74 "Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 10 Augustus 1886. al dan niet en hoe dikwijls van dien norm mag worden afge weken is de taak van hen, die op de uitvoering van de con cessie hebben toe te zien en dat zijn burgemeester en wethouders. Fin nu de norm toch ter sprake ismoet spr. verklaren dat hij bij de inzage der gewisselde stukken den indruk ver kregen heeft, dat die norm niet alleen in overleg met de con cessionarissen is vastgesteldmaar dat de oorspronkelijk door de commissie van deskundigen gestelde eischen nog al zijn verzacht en dat vooral met liet oog op de prise d' eau. Bij andere waterleidingen zijn de eischen veel strenger; men heeft dus wel eenige toegevendheid in acht genomen. Daar mede wil spr. volstrekt niet den schijn geven alsof het water beantwoordende aan den geprojecteerden normniet in alle opzigteu deugdelijk en voor drinkwater geschikt zoude zijn, maar is van oordeel dat men dan toch mag eischendat het ten allen tijde met dien norm in overeenstemming zij. Natuurlijk kunnen er nu en dan omstandigheden voorkomen, die dat onmogelijk maken, maar geen gemeentebestuur zal zoo onbillijk zijn, om dan dadelijk de strengste bepalingen toe te passen, maar wanneer de woorden //in den regel" gehandhaafd werdendan zou het gemeentebestuur alle magt uit handen geven. Wat beteekentvraagt spr. //in den regel" Die woorden zijn veel te rekbaarmen kan daaruit alles lezeu wat. men wil. De Voorzitter komt terug op het gezegde van den heer Troelstradat met algemeene stemmen door burgemeester en wethouders is besloten om de woorden //in den regel" weg te laten. Dit is in zekeren zin juist. Maar spr. wil er toch op wijzen, dat hij heeft voorgesteld om den norm laatstelijk door de commissie van deskundigen aangeboden, onveranderd goed te keuren. Zijne medeleden in het dagelijksch bestuur wenschten dit echter nietzoodat ten slotte spr. er zich bij heeft neer gelegd, de woorden //in den regel" te schrappen, zonder even wel aanteekening in de notulen te verzoeken, dat hij zich met het besluit niet konde vereenigen. Spr. heeft dit willen mededeeleu, om het door hem ingenomen standpunt in dezen te doen uitkomen. Wat artikel 3 der voorwaarden betreftwaar gesproken wordt van eene commissie van deskundigenaan wier oordeel het onderzoek naar het gehalte van het water enz. zal worden onderworpen, wanneer dit noodig blijkt te zijn, moet spr. doen opmerkendat die commissie een geheel andere is, als die welke nu door burgemeester en wethouders is uitgenoodigd om hen voor te lichten bij het vaststellen van den norm. De heer de la Faille had gehooptdat hij over deze zaak niet het woord zoude behoeven te voerenmaar nu het werk der commissie van voorlichting door den heer Troelstra aan eene zekere kritiek is onderworpen, en de heer Plantenga zijne meening heeft geuit over het karakter dier commissie daar moet spr. toch iets in het midden brengen. Spr. betuigt den voorzitter zijnen dank, voor de juiste historische uiteen zetting dezer zaak; hij kan zich vereenigen, met hetgeen die geachte spreker zooeven zeide, dat deze commissie niet is de commissie, bedoeld in art. 3 der voorwaarden, maar eenvoudig eene commissie van bijstanddie officieus door burgemeester en wethouders uitgenoodigd was, weshalve daarvan geene mede- deeling aan den raad behoefde te geschieden. In antwoord op de woorden van den heer Plantenga doet spr. opmerken, dat de zamenstelling en het mandaat der com missie aanduidt, dat zij wel degelijk geroepen was tot het on derzoek van den norm. Spr. zal nog zwijgen van de 4 leden der commissiedie in deze gemeente wonenmaar waar als vijfde lid uitgenoodigd is de hoogleeraar van der Burgeen geleerdedie zijne sporen op het gebied van wateronderzoek heeft verdiend, daar mag men verwachten, dat die commissie hare taak niet te ligtvaardig heeft opgevat. Nadat de com missie een en andermaal haren arbeid zag afgebroken en hem weer moest opvatten, eene taakdie met vele inoeijelijkheden gepaard ging, heeft zij, nadat zij eindelijk het resultaat van haar onderzoek met eene memorie van toelichting aan burgemeester en wethouders had ingezonden, gemeend dat zij hare taak had vervuld, zooals burgemeester en wethouders van haar meenden te mogen verwachten. Spr. zal niet verder hierover uitweiden, doch nog aan den heer Troelstra te kennen geven, dat de woorden //in den regel" behooren bij den normdat die woorden geen inbreuk maken op het woord //minstens" in art. 2 der voorwaarden, dat dit woord dus in zijne volle kracht blijft bestaan en dat de commissie hare meening wel zal blijven handhaven, dat de weggelaten woorden een integrerend deel van haar voorstel uitmaken. De heer Troelstra heeft ook in uitzigt gegevendat bur gemeester en wethouders bij hun besluit zouden blijven en hun gevoelen blijven handhaven tegenover het bezwaar van de concessionarissen, zoodat dezen zich dan maar tot de commis sie moeten wenden. Spr. verwacht daarvan niet veel succes. De commissie is geen officieel ligchaam en staat met de con cessionarissen niet officieel in betrekking. Hadden dus bur gemeester en wethouders bezwaar tegen den normdan ware het meer rationeel geweest, dat zij hun bezwaar te kennen gaven aan de commissie dan dat zij zich wenden tot de con cessionarissen, voor wie de commissie niet officieel bekend was. Spr. heeft dit een en ander willen aanvoerenom het stand punt van de commissie te handhaven en te verdedigen, en niet te zwijgen tegenover minder gunstige kritiek. De heer Duparc had het woord gevraagd, doch zou daar van eigenlijk kunnen afzien, na het door den heer de la Faille gesprokene. Hij mag het echter niet verhelen, dat het hem leed heeft gedaan te hebben moeten vernemen dat de wijzi ging in het advies van de commissie aan de concessionarissen is medegedeeldzonder dat de commissie nader daarover was geraadpleegd. Het blijkt nu toch, dat het een zeer belang rijke wijziging geldt. Spr. herhaalt dat burgemeester en wethouders volkomen bevoegd waren te handelen gelijk zij hebben gedaanmaar de omstandigheid dat zij vóór de vaststelling van den norm deskundigen daarover meenden te moeten raadplegen het geen ook zeer verklaarbaar is bewijst dat zij behoefte aan voorlichting hadden en daarom ware het wenschelijk geweest dat zij, alvorens de bedoelde wijziging vast te stellen, zich opnieuw met de deskundigen in betrekking hadden gesteld. De vorige spreker was bescheiden genoeg om het zwaartepunt der commissie bij één dier leden te leggen, doch als men na gaat hoe de commissie was zamengestelddan mag men van allen verklaren, dat zij den naam van deskundigen met volle regt mogen dragen. Trouwens, anders zouden burgemeester en wethouders hen ook niet hebben benoemd. Daarom had hetzooals spr. reeds zeideaanbeveling verdienddat de commissie over de wijziging nader ware gehoord. Het doet hem intusschen genoegendat door den heer Troelstra in uitzigt is gestelddat burgemeester en wethouders niet onge negen zijnde zaak in nadere overweging te nemen. De heer Troelstra heeft niet de bedoeling gehad de ver diensten van de commissie te verkleinenhij brengt integendee; alle hulde aan hare zorg en bemoeijingen. Maar het komt hem voordat het der commissie toch duidelijk had moeten zijn, dat burgemeester en wethouders nimmer de woorden //in den regel" konden behoudenals strijdig met art. 2 waar gezegd wordt dat het water minstens aan een norm moet voldoen. Er komt nog bij dat, zooals de heer Plantenga reeds heeft opgemerktde norm van de commissie hier en daar afwijkt van de eischen, die men in den regel aan gewoon, goed drink water stelt. De commissie heeft de prise d' eau in aanmerking genomenen als men de stukken nagaatdan straalt daarin niet onduidelijk doordat de commissie van oordeel was dat de bepaling van eenen norm niet gemakkelijk is. In het eerste ingekomen stuk van de commissie komt uitdat zij overtuigd was van de groote moeijelijkheidnaar spr. zich meent te herinneren stond daarin, dat het water in den regel en ben allen tijde aan den norm moest voldoen. Dat ging natuurlijk niet op. Nu hebben burgemeester en wethouders uit het laatste advies, dat lagere eischen stelde, ook de woor- z/in den regel" geschrapt, als in strijd met art. 2 der voor waarden. Behoudens die wijziging meenden burgemeester en wethouders het advies en den norm te kunnen goedkeuren maar lag 't nu op hunnen weg, vraagt spr., om de commissie nog nader te raadplegen Moest het dagelijksch bestuur niet tot de meening overhellen, dut de commissie, na zamenspraak met de concessionarissen, wel geene andere cijfers zou kunnen voordragen, waar zoozeer reeds de prise d' eau in aanmerking was genomen !J En is de weglating van de bedoelde woerden dan zulk een groot bezwaar voor de concessionarissen Hij Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 10 Augustus 1886. 75 heeft straks het tegendeel trachten te betoogen. Komen er voor en na zelfs groote afwijkingen van den norm voordan moeten de concessionarissen volgens art. 3 der voorwaarden maatregelen nemen om daarin te voorzien, nadat eerst nog het gebrek zoo noodig door deskundigen is geconstateerd en eerst bij nalatigheid hierin worden andere maatregelen genomen of voorgesteld. De Voorzitter wijst er op, dat de heer Troelstra naar zijne meening te veel gewigt hecht aan het raadsbesluit omtrent den norm en zich vergistals hij de woorden //in den regel" op grond van dat besluit verwerpt. Spr. ziet in het behoud van die woorden geen strijd met het raadsbesluit. De norm bevat o. a. vier voorwaardenwaaraan het water altijd moet voldoenwelke op zich zelf reeds genoegzame zekerheid zouden geventerwijl verder bepaald wordt welke stoffen en welke hoeveelheid van deze het water hoogstens mag bevatten. O O De zaak komt echter opnieuw bij burgemeaster en wethouders ter sprake en behoort niet verder hier, maar bij dat collegie behandeld te worden. De heer van Sloterdijck vraagt de vergadering om verschoo- uingdat hij een zaak hier ter sprake heeft gebragtwelke zoovele en wijdloopige discussiën heeft uitgelokt. Hij heeft alleen maar eenige inlichting verlangd en hem is nu gebleken, dat het verschil bestaat tusschen burgemeester en wethouders en de concessionarissen en ook dat het verschil niet voor op lossing onvatbaar is. De heer Troelstra spreekt zijne bevreemding uit, nu is medegedeeld wat bij burgemeester en wethouders is besproken eu welk bezwaar dat collegie tegen de gewraakte woorden had, dat de voorzitter thans een ander gevoelen voorstaat, dan in de vergadering van burgemeester en wethouders en te kennen geeft dat hij in die woorden geene afwijking van de voor waarde in art. 2 ziet, terwijl hij toch tot het besluit van burgemeester en wethouderstot verwerping van die woorden, heeft medegewerkt. De Voorzitter acht zich niet geroepenom zich te verant woorden tegenover de beschuldiging van den geachten vorigeu spr. welke op dwaling berust, maar hij wil dien spr. toch doen opmerken, dat als iemand zich aan de beslissing der meerder heid onderwerpt zonder aanteekening te verzoeken dat hij er tegen was, zoo iemand toch niet alle beschouwingen der mede leden per se moet deelcn. Hierop worden de beraadslagingen gesloten en wordt zonder hoofdelijke stemming conform het voorstel van den voorzitter- besloten om den termijn voor de indiening van een schets ontwerp van den aanleg der drinkwaterleiding, definitief vast te stellen vóór of op den 31 December e.k. 12. Vaststelling van liet le suppletoir der directe belasting op liet inkomen, dienst 1886. In verband met de behandeling van dit punt wordt de openbare vergadering tijdelijk gesloten. Na heropening van deze wordt vastgesteld navolgend door burgemeester en wethouders overgelegd ontwerp-besluit De raad der gemeente Leeuwarden Gezien het door burgemeester en wethouders opgemaakte le suppletoir kohier van de directe belasting op het inkomen, ten behoeve dier gemeente, over het dienstjaar 1886; Gelet op art. 264 der gemeentewet, zooals dat is gewijzigd bij de wet van 28 Junij 1881 (Staatsblad no. 102);" Gelet op de besluiten dezer vergadering van den 25 Au gustus 1885 en 13 October daaraanvolgend, goedgekeurd bij koninklijk besluit van den 30 November 1885 no. 18, waarbij het maximumtot hetwelk de vorenbedoelde belasting kan worden geheven, is vastgesteld op ƒ190,000; Gelet op het besluit dezer vergadering van den 19 Decem ber 1885 waarbij is bepaalddat over het dienstjaar 1886 3.95 ten honderd van het belastbaar inkomen zal worden geheven; Besluit a. het le suppletoir kohier van de directe belasting op het inkomen ten behoeve dezer gemeente over het dienstjaar 1886 vast te stellen op een belastbaar inkomen ad 41047.925 en het totaal der aanslagen op ƒ1621.37. b. de aanslagen invorderbaar te stellen in drie' termijnen vervallende op den 30 September, 15 November en den 30 December 1886. De voorzitter sluit hierop de vergadering. GEDRUKT BIJ L. G. L. HOEKSTEIN Tl? LEEUWARDEN'

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1886 | | pagina 4