124
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 13 November 1886.
een middel wisten aan de hand te doen om met gas
prijsverlaging de begrooting te doen sluiten.
De heer Duparc zeide dat in 1886 de consumtie was ver
minderd, en wijt dit aan den prijs van het gas. Spr. meent
de reden daarvan te mogen zoeken in de omstandigheid dat
eene fabriek, waarin veel gas wordt verbruikt, 's nachts niet
meer werkt en een andere fabriek geruimen tijd heeft stil ge
staan. Ook in het tuchthuis schijnt men zuiniger te zijn ge
worden de lichten schijnen later te worden opgestoken of
vroeger uitgedaan. Een en ander was natuurlijk van invloed
op de consumtie van het gas, maar het verbruik door parti
culieren is niet afgenomen.
Door eenigen der vorige sprekers is gewezen op den lagen
prijs van de petroleum en gedrukt op den invloed die deze
heeft en nog meer zal hebben op het gasverbruik. Wanneer
men nu daarop te veel drukt, dan moet men niet beginnen
bijv. met eene verlaging van 1 cent, maar zal men den prijs
nog veel meer moeten verlagen, indien de gasprijs althans
verband zal houden met den prijs van de petroleum. Toch
zal wel niemand den moed hebben om eene meerdere verlaging
voor te stellen. Men zal dan iemand, die jaarlijks voor ƒ100
gas verbruikt een voordeel van f 12 bezorgen en een zoo
danige is nog al een vrij groote consument. Het voordeel
wordt dus hoofd voor hoofd zoo groot niet en als nu meer
belasting moet wore en geheven, dan wordt het al weer gerin
ger. Spr gelooft dat een wijs beleid niet zoude medebrengen
om den hoofdelijken omslag nog meer te verhoogen, noch om
de opcenten op de rijks personele belasting nog hooger te
stellendat zou zeker ook niet zijn in het belang van
de neringdoenden.
Nog moet spr. er op wijzen, dat in deze begrooting voor
rentebetaling ten behoeve der gasfiibriek een bedrag van
f 11,000 is opgenomen; dat op de volgende begrooting voor
1888 voor meerdere aflossing ten behoeve der fabriek een be
drag van f 7000 moet uitgetrokken worden, hetgeen verschei
dene jaren nog het geval zal zijn. Wanneer nu daarbij ge
rekend wordt de rente voor de laatste leening van de gasfa
briek, dan ziet men dat tengevolge van de verbetering van
de fabriek op de volgende begrootingeu een bedrag in uitga
ven voor de gasfiibriek ad f 14,000 meer zal moeten worden
uitgetrokken, dan vroeger. Hoewel spr. dus in beginsel niet tegen
verlaging van den gasprijs is, acht hij het op dit oogenblik
niet geraden om daartoe over te gaan.
Op voorstel van den voorzitter wordt de vergadering voor
een half uur geschorst.
Na heropening der vergadering worden de beraadslagingen
van het voorstel omtrent de verlaging van den gasprijs voort
gezet.
De heer Dnparc wenscht de heeren Plantenga en Troelstra
te beantwoorden. De oppositie dier sprekers was van zeer
verschillenden aard. Terwijl de heer Plantenga zijn bezwaar
grondde op het karakter der fabriek als industriële onderne
ming, op haar risico en de waarde der bijproducten, treedt bij
den heer Troelstra op den voorgrond de gemeentebegrooting
of liever de toestand der gemeentefmantiën in het algemeen.
Dat de bijproducten in den laatsten tijd in prijs zijn vermin
derd geeft spr. toemaar het is een verschijnsel)dat hij in
zijne jarenlange ervaring als lid en secretaris der gascommissie
meermalen heeft waargenomendoch dat later weer plaats
maakte voor een tegenovergesteld verschijnsel. Het gaat hiermede
gelijk bij elke industriële onderneming; dan eens ontvangt men wat
meer, dan weer wat minder. In weerwil nu van dat zwarte
spookdat de tegenstanders van gasprijsverlaging als schrik
beeld den voorstanders hebben voorgehouden, in weerwil van
de begrooting der gasfabriekzooals die in de gemeentebe
grooting is overgenomen, meent spr. veilig te mogen stellen
dat men de uitgetrokken cijferswelke op eene winst van
slechts p.m. f 30,000 duiden, gerust tegemoet kan gaan. De
mogelijkheid van eene invoering van electrisch licht behoeft
z. i. evenmin den raad te weerhouden, rekening te houden met
de tegenwoordige omstandigheden, die eene verlaging van den
gasprijs wenschelijkzoo niet noodzakelijk, maken. Immers,
al neemt het gasverbruik later ook niet toedan is eene
overwinst van f 30,000 toch altijd als zeker aan te nemen.
Door den heer Troelstra is gewezen op de verminderde
waarde van de gebouwen en toestellen en op de schuld voor
de gasfabriek, die nog f280,000 bedraagt. Die geachte spr.
zal onmogelijk kunnen ontkennen, dat de gasfabriek, zooals
spr. straks heeft aangetoond tegenover de gemeente eene waarde
van 6 ton vertegenwoordigt, waarvan zij rente a 5 °/0 aan de
gemeente betaalt. Had zij slechts van de werkelijk bestaande
schuld of f 280,000 rente te betalen, dan zou dat een verschil
van f14,000 geven, en kon de winst met nog f16000 wor
den verhoogd. Er is van gesproken, dat, werd een nieuwe
balans der fabriek opgemaakt, eene belangrijke som op het
kapitaal der fabriek zou moeten worden afgeschreven. Zeer wel.
Maar dan zou de fabriek ook veel minder rente hebben te
betalen en daardoor al dadelijk het geval ontstaan, waarop spr.
zoo even wees, n.l. veel grooter winstcijfer. Het spreekt van
zelf, dat de drang tot verlaging van den gasprijs dan nog
grooter zou worden.
De heer Troelstra heeft allen nadruk er op gelegd, dat men
hier met geen belastingheffing maar met eene industriële
onderneming heeft te doen. Die geachte spreker heeft daarbij
aangehaald de uitspraak van den minister Heemskerkdie in
1876 dat systeem heeft verkondigd, tot toepassing waarvan de
gemeentebesturen toen wel verpligt waren over te gaan. Spr.
weet zeer wel, dat er daarom geen sprake kan zijn van be
lasting, in den zin der gemeentewet. Indien echter nu toch
veel meer wordt geheven, dan voor de exploitatie der gasfabriek,
ook als industriële onderneming beschouwdnoodig isdan
staat dit wel degelijk gelijk met eene drukkende belasting.
Nu kan men wel zeggen, dat niemand verpligt is om gaslicht
te gebruiken, maar gaslicht is voor velen eene zoo groote be
hoefte geworden, dat men met die exceptie niet wel kan wor
den afgewezen, te minder, omdat het surrogaat, de petroleum,
ofschoon goedkooper, altijd veel gevaarlijker in het gebruik is.
Spr. werd door den heer Troelstra te optimistisch in zijne
beschouwingen genoemd, vooral met het oog op het finantieel
overzigt, door de gascommissie indertijd aangeboden. De heer
Plantenga zou daarentegen te pessimistisch zijn, volgens den
zelfden spreker. Het is niet om met cijfers te schermen, maar
spr. meent toch er op te moeten wijzen, dat sedert het jaar
1865 de gemeente aan overwinsten der gasfabriek heeft ont
vangen een totaalbedrag van ruim f508,000, zegge ruim een
half millioen. In tegenspraak met den heer Troelstra, die be
weerde dat geen rekening was gehouden met de waarde der
gebouwen, die later geamoveerd zijn, zegt spr., dat dit wel dege
lijk het geval is geweest, gelijk jaar in jaar uit kan worden
gezien uit de verslagen der gascommissie. Op het einde van
1885 was het totaal bedrag van 't geen wegens amotie van
gemeentegebouwen was afgeschreven niet minder dan ruim
f 116,000. Anders zou het totale winstcijfer O1/^ ton hebben
bedragen.
De kwestie van de verlaging van den gasprijs is wel dege
lijk in de sectiën besprokenal moge de heer Troelstra zich
dit niet herinneren. JSpr. beroept zich te dien op/.igte op het
geachte medelid, den heer Bekhuis', die dit punt zelfs in het
breede heeft aangeroerd en waarbij spr. zich toen met een
enkel woord meende te moeten aansluiten. Er werd echter aan
gevoerd dat door eene eventuele vermindering van den gas
prijs de begrooting te veel zou worden gedrukt. Te spoedig,
spr. erkent het, hebben de voorstanders zich toen overgegeven.
De heer Bekhuis zal erkennendat dit de ware toedragt der
zaak is. Spr. maakt er den rapporteurs, zijner sectie geen
verwijt vandat deze niets daarvan in het verslag heeft op
genomen want er is niet bepaald op aangedrongen.
Nog is door den heer Troelstra, en speciaal aan spr., de
pertinente vraag gedaan, of hij en andere leden van den raad,
die thans voorstanders van gasprijsverlaging zijninderdaad
den moed zouden hebben om den gasprijs weder te verhoogen,
indien dit later mogt blijken noodig te zijn. Volmondig ant
woordt spr. die vraag met ja. Spr. ontkent echter dat
daartoe moed zou noodig zijn. Als het moet, kan van moed
bezwaarlijk sprake zijn. En bij dit antwoord zal spr. in deze
vergadering .wel niet alleen staan. Ten overvloede wenscht
spr. te wijzen op 't geen 13 jaren geleden is gebeurd. In
1872 was de prijs van het gas 10 per stère en van de kolen
f 0.91 per H.L. vrij in het magazijn. In 1873, hetjaarvande
grèves en strikes, steeg de prijs van de kolen dientengevolge
aanzienlijk, zelfs tot fl.28. En als lid der gascommissie, en
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 13 November 1886.
125
als lid van den raad werkte spr. er destijds toe mede om den
prijs te verhoogen van 10 tot 121/s cent per stère. In het
volgende jaar daalde de prijs der kolen weder tot fl.13, en
aanstonds werd de gasprijs weder verlaagd tot 11 cent, en een
jaar later teruggebragt tot 10 cent. Hieraan sluit zich tevens
het antwoord aan op eene tweede vraag van den heer Troel
stra, hoe casu quo de begrooting sluitende te maken. Spr.
kan hierbij zeer kort zijn. Wat men te dien aanzien ook
moge beweren, spr. herhaalt het, dat in de gemeentebegrooting
niets zal behoeven te worden veranderd, ook al zou f15,000
minder overwinst worden gemaakt. Er zon dan nog altijd
f40,000 overblijven, terwijl bij de begrooting op slechts
f30,000 is gerekend.
Dezelfde geachte spr. heeft eene vermindering met 1 cent
niet noemenswaard genoemd. Wat, vroeg hij, geeft voor iemand,
die voor f100 per jaar gas verbruikt, een verschil van f 12.50 P
Spr. acht dat geenszins een onbelangrijk verschildoch boven
dien heeft hij niet alleen hen die b.v. f100 betalen, op het
oog, maar ook anderen, die veel meer aan gas verbruiken, als
winkeliersmagazijnhouderslogementhouders ondernemers
van publieke vermakelijkhedenenz. enz. Voor dezen zal
eene vermindering van 1 cent op de winst- en verliesrekening
geen onbelangrijk verschil geven. Spr. behoeft slechts te wijzen op
de Harmonie, aan wie onlangs op haar verzoek door de meerderheid
van den raad kwijtschelding tot een bedrag van f 300 van de re
cognitie over 1887 werd toegekend en voor wie het zeker geen
onverschillige zaak zal zijnjaarlijks ook eeuige honderden
guldens minder voor gas te behoeven te betalen. Hetgeen door
denzelfden geachten spr. werd medegedeeld omtrent het tuchthuis
en een paar fabrieken, die in dit jaar minder gaslicht brand
den, was spr. geenszins onbekend. Wat het tuchthuis betreft,
kan spr. mededeelen, dat de hooge som, die jaarlijks voor het
gasverbruik aldaar werd uitgegeven, de aandacht van den Mi
nister van Justitie had getrokken die daarom als maatregel
van bezuiniging voorschreef om het verbruik te verminderen.
'En wat aangaat de fabriekwaar 's nachts niet meer wordt
gewerkt, waarschijnlijk zal de hooge prijs van het gas daarop
mede niet zonder invloed zijn geweest; wanneer deze prijs
lager wordt, zal daarin misschien wel weer verandering komen.
Op de vraag nog ten slotte van den heer Troelstra, die eene
verlaging met 1 cent niet de moeite waard acht, waarom men
geen meerdere verlaging wenscht voor te stellengeeft spr.
ten antwoorddatindien het voorstel van burgemeester en
wethouders mogt worden verworpen, hij zoo vrij zal zijn een
bescheiden voorstel te doen, en wel om den gasprijs te verla
gen tot 7 cent. Mogt aan spr. evenwel kunnen worden
aangetoond, dat een prijs van 6 cent ook niet onmogelijk is
dau zou hij zelfs niet schromen, ook aan een voorstel daartoe
zijne stem te geven.
De heer Beucker Andreae heeft het woord gevraagd, naar
aanleiding vau hetgeen door den heer Duparc omtrent het
verhandelde in de 2e sectie is gezegd. Spr. was rapporteur
vau die sectie en zou het zich tot pligt gerekend hebben
daarvan aanteekeniug te doenzoo dat noodig ware geweest.
De heer Duparc zal zich echter herinneren, dat er besloten is,
om wat te dezer zake besproken was niet iu het verslag op te
nemen. Nu dat geachte lid de zaak toch te berde brengt
zou men kunnen veronderstellen, dat zulks was naar aanleiding
van het ingekomen adres.
Spr. vermoedt evenwel, dat de heer Duparc de zaak in het
lebat brengtomdat hij verlaging van den gasprijs wenscht met
iet oog op de overwinst der gasfabriekals overtuigd zijnde,
lat die hoog genoeg is en om die reden de verlaging kan
geschieden. Spr. is het niet eens met den heer Duparc en
vermeent hem te moeten wijzen op eene fout in zijue redene
ring van heden morgen. De heer Duparc haalde onderschei
dene gemeenten aan, waar de gasprijs lager is dan hier, maar
zeer waarschijnlijk zal daar de verhouding tusschen de gemeente
en de gasfabriek ook eene andere zijn. Spr. meent althans
zeker te weten dat in Utrecht en den Haag door de gasfa
briek huur voor den ondergrondwaar de gasleidingen langs
loopenwordt vergoed. Dat is zeker niet onbelangrijken
vanneer men dan dat cijfer bij de bruto winst in berekening
neemt, dan zal men tot een vrij wat lager cijfer voor de
netto overwinst komen.
De heer Dirks deelt mede, dat hem voor eenigen tijd ver
trouwelijk was medegedeeld, dat eene monster-petitie tot
verlaging van den gasprijs den raad zou worden aangeboden.
Men had hem toen gevraagd, wat hij er van dacht; hij is
toch èn lid van den raad en lid van de commissie voor do.
gasfabriek. Dat zijn echter twee op zich zelf staande functiën.
Men kan als lid der commissie overtuigd zijndat eene ver
laging van den gasprijs zoo niet billijk, althans daarvoor
vatbaar is, doch als lid van den raad evenzeer met grond
beweren dat verlaging op dit oogenblik niet raadzaam zoude
zijn. Hij heeft dan ook op de tot hem gerigte vraag geant
woord, dat de wijzerstand op den barometer der gemeente-
finantien thans geen mooi, doch slecht wêêr aanduidten ver
laging der inkomsten daarom niet gewenscht is. Het schijnt
den adressanten niet bekend te zijn geweest hoe de stand vau
de nieuwe begrooting was, want anders zouden zij welligt, na
de memorie van toelichting te hebben ingeziener niet toe
zijn overgegaan het adres te ouderteekenen. Het blijkt toch
dat de gemeentebegrootiug voor 1887 eene vermindering van
f10800 in de ontvangsten ondergaan en daarentegen in de
uitgaven eene verhooging van f 8145, dus in eene ronde som
een totale vermindering van f19000. Men moest dus met
het oog daarop de begrooting reeds met veel moeite in het
effen brengen. Spr. had bovendien verwacht dat in het adres
een goed grondig betoog zou worden gegevenwaarom eene
verlaging van den gasprijs werd gewettigd en dus werd ge
vraagd. Niets daarvan heeft hij daarin gevondenhet is een
hoogst eenvoudig stukeen mager slagtbeestje zou hij het
kunnen noemen (men is nu toch in November de slagtmaand),
maar nu dat beestje bij een der vorige sprekers op stal heeft
gestaanis het in omvang toegenomen en een respectabel
slagtbeest geworden. Spr. geeft toe, zooals de verdediger van
het adres heeft gezegd, dat in de sectien weinig over deze
zaak is gesproken, maar zeker is het, dat die verdediger gebruik
heeft gemaakt van zijne kennisvroeger als lid en secretaris
der gascommissie opgedaan.
Bovendien vindt spr. het adres te onbepaaldmen wil eene
verlaging van den gasprijsdoch geeft niet te kennen met
hoeveel. Had men eene verlaging van 1/2 of 1 a 2 cent
gevraagd, dan wist men waaraan men toe was. De heer Du
parc heeft bij zijne verdediging van het adres gezegd, dat hij
eene verlaging met 1 cent wenschtja zelfs niet tegen eene
verlaging met 2 cent zoude zijn. Nu'weet men althans waar
het heen moet. Maar op de manier van het adres zou men geen
grens hebben gelijk bijv. eene pruik eindelijk ophoudt eene
pruik te zijnwanneer gedurig eenige haren worden uitge
trokken evenzoo zou men wanneer men maar aan een onbe
paald verlagen van den gasprijs bleef voldoen, eindelijk een bedrag
verkrijgen, dat geen gasprijs zou mogen heeten in verhouding
tot de productiekosten. Die onbestemdheid zou voor spr. al
voldoende zijnom tegen de inwilliging van zulk een onge
motiveerd verzoek te zijn.
Het is op zich zelf zeer gemakkelijk om den gasprijs te
verlagen, maar moeijelijker is het hem later weer te verhoogen. De
heer Duparc zeide dat ook en haalde aan dat de prijzen van
de kolen vroeger trapsgewijze gestegen waren, eerst f0.91
later fl.13 en fl.28. Nu is de prijs f0.70. Maar even
goed kan de prijs nu weer gaan stijgen, want hoofdzakelijk is
de goedkoopte der kolen een gevolg van de lage arbeidsloonen en
scheepsvrachten; naarmate die hooger worden, worden ook de kolen
weer duurder, Bij het ijzervoor pijpen gashouders enz. be-
noodigdis dat eveuzoo het geval. Die risico's zijn niet weg
te cijferenen zijn belangrijke factoren bij de beoordeeling
vau deze zaak. Want wat blijft er bij eene eventueele décon
fiture, behalve de groote schuld anders over dan gebouwen
die mogelijk alleen voor de exploitatie van eene andere zaak
dienst zullen kunnen doen, en wat oud ijzer. Nu vreest men wel
voor den invloed van de petroleumgelijk men vroeger voor
het electrisch licht in dat opzigt heeft gevreesd maar spr.
deelt die vrees niethij wil die gevolgen wel afwachten en
zal niet gaan loopen voor dat het noodig is. Ook is het
gebleken dat bij de vorige verlaging van den gasprijs de noo-
dige compensatie niet is verkregen; ja, dat de consumtie sedert
Juuij 1.1. is verminderd. Dat dit een gevolg kan zijn van
het petroleumverbruikspr. zal dat niet ontkennen, maar
daarin is voor hem nog geen noodzakelijkheid gelegen om
den gasprijs met een paar centen te verlagen.