72
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 10 Augustus 1886.
van eene maatschappij van nijverheidop wier weg het wel
ligt. Het onderwerp van deze zuivelschool is bovendien nog
zeer in het vagemen weet nog niet hoe het onderwijs zal
worden ingerigtmen heeft nog geene leeraren gevonden, enz.
Deze industrie ondergaat ook langzamerhand eene verandering;
de groote industrie maakt zich ook op dit gebied meester van
de kleine en het onderwijs daarin zal ook langzamerhand
blijken onnoodig te zijn. Men zou evengoed het onderwijs
in de landbouw, dat als een der facultatieve vakken van lager
onderwijs in de wet voorkomtals vakonderwijs kunnen gaan
inrigten en men zon dan met evenveel, zoo niet met nog
meer regt aanspraak kunnen maken op een steun van de
gemeente. Spr. moet zich op dien grond tegen het voorstel
verklaren.
De heer Duparc verschilt met den heer Plantenga van ge
voelen. Spr. acht niet geheel juist diens redenering
ook bij vroegere gelegenheden van dat geachte lid ver
nomen, dat het n.l. niet op den weg van de gemeente
zou zijn gelegen om dergelijke zaken te steunen. Diens
vrees waar de grens is, als men eenmaal begint met het ver-
leenen van subsidiënkomt spr. niet gegrond voor. Wordt
dit voorstel aangenomen, dan wordt nog geenzins in beginsel
besloten, om op alle dergelijke aanvragen gunstig te beschikken.
In elk concreet geval zal de raad steeds hebben te oordeeleu
en te beslissen.
Wat de zaak zelve betreftis spr. van gevoelen, dat zoo
ééne zaakhet dan de ondenverpelijke isdie 's raads onder
steuning verdient. Het geldt hier eene zuivel school, eene in-
rigting waarin jongeliedendie zich aan de zuivelbereiding
willen wijdenhunne opleiding kunnen verkrijgengeenszins
echter het oprigten van eene zuivelfabriek, waarover men na
tuurlijk verschillend kan denken, maar dat punt is thans niet
aan de orde. Waar nu voor zoodanige m\\dlschool de steun
wordt gevraagd van eene gemeente als Leeuwarden, de hoofd
plaats eener provinciewier hoofdbronnen van bestaan zijn de
zuivelbereiding en de veeteelt, daar mag zij zich naar spr's
meening, niet aan de zaak onttrekken, te minder, omdat deze
gemeente indirect belangrijke voordeelen van de zuivelbereiding
geniet. Ja, van dezen tak van landbouw-nijverheid hangt de
welvaart grootendeels af niet alleen van den landbouwenden
stand en de veeteelt, maar ook van de handel- en nering
doenden van Leeuwarden. Spr. zal dus uit volle overtuiging
voor het voorstel van burgemeester en wethouders stemmen.
De heer Troelstra zal uit een algemeen oogpunt, over de
vraag of een subsidie van ƒ100.gewettigd is, niets aan de
woorden van den heer Duparc toevoegendie reeds die uit
gaaf voldoende heeft gemotiveerd. Maar spr. wenscht er op
te wijzen dat de gemeente bovendien eenige boereplaatsen be
zit en in dat opzigt gelijk staat met particuliere eigenaren
die voorzeker groot belang hebben bij een goede zuivelberei
ding. Wanneer men dat mede in aanmerking neemt, dan zal
men moeijelijk kunnen ontkennen dat het voorstel aanbeve
ling verdient.
Hierop worden de beraadslagingen gesloten en wordt het
voorstel in stemming gebragt, met het resultaat dat het met
10 tegen 1 stem, die van den heer Plantenga, wordt aangenomen.
6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verleenen
van eervol ontslag aan den heer Dr. J. Zaaijer Az., als leeraar
aan de middelbare school voor meisjes.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de
conclusie besloten
aan den heer Dr. J. Zaaijer Az. overeenkomstig diens ver
zoek met ingang van 1 September e. k. eervol ontslag te ver
leenen uit zijne betrekking van leeraar aan de middelbare
school voor meisjes alhier.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verleenen
van vergunning aan A. de Lang e. a. om gebruik te maken van
een lokaal in het gymnasium voor het ontvangen van onderwijs
in de natuurkunde van den leeraar in dat vak aangemelde inrigting.
De heer Menalda heeft geen bezwaar tegen de inwilliging
van dat verzoek, en begrijpt dat het de bedoeling is, dat be
doeld onderwijs wordt gegeven buiten den gewonen schooltijd
doch zou gaarne dat in het besluit zien opgenomen. Hij doet
daartoe het voorstel.
De Voorzitter deelt mededat dit geheel in de bedoeling
ligtdoch burgemeester en wethouders geen bezwaar hebben,
dat amendement over te nemen.
In verband daarmede wordt nu zonder verdere discussie en
hoofdelijke stemming besloten
aan A. de Lang en andere onderwijzers en onderwijzeressen
voor den tijd van één jaaringaande den 1 September e. k.
vergunning te verleenen, om des Zaturdags gedurende één uur
onderwijs in de natuurkundige vakken te ontvangen in het
voor dat onderwijs bestemde lokaal van het gymnasiummet
gebruikmaking van de daar aanwezige instrumenten, mits dat
geschiede door den leeraar, aan het gymnasium met het onder
wijs in de natuurkunde belast en buiten den gewonen schooltijd.
8. Het opmaken van eene lijst van benoembaren tot leden
van het collegie van zetters.
Ter benoeming als zettersvoor de vervulling der vacatures,
den 1 Januarij 1887 te ontstaan door de periodieke aftreding
van de heeren A. O. Swalue Asman, E. J. Bruinsma en H.
Taconis, worden door burgemeester en wethouders aanbevolen
de heeren
1. A. O. Swalue Asman, aftredende, P. Pabrij de Jonge
en A. Alberts.
2. E. J. BruinsmaaftredendeG. Schilthuis en H. ter
Horst Wz.
3. II. Taconis, aftredende, R. Reijnders en J. Eeenstra Rz.
Met algemeene stemmen worden uit deze heeren, ter plaatsing
op de nominatie aan den heer Comihissaris des Konings, ge
kozen de heeren 1. A. O. Swalue Asman en P. Pabrij de
Jonge.
2. E. J. Bruinsma en G. Schilthuis.
3. II. Tacouis en R. Reijnders.
9. Rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek van
de rekening en verantwoording van de stads-armenkamer over 1885.
Overeenkomstig de conclusie van dit rapport wordt besloten:
1°. De rekening en verantwoording van de stads-armeu-
kamer over het jaar 1885 in ontvang tot een bedrag van
ƒ31949.en in uitgaaf tot een bedrag van ƒ30837.35,
sluitende met een saldo van ƒ1112.283, welk saldo op re
kening van 1886 wordt aangebragt op de inkomsten van de
bijzondere fondsenwaaraan eene bijzondere bestemming is
verbonden en vermeld aan het slot der rekeninggoed te
keuren en vast te stellen.
2°. heeren voogden van de stads-armenkainer 's raads dank
te betuigen voor hun naauwgezet beheer.
10. Voorstel van de commissie uit den gemeenteraad tot
regeling van het voorbereidend onderwijs aan de gemeentelijke
bewaarscholen.
De heer Duparc stelt als rapporteur dier commissie voor om
de behandeling van dit punt tot nader uit te stellen. Wel is
de commissie voor die behandeling geheel gereedmaar daal
de raad thans zoo onvoltallig is en bovendien een van de
leden der commissie de heer van Harinxma thoe Slooteu af
wezig is en de zaak voor het oogeublik niet dringend is
acht hij het wenschelijk de behandeling te verdagen. Zijn
medelid der commissiede heer Plantenga, zal wel geen be
zwaar daartegen hebben.
De heer Plantenga stemt toedat hij geen bezwaar heeft
en de zaak geen directen spoed vereischtmaar moet er toch
op wijzen dat de commissie zou wenschen om de regeling den
1 October in werking te doen treden en dat er vooraf ook
eene commissie van bijstand voor die scholen moet worden be
noemd, om te doen uitkomen dat het niet wenschelijk is de
behandeling voor lang te verschuiven.
O O
Nu wordt op voorstel van den voorzitter besloten de be
handeling van dit punt te verdagen tot de eerstvolgende ver
gadering.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 10 Augustus 1886.
73
11. Adres van de heeren Th. A. van den Broek en G, IV.
van Barnevelcl Kooij concessionarissen voor jen aanleg en exploi
tatie van eene drinkwaterleidingom verlenging van den ter
mijn voor de indiening van een volledig schets-ontwerp.
De Voorzitter herhaalt dat dit adres nog niet bij burge
meester en wethouders in behandeling is geweesthij gelooft
evenwel niet, dat er eenig bezwaar tegen zal zijn om het
verzoek in te willigen en geeft dus in overweging om in gun-
stigen zin daarop te beschikken en den termijn voor de in
diening van het volledig ontwerp definitief vast te stellen vóór
of op 31 December e. k.
De heer van Sloterdijck begint met te verklarendat hij
geen bezwaar heeft. Bij het lezen echter van het adresis
hem gebleken dat verschillende omstandigheden werden aan
gegeven die aan de in achtneming van den laatstelijk vast-
gestelden termijn op 16 Augustus e.k,"voor de indiening van
het ontwerphebben in den weg gestaan. Die omstandig
heden worden aan het slot van het adres geformuleerd als
onafhankelijk van der adressanten wil of hun toedoen en als
in de eerste plaats voor hen hoogst onaangenaam. Voor een
groot deel zijn die omstandigheden afhankelijk van hen, met
wie adressanten contracten moeten sluitenof aan wien zij
vergunning moeten vragen omtrent de prise d'eaude ter
reinen voor den aanleg van pomp- en filterwerkenals
mede het leggen van de inlaatbuis. Eene omstandigheid
echter, in het adres bijgebragt, doet vermoeden dat tegenover
burgemeester en wethouders één bezwaar nog uit den weg te
ruimen is. Spr. bedoelt het verschil van gevoelen dat om
trent de wijze van toepassing van den norm schijnt te bestaan
tusschen de concessionarissen en het collegie van dagelijksch
bestuur. Het springt in 't oogdat dit eene aanraking is
met het gemeentebestuur, waarbij geen derden betrokken zijn.
Voor eenigeu tijd heeft spr. in de courant gelezen dat door
burgemeester en wethouders vijf heeren in commissie als des
kundigen zijn uitgenoodigd, om hunne voorlichting te schen
ken bij het vaststellen van den norm, die door de concessiona
rissen zoude moeten worden nageleefd; of de raad daarvan
officieel kennis moest hebben gekregen hetgeen niet is ge
schied zal spr. niet beslissen. Hij zou evenwel gaarne be
antwoord zien de vraag of het verschil, waarvan in het adres
gewaagd wordt, bestaat tusschen burgemeester en wethouders
en de adressanten, dan wel tusschen dezen en de commissie
van deskundigen. Spr. meent uit de courant te hebben mogen
opmaken, dat de commissie den norm zoude vaststellen; bestond
nu het verschil tusschen haar en de adressanten, dan zoude de
moeijelijkheid groot zijn. Er wordt echter in het adres slechts
gew aagd van een verschil tusschen burgemeester en wethouders
en de adressanten; zulk een verschil, dat dus niet zou kunnen loo-
pen over de vaststelling van den norm, zou minder bedenke
lijk, en, met eenigen goeden wil van weerszijden, voor oplos
sing vatbaar zijn. Hierom veroorlooft spr. zich bovenver
melde vraag, die betreft het eenige punt, hetwelk naar het
adres een verschil oplevert tusschen de concessionarissen en
burgemeester en wethouders en hierom door den raad mag
worden gekend.
De Voorzitter wil gaarne aan het verlangen van den voii-
gen spreker voldoen, 't Is bekend dat indertijd in art. 2 dei-
voorwaarden bij amendement eene wijziging is aangebragt
betreffende den norm. Het amendement luidde
//Het water moet beantwoorden minstens aan eenen norm
door burgemeester en wethouders in het contract met den
concessionaris vast te stellen."
Nu is het spr. uit de correspondentie niet gebleken dat de
concessionarissen in de meening verkeerdendat zij zouden
medewerken tot het vaststellen van den norm bij het sluiten
der overeenkomst, maar uit een vroeger gehouden gesprek met
een van de concessionarissen meent hij te mogen opmaken dat
bet hunne bedoeling isdat het gemeenschappelijk zoude ge
schieden. De concessionarissen zijn dan ook begonnen met
bet aanbieden van een concept-normburgemeester en wethou
ders noodigden daarop vijf deskundigen uit, om hen te dienen
van advies over dien norm. De commissie heeft een uitvoe
rig schrijven en voorstel ingezondendat door burgemeester
en wethouders is behandeldhet gaf aanleiding tot correspon
dentie en een nader overleg van de commissie en de concessi-
narissen, die daartoe gemagtigd werden. Daarop is een tweede
voorstel van de deskundigen ingekomen, met een norm opge
maakt in overleg met de concessionarissen. Burgemeester en
wethouders hebben dien vorm goedgekeurdbehoudens eene
wijziging, die echter gebleken is van zoo groot belang te zijn,
dat de concessionarissen er zich niet mede kunnen vereenigen.
Burgemeester en wethouders hadden bezwaar er tegen en hebben
geschrapt de woordendat het water in den regel niet meer
mag bevatten dan de in den norm aangegeven stoffen. Het
dagelijksch bestuur vond die woorden te onbestemd. Door de
weglating nu van die drie woorden schijnt het verband der
cijfers evenwel te zijn verbroken en een nader onderzoek noodig.
Althans concessionarissen hebben zich daartoe tot burgemeester
en wethouders gewend.
De heer Duparc wenscht in aansluiting aan het gesprokene
door den heer van Sloterdijck insgelijks eene vraag te doen.
Men weet nu, dat er verschil is gerezen tusschen burgemeester
en wethouders en de concessionarissen omtrent eene wijziging,
door eerstgemeld collegie gebragt in de bepaling van den norm,
welke door de concessionarissen met de commissie van deskun
digen was vastgesteld. Nu wenscht spr. wel te vernemenof
burgemeester en wethoudersvóér liet aanbrengen van die
wijziging, de commissie daarover hebben gehoord en met haar
in nader overleg zijn getreden dan wel of zij het op eigen
autoriteit waartoe zij trouwens ten volle bevoegd waren
hebben gedaan.
De heer Troelstra zegt dat het dagelijksch bestuur, waarvan
de heer Plantenga destijds tijdelijk lid was, met algemeene
stemmen hij drukt daarop heeft besloten de woorden
z/in den regel", door de commissie voorgesteld, te schrappen.
In art. 2 der concessie-voorwaarden is toch voorgeschreven
dat het water moet beantwoorden minstens aan een norm door
burgemeester en wethouders vast te stellen. De woorden //in
den regel" zouden dus eene uitbreiding dier voorwaarde zijn
waartoe het dagelijksch bestuur zich niet bevoegd achtte. De
raad heelt bedoeld het vaststellen van een norm als minimum
graad van deugdelijkheidwaaraan het water altijd minstens
moet voldoen.
Bovendien zouden die woorden in de toepassing voor bur
gemeester en wethouders bezwaren kunnen opleveren. Wat
beteekenen de woorden in den regel Wanneer kan gecon
stateerd worden dat het water in den regel aan den norm
voldoet? Gedurende geruimen tijd en bij herhaling zou eene
groote overschrijding van de hoeveelheid vreemde stoffenbij
den norm toegelatenkunnen plaats hebbenmisschien ten
nadeele van de gezondheid der ingezetenenzonder dat het
dagelijksch bestuur zou kunnen handelen.
Hebben de concessionarissen nu bezwaren tegen den norm,
zooals die zonder de woorden //in den regel" is vastgesteld
dan belet hun niets aan het dagelijksch bestuur op te geven
welke wijzigingen zij wenschelijk achten. Waarschijnlijk kun
nen burgemeester en wethouders dan besluiten daarover nader
het advies der commissie te vragen.
lntusschen kan spr. niet inzien dat het schrappen dier
woorden een groot bezwaar voor de concessionarissen kan op
leveren. Art. 3 der concessie-voorwaarden schrijft voor hoe er
gehandeld moet worden indien het water niet aan de ver-
eischten voldoet. En voor en aleer er sprake zou kunnen
zijn vau boete of intrekking der concessiemoet er zooveel
water nog door de waterleiding loopendatindien na het
daarbedoeld onderzoek en na liet nemen van de vereischte
maatregelen door de concessionarissenhet water niet weder
aan den norm voldoet, men gerust kan aannemen dat in den
regel aan den aangegeven norm niet kan worden voldaan!
De heer Plantenga acht door den vorigen spreker voldoende
toegelicht de bezwaren tegen het behoud van de woorden //in
den regel." Naar aanleiding echter van de vraag van den
heer Duparc of de commissie van deskundigen over die weg
lating is gehoord, geeft spr. te kennen, dat z. i. dat niet be
hoefde te geschieden. Om die woorden te beoordeelen, behoeft
men toch geen scheikundige of microscopist te zijn.
Geheel iets anders is het, wanneer bnrgemeester en wethou-
ders deskundigen raadplegen over het al of niet aanwezig zijn
van scheikundige bestanddeelen en de hoeveelheden, die daar
van in het water mogen voorkomen-; maar om te beslissen of