94 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 12 October 1886. 6. Voortzetting der behandeling van het voorstel der raads commissie tot regeling van het voorbereidend onderwijs aan de gemeentelijke bewaarscholen en de nota ter dezer zake van den heer J. Troelstra. De heer van Harinxma thoe Slooten geeft in verband met die nota in overweging om met het oog op de afwezigheid van den heer Troelstra de behandeling van dit punt te verdagen tot de volgende vergadering. Dienovereenkomstig wordt besloten. 7. Voorstel van burgemeester eu wethouders tot wijziging der verordeningregelende de inrigting en de werkzaamheden van het personeel voor de bediening der overdekte vischmarkt. De conclusie van dit voorstel luidt a. de verordening, regelende de inrigting en de werkzaam heden van het personeel voor de bediening van de overdekte vischmarkt (gemeenteblad no. 11 van 1886) te wijzigen door 1. het cijfer f240.in artikel 13 te doen vervangen door f300. 2. het cijfer f40.in artikel 20 te doen vervangen door f50.—. 3. achter de eerste alinea van artikel 2 te laten volgen //Het is den afslager verboden, hetzij regtstreeks of in com missie, eenigen handel te doen in visch, gevogelte, groente en fruit, noch deel te hebben in eenigen handel in deze voorwerpen. b. te bepalen dat de wijzigingen van de artt. 13 en 20 zullen gerekend worden te zijn ingegaan den 1 Julij 1886. De beraadslagingen worden geopend. De heer Dijkstra kan zich wel vereenigen met de verhooging dezer tractementen, op de gronden in het voorstel aangevoerd; ook kan hij medegaan met de sub 3 voorgestelde wijziging der verordening, doch meent, dat die wijziging nog eene uit breiding moet ondergaan. De aanleiding tot de voorgestelde verbodsbepaling is, dat vele klagten en onaangenaamheden het gemeentebestuur zijn ter oore gekomen en de wensch van het bestuur om daaraan te gemoet te komen. Het regt van de verkoopers moet worden gehandhaafd en daarom moeten maatregelen worden genomen, dat de beambten aan de vischmarkt niet in die regten treden. De verbodsbe paling voor den vischafslager moet dus ook van toepassing worden gebragt op den opbrenger, want deze is evenzeer in de gelegenheid om of voor zich zeiven zaken te doen of orders van anderen uit te voeren ten nadeele van de visch-eu fruitvrouwen. Spr. stelt dan voor om eene bepaling, als voor den visch afslager wordt voorgesteld, ook voor den opbrenger vast te stellen. De Voorzitter vraagt of het de bedoeling van den geachten spreker is om de nieuwe alinea 2 aldus te doen luiden het is den afslager en den opbrenger verboden, enz. De heer Dijkstra zegt, dat het wel zijne bedoeling is, om het verbod ook voor den opbrenger te doen gelden, maar hij gelooft niet dat die bepaling in dit artikel op zijne plaats is, wel in artikel 21, waar bepaald wordt wat de opbrenger niet mag doen. Op dien grond ook zou z. i. de verbodsbepaling, wat jjden afslager betreftmoeten gevoegd worden bij art. 14. Zijn amendement strekt nu, om ook aan art. 21 toe te voe gen de nieuwe alinea het is hem (den opbrenger) verboden hetzij regtstreeks of in commissie eenigen handel te doen in visch, gevogelte, groente en fruit, en deel te hebben in eenigen handel in deze voorwerpen." De algemeene beraadslagingen worden hierop gesloten. De onderdeelen 1 en 2 van a worden zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Bij onderdeel 3 geeft de heer van Harinxma thoe Slooten te kennen, dat hij zich niet sterk tegen het amendement van den heer Dijkstra zal verzettenmaar de reden wenscht mede te deelen, waarom burgemeester en wethouders aan hun voorstel niet die uitbreiding hebben gegevenals nu bij amendement wordt voorgesteld. Die reden springt z. i. terstond in het oog en is n.l. gelegen in het verschil tusschen de tractementen. De opbrenger, die f50.'sjaars geniet, werkt onder andere conditiën, dan een beambte die f300.geniet, en daarom kwam het burgemeester en wethouders voordat betreffende den eerste dat bezwaar niet moest gelden, terwijl toch ook de klagtendoor den heer Dijkstra bedoeldniet op den opbrenger betrekking hebben. De Voorzitter gelooft wel dat de verbodsbepaling omtrent den afslager in art. 14 der verordening regelende de inrigting van het personeel der vischmarkt beter op hare plaats is. Het is nu slechts de vraag, of die bepaling ook van toepassing zal worden gesteld op den opbrenger, hetwelk om de reden, door den heer van Harinxma medegedeeld, niet door burge meester en wethouders is voorgesteld. De heer Dijkstra wil er, in antwoord op de woorden van den heer van Harinxma dezen op wijzendatwanneer nie t voor den opbrenger en wel voor den afslager de bepaling gel den zal, juist daarin voor den eerste aanleiding kan gevonden worden om te doen, wat men nu wenscht te keeren. De beraadslagingen worden hierop gesloten. Onderdeel 3, gewijzigd overeenkomstig het voorstel van den heer Dijkstra, wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De verbodsbepalingen voor den afslager en opbrenger worden aan de artt. 14 en 21 van de verordening regelende de in rigting en de werkzaamheden van het personeel der vischmarkt toegevoegd. Daarna wordt onderdeel balsmede het voorstel in zijn ge heel goedgekeurd. 8. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verleenen van vergunning om voor het aanleggen van een telegraaflijn van Leeuwarden naar Brilsum de noodige toestellen of telegraafpalen op het gebied dezer gemeente te plaatsen. Burgemeester en wethouders stellen daarbij voor te besluiten: behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten eu de reg ten van derden voor het aanleggen van eene telegraaflijn van Leeuwarden naar Britsum (gemeente Leeuwarderadeel) tot we deropzegging vergunning te verleenen tot het kosteloos doen plaatsen van 'de noodige toestellen of telegraafpalen op het gebied dezer gemeente eu wel om daarbij deze route te volgen: van het Rijkstelegraafkantoor tot de Groote of Jacobijner kerk, van daar door de Perkstraat over het Schoenmakersperk, langs den Groeneweg, het St.^Jobsleenden Boterhoek, den Har- liuger singel en den Stienserwegonder voorwaarde dat het plaatsen van toestellen of palen binnen deze gemeente in over- eg met den directeur der gemeentewerken geschiede. De heer de la Faille vraagt ft waarom bij uitzondering deze telegraaflijn boven (den grond zal worden aangelegdterwijl toch de bestaande lijnen binnen de gemeente in den grond zijn |gelegd. Wanneer er geen overwegende bezwaren tegen bestaanis het z. i. wenschelijkdat althans binnen de ge meente telegraaflijnen onder den grond worden gelegd. De heer van Sloterdijck komt het met het oog op de con clusie voor, dat burgemeester en wethouders de strekking van de wet van 7 Maart 1852 niet juist geobserveerd hebben. Die wet schrijft n.l. voor dat bij den aanleg van eene electro- magnetische telegraaf, waarmede men volgens nadrukkelijke verklaring van den lijninspecteur hier te doen heeft en niet met een telephoongeleiding, de eigenaars van gronden waarover of waardoor de lijn wordt gebragt, gehouden zijn het plaatsen van palen, het leiden der draden, kortom alle vereischte werk zaamheden op hun grond te dulden. Dat er toestellen of pa len op het gebied der gemeente zullen worden toegelaten is dus geene kwestiedie indezen door den raad moet worden beslist, maar wel de vraag, of daarvoor eene vergoeding zal moeten worden gegeven. Spr. heeft geen bezwaar tegen het voorstel van burgemeester en wethoudersdoch zou met het oog op het evenvermelde een paar wijzigingen weuschen hij acht 't in de le plaats niet noodig om de nadere goedkeuring van Gedeputeerde Stateu te vragen voor het verleenen van deze vergunning, omdat de ingebruikgeviug van gemeentegrond voor dit doel imperatief bij de wet is voorgeschreven en in de 2e plaats wenscht spr. de woorden „tot wederopzegging" weg te laten. Immers, waar de wet voorschrijft, dat het plaatsen van palen enz. moet worden gedulddaar heeft de "Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 12 October 1886. 95 raad alleen te beslissendat hiervoor geene schadevergoeding zal worden gevorderd en aan dit besluit past niet de reserve van opzegbaarheid. Hij stelt derhalve als amendement voor om 1° uit de con clusie v/eg te laten de woorden //goedkeuring van Gedeputeerde Staten en" en alzoo alleen te bepalen /behoudens regten van derden" en 2° om de woorden //tot weder opzegging" te laten vervallen. De Voorzitter deelt den heer de la Taille mede, dat de aan vraag geldt den aanleg van eene telegraaflijn boven en niet onder den grond. Bovendien is dit ook voor de gemeente te verkiezenwant het plaatsen van palen en andere toestellen levert geene moeijelijkheid opdoch wel zou dat het geval zijn als de straat telkens moest worden opgebroken voor het leggen van de draden in den grond. Burgemeester en wet houders hebben er geen oogenblik aan gedacht een onder- grondschen aanleg te conditioneren. Den heer van Sloterdijck, die meent dat dit besluit ten on- regte aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten zoude worden onderworpen, zou spr. op twee gronden daarvoor kun nen wijzen. In de eerste plaats zal de telegraaflijn gelegd worden door de gracht, die in onderhoud en beheer is bij de Provincie en ten tweede zal de lijn loopen langs de Stienser weg voor den aanleg waarvan eene provinciale subsidie is verleend en waarvan het onderhoud onder toezigt van Gede- puteeerde Staten plaats heeft. Waar nu de raad eene speciale rigting voor de aan te leggen lijn aanwijst, moet dit geschieden behoudens de goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Wat de woorden //tot wederopzegging" betreftspr. erkent dat die niet strikt noodzakelijk zijnmaar hij acht het toch voorzigtig ze te behouden, omdat andere omstandigheden zich later kunnen voordoen, waardoor eene wijziging in de rigting wenschelijk wordt, en men dan altijd kan wijzen op die voor waardelijke bepaling. De heer van Sloterdijck is door de woorden van den voor zitter er niet van overtuigd, dat hij in dwaling zou verkeeren, waar hij meentdat dit besluit niet aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten behoeft te worden onderworpen. Zooals de voorzitter het deed voorkomen, zou dit moeten geschieden 1° omdat de lijn zal worden gelegd door de gracht en 2° om dat het onderhoud van den Stienserweg, waarlangs de lijn zou worden gelegd, onder toezigt staat van het provinciaal bestuur en van wege de provincie gesubsidieerd wordt. Wat het eerste betreft, hiervoor dient, ook naar de duidelijke woorden in de pramiissen van het voorstel, de clausule /behoudens de regten van derden", omdat de gracht in onderhoud en beheer is bij de provinciezoodat Gedeputeerde Staten aan den aan legger vergunning zullen kunnen geven tot het leggen van de lijn door de gracht, doch hierbij is geen sprake van goedkeu- ling en allerminst, dat deze door den raad zou moeten wor den gevraagd. Dat de Stienserweg gesubsidieërd werd door de provincie, was aan spr. niet bekend, doch het kan in deze niets beslissen. Art. 194 der gemeentewet schrijft limitatief voor welke raads besluiten aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten moeten worden onderworpen, doch onder geen van de daar opgenoemde komt voor de beschikking omtrent wegenwaarvan het on derhoud gesubsidieërd wordt. De Voorzitter deelt mede, dat die dubbele uitdrukking //be houdens goedkeuring van Gedeputeerde Staten en de regten van derden" genomen is om allen twijfel weg te nemen. Bij de regten van derden hadden burgemeester en wethouders op het oog de private regten van particulierenbijv. de regten van de kerkvoogdenzooals hier het geval zal zijn. Yolgens spr. zou dit besluit zeer goed te brengen zijn onder het //in gebruik geven van gemeente-eigendommen", dat in art. 194 wordt genoemddoch in ieder geval acht spr. het met het oog op eventueele latere moeijelijkheden voorzigtig om de goedkeuring te vragen. Wat de subsidie van den Stienserweg betreft, deze is gegeven voor den aanleg van dien weg en wTel onder bepaalde voorwaarden. De heer Duparc heeft een paar malen art. 194 der gemeente wet hooren aanhalen. Zijns inziens kan dit artikel hier in geen geval in toepassing komen. Het moet in verband met art. 138 der gemeentewet worden beschouwd, of liever het slaat er geheel op. De goedkeuring, die bij art. 194 lett. e wordt gevorderd voor de besluiten van den raad tot het on derhands verhurenverpachten of in gebruik geven van ge meente-eigendommen betreft slechts de eigendommen in art. 138 bedoeld, n.l. die welke de gemeente jiw-icaa^-regtelijk bezit Het is nagenoeg dezelfde terminologie in beide artikelen. Hier is echter sprake van het gebruik van de openbare straat, die zelfs niet op privaat-regtelijke wijze in gebruik mag worden gegeven. Het gebruik toch van voorwerpen, ten openbaren dienste bestemd, kan alleen bij publiek-regtelijke vergunning worden toegestaanmaar eene zoodanige vergunning is niet aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten onderworpen. Op dit punt bestaat eene vaste jurisprudentie. De Voorzitter herinnert er aandat in de vergadering van 6 October 1881 door den raad besloten is om aan den Mini ster van Waterstaat, Handel en Nijverheid tot wederopzegging vergunning te verleenen om voor een aan te leggen telegraaflijn van Grouw naar Rauwerd in de Irnsumerzijl eene telegraaf kabel te leggen. Ook moet spr. nog verwijzen naar de con- cesssie voor den aanleg van telephonische geleidingen alhier, die verleend is behoudens de vergunning van de hooge rege ring en de regten van derden. De heer Duparc zegtdat het argumentdat de voorzitter voor het voorstel van burgemeester en wethouders wil putten uit het raadsbesluit van 1881 betreffende de Irnsumerzijl juist pleit voor hetgeen spr. in het midden meende te moeten brengen. De Irnsumerzijl toch was privaat-regtelijk het eigen dom der gemeente. Het besluit om dit voorwerp op eenigerlei wijze in gebruik te geven, moest dus aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten worden onderworpen. De heer Menalda verlaat hierop de vergadering. Het voorstel van den heer van Sloterdijckom dit besluit niet aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten te onder werpen en den aanhef van de conclusie aldus te doen luiden „behoudens de regten van derden" wordt nu met algemeene (18) stemmen aangenomen. Het amendement van den heer van Sloterdijckom uit dc conclusie de woorden //tot wederopzegging" weg te laten wordt in stemming gebragt en aangenomen met 15 tegen 3 stemmen, die van de lieeren Dijkstra, van Harinxma thoe Slooten en Reeling Brouwer. Het aldus gewijzigd voorstel wordt daarop zonder hoofde lijke stemming goedgekeurd. De heer Dirks wenscht nog evennaar aanleiding van het gezégde van den voorzitter, dat men met de uitdrukking z/regten van derden" op het oog had gehad de regten van particulieren waaronder ook de kerkvoogden werden genoemd mede te deelen dat, hetgeen welligt niet bekend is bij het gemeentebestuur, aan het collegie kerkvoogden ook een ver zoek is gedaan hetreffende de aanhechting van telegraafdraden aan de Groote kerk, ook ten behoeve van deze lijn Leeuwar denBritsum. Zij hebben dienaangaande geen bezwaar ge maakt, te meer daar de toren van die kerk eigendom der gemeente Leeuwarden is en zij dus over eene al of niet aan hechting daaraan geene beschikking hadden. Daarop wordt overgegaan tot de behandeling van punt. 9. llapport der raadscommissie Iomtrent het onderzoek der gemeenterekening over 1885. De commissie stelt daarbij voor 1. goed te keuren de door burgemeester en wethouders aangeboden rekening van ontvangsten en uitgaven der gemeente Leeuwarden over het jaar 1885 in ontvang tot een bedrag van f 1,225540.61 in uitgaaf - 1,156371.28 alzoo met een batig slot van f 69169.33

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1886 | | pagina 2