isW Verordening op de gemeentelijke bewaar scholen. Art. 1. Art. 2. Art. 3. Art. 5. Art. 7. Art. 8. Art. 9. I !f 110 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 9 November 1886. t De heer Beklmis heeft met genoegen gehoord, dat hij zich in de lezing van deze bepaling heeft vergist en dat de cursus alleen de verdere" opleiding der kweekelingen ten doel zal hebben. Spr. heeft nu geen bezwaar tegen het artikel. De beraadslagingen over dit artikel worden gesloten. Het amendement van den heer Troelstra wordt in stemming gebragt en verworpen met 13 tegen 6 stemmen vóór stem den de heeren Dijkstra, Troelstra, Minuema Buma, Bekhuis, Meijer en Keeling Brouwer, welke laatste in den loop der discussiën over dit artikel ter vergadering was gekomen. Artikel 11 wordt nu, gewijzigd volgens het voorstel der commissie, zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 12 wordt onveranderd goedgekeurd. alsmede art. 13, nadat de heer Troelstra verklaard heeft na de beslissing om trent art. 11 zijn amendement op dit artikel in te trekken. Art. 14 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd Art. 15. Hierbij verklaart de heer Troelstra het eerste gedeelte van zijn amendement in te trekken, doch het tweede gedeelte te willen behouden, daar dit verband houdt met art. '2 zooals dat gewijzigd is goedgekeurd. Het spreekt toch van zelf dat het tweede lid geen betrekking kan hebben op de ouders die hunne kinderen naar de voormalige departements bewaarschool willen zenden doch alleen op hendie voor hunne kinderen van de andere bewaarscholen wenschen ge bruik te maken. De heer Duparc verklaart namens de commissie, dat zij dit amendement overneemt, daar zij dit alleszins juist acht. Het artikel wordt aldus gewijzigd zonder hoofdelijke stem ming goedgekeurd. Art. 18 tot en met 21 worden onveranderd goedgekeurd, nadat de heer Troelstra zijne amendementen op de eerste drie Art. 16 wordt onveranderd aangenomen. Art. 17. De heer Duparc verklaart namtns de commissie, dat zij zich met het voorstel van den heer Troelstra, om dit artikel te doen vervalleu, kan vereenigen, daar het thans geen verband meer houdt met art. 4 der verordening, nu dat in eene vorige zitting is gewijzigd overeenkomstig het voorstel van den heer Troelstra in dien zin, dat, door den leeftijd voor de toelating te beperken tot het zesde jaar, dit onderwijs valt buiten de wet op het lager ouderwijs. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten dit artikel te doen vervallen. De heer Duparc stelt namens de commissie voor hier een nieuw artikel in te lasschen van den volgenden inhoud „Het aan de hoofdonderwijzeressen en de hulponderwijzeressen, op verzoek, te verleenen eervol ontslag gaat niet eerder in dan twee maanden na den dag, waarop het verzoek om ontslag is ingekomen." De commissie is van oordeel, dat er zonder deze bepaling inderdaad eene leemte in de verordening zou zijn. Haar aandacht werd er op gevestigd door het ontslag van mej. Moesman, dat, bij gebreke aan dergelijke bepaling, moeijelijk aan een termijn kon worden gebonden. Spr. herinnert er voorts aan, dat dezelfde bepaling ook bestaat voor het onder wijzend personeel aan de lagere school. De heer Tl'OClstra heeft geen bezwaar daartegen, doch zou, nu toch heden de kwestie van smaak is aangevoerd, in over weging willen geven, om dit nieuwe artikel niet maar zoo te midden van andere artikelen te plaatsen, doch het te doen volgen op art. 12, waarin toch sprake is van de onderwij zeressen. De heer Duparc gelooft, dat de smaak van den heer Troel stra nog meer zal gestreeld worden, als het nieuwe artikel wordt geplaatst tnsschen artt. 10 en 11. Dienovereenkomstig wordt zonder hoofdelijke stemming be sloten, en in verband daarmede wordt dit nieuwe artikel, ar tikel 11 en de bestaande artt. 11 tot en met 16, artt. 12 tot en met 17. had ingetrokken. Art, 22. Hierbij verklaart de hser Troelstra zijn oor spronkelijk amendement in te trekken, doch hij stelt nu voor om de laatste twee alinea's te doen vervallen. Deze toch zijn geheel overtollig. Immers in art. 15 sub c van de wet op het lager onderwijs staat, dat die wet niet van toepassing is op scholen, waarin geene kinderen boven de zes jaren worden toegelaten en geen ander dan voorbereidend onderwijs gegeven wordt, hoewel op deze scholen wel van toepassing is liet be paalde in art. 7 3 dier wetIn het laatstbedoeld artikel wordt bepaald dat alle scholen, waar lager onderwijs wordt gegeven, steeds toegankelijk zijn voor burgemeester en wethouders, de leden der commissie van toezigt enz. Men vindt dus reeds bepalingen in de wet op het lager onderwijswaarnaar men dus hier niet behoeft te verwijzen. Ook de laatste alinea van dit artikel is overbodig. De heer Duparc wijst er op, dat art. 15 der wet spreekt van scholen, waarin geen kinderen boven de zes jaren worden toegelaten en geen ander dan voorbereidend onderwijs wordt gegeven. Deze scholen vallen buiten de toepassing der wet behoudens de bepalingen van hare artikelen 5 en 73. Door het voorschrift van het eerste artikel worden ook deze scholen aan het geneeskundig staatstoezigt onderworpendoor het laatste artikel toegankelijk gesteld, behalve voor burgemeester en wethoudersmede voor het schooltoezigt. De commissie heeft overigens geen bezwaar tegen het amendement van den heer Troelstra. Door de wijziging, die art. 4 der verordening in de vergadering van 24 Augustus heeft ondergaanheeft art. 17 thans zelfs alle regt van bestaan verloren. Het artikel wordt nu, overeenkomstig het amendement van den heer Troeistra gewijzigd, zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Artt. 23 tot en met 27 worden zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, nadat art. 26 sub 3 is gewijzigd in verband met de wijziging van art. 11, thans art. 12 geworden. Art. 28. Wordt besloten den datum van in werking treding dezer verordening te bepalen op 1 January 1887. Hierop wordt de considerans en daarna de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. Nu wordt in behandeling genomen de verordeningrege lende den werkkring van de vaste raadscommissie voor de ge meentelijke bewaarscholen. Art. 1 tot en met 6 worden onveranderd goedgekeurd. Bij art. 7 stelt de commissie voor om uit de 2e alinea weg te laten de woorden//zonder nadere verantwoording." De heer Troelstra geeft in overweging om de geheele 2e alinea te doen vervallendaar het toch van zelf spreekt, dat, als de commissie eene som uit dè gemeentekas ontvangtdie op de begrooting moet worden gebragt en in de rekening moet worden geleden. De commissie neemt dat amendement over en dienovereen komstig wordt het artikel oedgekeurd. Artt. 8 tot en met 14 worden zonder hoofdelijke stemming goedgekeurdmet verandering voor zoover noodig van de daarin aangehaalde artikelen uit de zooeven vastgestelde ver ordening, in verband met de vernummering van die artikels. Art. 15. De heer Bekhuis vindt hier bepaald, dat de commissie zal worden gehoord o. a. in het geval genoemd sub c van art. 21 der verordening op de bewaarscholen, d. i. de bepaling van de jaarwedde der kweekelingen. Daar nu volgens art. 10 de commissie niet alleen de kweekelingen, maar ook de oppassters zal benoemenschorsen en ontslaan zal nu in dit artikel ook moeten worden gesproken van sub d Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 9 November 1886. 111 van art. 21, de bepaling der jaarwedde van de oppassters en alzoo worden gelezen ven sub c en d van art. 21." Hij doet daartoe het voorstel. De commissie neemt dit voorstel over en nadat in plaats van naar art. 11, wordt verwezen naar art. 12 der grondver- ordening, wordt met inachtneming dier wijzigingen het artikel zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Artt. 16 tot en met 20 worden zonder discussie onveranderd goedgekeurd. Bij art. 21 geeft de heer Troelstra te kennen, dat bij hem bezwaar is gerezen, of de aanschaffing en het onderhoud van de schoolmeubelen niet geheel aan burgemeester en wethou ders moet blijven. Er staat wel dat de commissie daartoe gemagtigd kan worden, maar het zou voor de commissie niet aangenaam zijn, wanneer zij de magtiging vroeg en deze haar niet gegeven werd. Daarom zou spr. denkendat het beter ware de zaak geheel aan het dagelijksch bestuur over te laten, bij welk collegie zij toch ook eigenlijk behoort. De heer Duparc wijst er op, dat deze bepaling is overge nomen uit de verordening voor de commissie van toezigt op het lager onderwijs, terwijl zij sints jaar en dag insgelijks voorkwam in de oude verordening voor de plaatselijke school commissie. Deze bepaling, die toch altijd maar facultatief is, is gebleken in de practijk nuttig te zijn. Er kunnen gevallen voorkomen, waarin het wegens spoedeischende omstandigheden van belang fs, dat de omslagtige weg, die anders moet wor den gevolgd, dient te worden vermeden. Nooit heeft het tot eenige moeijelijkheid aanleiding gegevenindien een enkelen keer de commissie van toezigt op het lager onderwijs met toestemming van burgemeester en wethouders van hare be voegdheid gebruik maakte. De heer Troelstra heeft na de ontvangen toelichting geen bezwaar meer tegen dit artikel. Art. 21 en 22 worden nu zonder verdere discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd. Bij art. 23 wDe eerste benoeming" van de leden der com missie geschiedt in de vergadering, volgende op die, waarin deze verordening is vastgesteldstelt de Voorzitter voor om dat te wijzigen en te bepalen dat die benoeming zal geschie den vóór den le Januarij 1887daar deze verordening toch eerst aan Gedeputeerde Staten moet worden medegedeelden men dus welligt in de eerstvolgende vergadering nog niet tot de benoeming zal kunnen overgaan. Nadat de commissie dat amendement heeft overgenomen wordt dienovereenkomstig het artikel goedgekeurd. Hierop wordt de considerans en de verordening in haar ge heel zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. Alzoo zijn vastgesteld de navolgende verordeningen 1. De raad der gemeente Leeuwarden Overwegende, dat er noodzakelijkheid bestaat tot regeling vau het voorbereidend onderwijs aan de gemeentelijke bewaar scholen Gezien artt. 135 en 136 der gemeentewet; Besluit Vast te stellen de navolgende Van wege de gemeente wordt voorbereidend onderwijs ge geven in bewaarscholen. Zij dragen den naam van openbare bewaarscholen. Het getal scholen is ten minste van de eerste klasse één tweede drie u n derde twee. Zij worden genummerd, te beginnen met no. 1. Tot de eerste en tweede klasse behooren de scholen waar voor schoolgeld wordt gevorderdtot de derde klasse die, waar het onderwijs kosteloos wordt gegeven. Alle scholen zijn bestemd voor jongens en meisjes te zamen. Art. 4. De scholen zijn toegankelijk voor kinderen van een leeltijd van drie tot zes jaar. Het in art. 1 bedoeld onderwijs strektom die kinderen door eene met hun leeftijd overeenkomstige ontwikkeling tot het ontvangen van verder onderwijs voor te bereiden. Daartoe strekken de volgende bezigheden a. spelen, vooral dienstbaar gemaakt aan ligchamelijke ontwikkeling b. aanschouwingsoefeningentot oefening der zintuigen en tot het verwerven van kennis uit de omgeving c. oefeningen van de hand d. getalleer e. vertellen zingen op het gehoor; g. spreekoefeningen, waartoe behoort het leeren van kin derversjes. Het geven van lager en van godsdienst-onderwijs is verboden. Art. 6. Aan het hoofd van iedere school staat eene onderwijzeres. Zij moet den leeftijd van drieëntwintig jaren hebben be reikt en in het bezit zijn van a. eene acte van toelating als bewaarschoolhouderes b. een blijk van ligchamelijke geschiktheid; c. een getuigschrift van zedelijk gedrag. De hoofden der scholen dragen den naam van hoofdonder wijzeres. Zij worden benoemd door den gemeenteraad uit eene voor drag! van drie personendoor burgemeester en wethouders in te dienen. Burgemeester en wethouders kunnen de candidaten vooraf aan een vergelijkend onderzoek naar hare geschiktheid en be kwaamheid onderwerpen. De hoofdonderwijzeressen worden op voordragt van burge meester en wethouders door den gemeenteraad ontslagen. Hare schorsing geschiedt door burgemeester en wethouders. De schorsing heeft plaats voor niet langer dan eene maand en zonder stilstand van jaarwedde. Indien eene hoofdonderwijzeres het voornemen heeft, zich in het huwelijk te begeven, geeft zij daarvan ten minste drie maan- deu te voren aan den gemeenteraad kennis. Dit laatste geldt voor aanvrage om ontslag. Zij kan echter, op haar verlangen, door den raad in hare betrekking worden bevestigd. Aan iedere school is eene hulponderwijzeres verbonden. Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis van de hoofd onderwijzeres treedt zij in hare plaats op. M m I i fc Wh

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1886 | | pagina 4