Xa het bekomen der vergunning zijn zij gehouden dadelijk aan de pachters of gaarders opgave te doen van do hoegroot heid der houtvlotten in oppervlakte bij vierkante meters en de belasting te voldoen, over den tijd van verblijf, voor welken die vergunning aan lien is verleend. Indien zij geene vergunning hebben aangevraagdzijn zij niettemin het regt verschuldigd en gehouden, dit op de eerste aanvraag van de pachters of gaarders aan dezen te voldoen. Art. 7. Op aanvrage van de pachters of gaarders of andere daartoe door burgemeester en wethouders aan te wijzen personen, zijn de gezagvoerders of schippersin deze gemeente vertoevende verpligt de kwitantie van bet door hen betaalde regt ie ver toonen. Art. 8. -iii Indien gezagvoerders of schippers op aanvrage van de pach ters weigerachtig of nalatig zijn, het door hon verschuldigde regt te betalengeven de pachters van deze weigering of na latigheid terstond kennis aan den ambtenaar bedoeld bij art. 261 der gemeentewet, ten einde door dezen van die weigering of nalatigheid, zoo zij hem blijkt, overeenkomstig art. 275 dier wet, procesverbaal worde opgemaakt. Dit procesverbaal wordt door hem overgebragt ten kantore van den gemeente ontvanger, die alsdan onmiddellijk overgaat tot de maatregelen) voorgeschreven bij artt. 258, 259 en 260 der gemeentewei. De artt. 261 262, 269 tot en met 273 dierzelfde wet, zijn hier mede van toepassing. Geschiedt de invordering door gaardering, dan zijn de gaar ders bevoegd, bij weigering of nalatigheid in het voldoen van het gevorderde regt, zeiven hiervan procesverbaal op te maken op hunnen ambtseed. Zij brengen dit over ten kantore van den gemeente-ontvanger, die daarmede handelt als boven is aangegeven. Art. 9. Bij verschil van gevoelen, nopens de rigtige toepassing dezer verordening tusschen dc pachters of gaarders en hen die het regt verschuldigd zijn, beslissen burgemeester en wethouders. Art. 10. Deze verordening treedt in werking te gelijk met het be sluit tot het heffen dezer belasting. 9. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanleiding van een adres van den heer L. Harmenzon e. a. om. over de Stads-gracht bij het Ziekenhuis eene voetbrug te doen leggen. Burgemeester en wethouders stellen daarbij voor, om dat verzoek als niet voor inwilliging vatbaar van de hand te wijzen. De heer de la Faille had gehoopt dat het adres van een groot aantal ingezetenen, een gunstiger onthaal bij burgemeester en wethouders en den directeur der gemeentewerken zoude hebben gevondendan nu het geval is geweest. En toch bestonden er z. i. allezins redenen voor, om het verzoek, dat uit den boezem van eene uitgebreide bevolking, voornamelijk uit den arbeidenden stand voortkomt, in overweging te nemen en in te willigen. De motieven in het adres bijgebragt zijn z. i. juist. De communicatie met dat deel der stad, dat zich steeds meer en meer uitbreidtlaat veel te wetischen over. De Potmarge- en Wirdumerpoortsbruggen zijn dikwijls, vooral des Vrijdags eene belemmering voor lieden, wier tijd kostbaar isdie binnen een uur tijds een langen weg moeten afleggen van hun werk naar hunne woning en omgekeerd, om hun middagmaal te gaan gebruikenvoor wie die tijd dus krap gemeten en de omweg niet onbelangrijk is. De vergelijking met de andere pontveren is volgens spr. minder juist. Die verbinden wel stadsgedeeltenwaar een dagelijksch verkeer is, doch waar niet als hier aan de eene zijde eene bevolking woont, die binnen een korten tijd een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1886 | | pagina 2