134
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 16 November 1886.
Volgn. 18 „Opbrengst van schoolgelden". De voorzitter
stelt voor dezen post te wijzigen in dier voegedat het be
drag sub a voor het gymnasium worde verhoogd met f 1000,
dat sub b voor de middelbare school voor meisjes met f350, en
dat sub d voor de openbare lagere scholen te verhoogen met
f170, en alzoo het geheele artikel vast testellen op f29,595.
Deze verhooging staat in verband met het grooter aantal leer
lingen dat die scholen bezoekteene omstandigheid die bij
het opmaken van de begrooting niet bekend was.
Overeenkomstig dit voorstel wordt het artikel vastgesteld.
Volgn. 19 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgn. 20. In verband met nieuwe verhuringen stelt de
voorzitter voor onderdeel f te verhoogen met f9 en die sub
g en h respectievelijk te verminderen met f 146.33 en f 89.50.
Bij volgn. 21 „Huur van huizen" stellen rapporteurs voor
in dat artikel sub 9 op te nemen een post„Huur van de
localiteit boven de Hoofdwacht" f 50.
De heer van Harinxma thoe Slooten heeft eenige beden
king om dien post hier op te nemen. Het betreft hier eene
retributie voor het gebruik van de localiteit boven de hoofd
wacht ten dienste van het centraal-bureau voor telephoon-ver-
bindingen. Spr. betwijfelt het of die retributie geacht moet
worden huur van een pand te zijn en thuis te behooren in
dit artikel, dat alleen huur van huizen betreft. Vooral zijn
hoofdbezwaar is, dat het voorwerp, dat in gebruik is afgestaan,
een gedeelte is van een gebouw voor den publieken dienst
bestemd. Het is dus minder te beschouwen als huurdan
wel als eene vergoeding voor het gebruik ten publieken dienste
en zou beter op zijn plaats zijn na volgn. 57.
De heer Beucker Andrea1 deelt mede, dat naar aanleiding
van eene opinerkiug in de 2e sectiehet voorstel is gedaan
om dien postdie ouder lett. p „diverse woningen" was op
genomen, afzonderlijk op de begroeting te plaatsen. Zij achten
dat beter, doch hebben geen bezwaar om dezen nieuwen post
na volgn. 36 of onder hoofdst. IV als nieuw volgn. 5 la te plaatsen.
Wordt besloten den post sub p met f50 te verminderen.
De voorzitter stelt voorts voor om in verband met gehouden
verhuringen den post sub a met f413 en dien sub t> met
f80 te verminderen en den post sub p bovendien te verhoo
gen met f 15.50.
Met inachtneming van bovenstaande wijzigingen wordt
volgn. 21 vastgesteld op f7505.10.
Volgn. 22 tot en met 32 worden onveranderd goedgekeurd,
behoudens de post onder volgn. 28, die met f0.50 wordt ver
minderd tengevolge gehouden verpachting.
Bij volgn. 33 stellen rapporteurs voor, dien post te vermin
deren met l'30ü ingevolge het raadsbesluit van 28 September
j.l., met wijziging der omschrijving,
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Volgn. 34 tot en met 36 worden onveranderd goedgekeurd.
Bij volgn. 36 geeft de heer Beucker Andrese te kennen
dat het z. i. heter is om den nieuwen post voor het gebruik
van de localiteit boven de Hoofdwacht als nieuw artikel 36a
te plaatsen, dan onder het volgende hoofdstuk.
De heer van Ilai'inxnia tlioe Slooten meent, dat die post
meer eigenaardig behoort bij het volgend hoofdstuk, dat zaken
als de schietbaan en gymnastieklokalen betreft, die publiek-
regtelijk eigendom zijnterwijl hoofdstuk III de opbrengst
raakt van voorwerpen van privaatregtelijk bezit. Hij geeft
daarom in overweging om den nieuwen post als vergoeding voor
het gebruik van de localiteit boven de Hoofdwacht te brengen
onder een nieuw volgn. 57a. Dan zal het karakter van re
tributie voor openbaargebruik zoo zuiver mogelijk worden bewaard
De heer Beucker Andrea? zegt dat de redenwaarom hij
voorstelt den nieuwen post onder hoofdstuk III te brengen
is dat dit h n lelt over de baten en inkomsten spruitende uit
voorwerpen aan de gemeente in eigendom behoorende, terwijl
hoofdstuk IV betreft de ontvangsten van verschillenden aard
en toevallige batendat ziet dus meer op zaken dan op
voorwerpen. Acht de raad echter het denkbeeld van den heer
van Harinxma beter, dan zal hij er zich niet tegen verzetten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten om als nieuw
volgn. 36a, art. 17 van hoofdst. III aan te brengen: „Retri
butie voor het gebruik van de localiteit boven de Hoofdwacht" f 50.
De heer van Harinxma thoe Slooten verklaart zich tegen.
Volgn. 37, art. 1, hoofdstuk IV, „Opbrengst der exploitatie
van de gasfabriek." De Voorzitter stelt voor dezen post te
verminderen met f2600, in verband met de vermindering met
gelijk bedrag van den post onder volgn. 110 sub a //gewone
kosten der straatverlichting met gas."
De heer van Harinxma thoe Slooten stelt voor om bo
vendien dezen post te verminderen met f 12.140 wegens de
verlaging van den gasprijs.. De opbrengst over 1887 is ge
raamd op 1,214,000 stère voor verbruik door particulieren
zoodat het rationeel is dezen post met f12,140 te verminderen,
eene som die aequivaleert met de geraamde gasconsumtie, be
rekend naar zeven cent per stère. Het cijfer van dezen post
zal dus worden f 154,404.
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en in behandeling
genomen.
De heer van Sloterdijck kan zich met dit laatste voorstel
niet vereenigeu. Het spijt hem dat het wordt gedaan, terwijl
de heer Duparc, de voorsteller van de gasprijsverlaging en een
der woordvoerders tegen het voorstel van burgemeester en
wethouders afwezig is. Spr. zou haast kunnen zeggen, dat hij,
na de in de vorige vergadering van den heer Duparc gehoorde
verzekeringen, staat kan maken op diens instemming met spr's
bezwaar tegen het voorstel van den heer van Harinxma, doch
hij kan zich nu bezwaarlijk officieel op hem beroepen. Maar
wel mag hij als zeker aannemen, dat, waar de meerderheid
van den raad voor verlaging van den gasprijs was, zij van
meening was dat dit votum niet behoefde te influenceren op
de opbrengst of liever op den betrekkelijken post van de be
grooting. In de eerste plaats omdat zij meendedat deze
post desnoods voor uitzetting vatbaar is, en in de tweede plaats
omdat door verlaging van den gasprijs het debiet zal toene-
nemen. Die twee factoren konden zamenwerken, zoo meende
de meerderheid, om het genomen besluit van geen invloed te
doen zijn op de cijfers van de begrooting. Daarom ook is spr.
tegen de voorgestelde verlaging van dezen post. Hij kan er
nog bijvoegen dat blijkens de memorie van toelichting deze
post voor 1886 was geraamd op f 178,025. Het cijfer in deze
begrooting behoeft dus niet te worden verlaagdmet het oog
op de voorzigtigheid die blijkbaar bij de raming door burge
meester en wethouders is gevolgd.
De heer van Harinxma thoe Slooten kan voor zich niet
billijken de wijze van bestrijding door den vorigen spreker
gevolgd, waar deze zich beriep op afwezigen en als zijne opinie
uitsprak, dat de meerderheid in het besluit tot verlaging van
den gasprijs tevens de meening had neergelegddat de oor
spronkelijke post op de begrooting niet behoefde gewijzigd te
worden tengevolge van dat besluit. Spr. vraagt nuwaaruit
die meening van de meerderheid blijkt. Wel heeft een der
ledenthans afwezigdie meening of bij de bestrijding van
het voorstel van burgemeester en wethoudersof officieus als
zijn persoonlijk gevoelen doen kennen. Maar is men in de
vergadering tegenwoordig en wil men, zooals de heer van Slo
terdijck, bestrijden dat de cijfers der begrooting verband houden
met den gasprijsdan moet men wel wat dieper in de zaak
doordringen en niet oppervlakkig zeggen, dat de post onver
anderd kan behouden blijvenzich daarbij baserende op de
meening van een ander, hier als ondervinding voorgedragen.
Welke is die ondervinding Spr. en zijne medeleden der
gascotnmissie hebben de cijfers der begrooting voor de gasfa
briek naauwkeurig nagegaan spr. stelt hier op den voorgrond
de ontvangstcijfers, want de uitgaven zijn in de vorige verga
dering vastgesteld en daarbij kwam het der commissie voor,
dat zij als commissie van bijstand in het beheer der gasfabriek
er slag der handelingen van den gemeenteraad
in geen enkel opzigt, de verantwoordelijkheid mogt deelen van
eene uitbreiding der cijfers boven de raming. De reden daarvan
is eenvoudig dat de begrooting is gebaseerd op vroegere uit
komsten, dus naar hare meening steunt op goede cijfers, hoewel
zij natuurlijk altijd eene raming blijft. Ofschoon de commissie
dus niet de verantwoordelijkheid op zich wilde nemen voor
eene uitbreiding der cijfers boven de raming, zoo heeft zij zich
toch ook niet sterk verzet tegen den wensch van burgemeester
en wethouders om de begrooting voor de gasfabriek te wijzigen
en de winst te verhoogen met f4200 zij heeft gemeend zich
daartegen niet te moeten verzetten, omdat de uitgaven misschien
wat ruim waren geraamd, terwijl de ontvangsten iets konden
mede vallen. Wanneer nuna de wijziging in den post op
deze begrooting voor straatverlichting en ondanks de ervaring
in 1886 opgedaan, de onderwerpelijke post toch onveranderd
behouden blijft, dan zal alleen de raad, naar het oordeel der
commissiede verantwoordelijkheid daarvan op zich moeten
nemendaar zij geen cijfers kan vindenwaarop de post nu
nog kan gebaseerd zijn. Want om bij de verlaging van den
gasprijs toch dezelfde winst te behoudenzal het debiet met
meer dan 12% moeten toenemen, hetgeen echter nog zal
moeten blijken.
Aangaande de nevenproducten is in de vorige vergadering
er op gewezendat men te dien opzigte te doen heeft met
wisselvallige uitkomstener zijn productenbijv. de teer, die
als afvalproducten nu 12% opbrengen van hetgeen zij vóór
drie jaar opbragten. Aan die wisselvalligheid staat elke indu
striële onderneming bloot. Tot dusver heeft het voornaamste
der nevenproductende cokeszich staande gehoudendoch
de commissie het oog rigtende op andere gemeentenheeft
het wenschelijk geacht, ten aanzien van de opbrengst der cokes,
voorzigtig in hare raming te zijn, daar omstandighedendie
thans niet vooruit te zien zijn, daarop van invloed kunnen zijn.
De commissie is dus na rijp beraad tot de overtuiging
gekomen, dat eene verhooging van het winstcijfer voor de gas
fabriek niet anders zou kunnen gebaseerd worden dan op de
uitkomsten tot dusver verkregen dat echter de uitkomsten
van het particulier gasverbruik in 1886 het vermoeden van
eene toeneming van dat verbruik met 12% niet billijkt; dat
dus de meening van den heer van Sloterdijck, dat de post behouden
kan blijven, zonder dat naauwkeurig de cijfers zijn nagegaan,
een sprong in het duister is. De commissie heeft niet de
vrijheid die te ondersteunen.
Het komt spr. overigens voordatnu de commissie niet
heeft medegewerkt aan de verlaging van den gasprijsniet
van haar kan worden gevorderd, dat zij de middelen zal aan
wijzen om het tekort te dekken. Hij had van de ledendie
voor de prijsverlaging van het gas hebben gestemd, verwacht,
dat zij een middel aan de hand hadden gedaan om de mindere
ontvangst door andere middelen te dekken. Dit is evenwel
niet geschied en kan ook bij de nog overige artikelen niet
worden te gemoet gezien.
De heer Bekhuis heeft in de vorige vergadering aan de
debatten deelgenomen, en ook zijne stem gegeven aan de ver
laging van den gasprijs. Hij heeft zich vooral daardoor laten
leidendat, naar hij meende, het voorgestelde winstcijfer van
de begrooting of liever gezegd, het verschil in ontvangsten en
uitgaven zou worden bereikt. Wanneer hij toch het verslag
van de gasfabriek over 1885 inziet, dan vindt hij, dat de
ontvangsten waren geraamd op f 170,398, en werkelijk zijn
geweest f 178,923,47, en dat de uitgaven geraamd op f 138,634
niet meer dan f129,508,925 hebben bedragen. Daaruit heeft
hij de gevolgtrekking gemaaktdatgelijk hij in de vorige
vergadering ook heeft gezegdook door meerder debiet de
gasfabriek zooveel winst kan opleverendat de post op deze
begrooting kan behouden blijven. Daarom is hij het met den
heer van Sloterdijck eens, dateene wijziging niet noodzakelijk is.
Bij de raming voor de ontvangsten der fabriek is gerekend
op een gasprijs van 8 cent. Spr. geeft dus toe, dat dit cijfer
eenigzius is verschoven. Indien echter de uitgaven niet zoo
veel zullen zijn, als waarop zij geraamd zijn, dan zal het winst
cijfer volgens de begrooting wel worden bereikt. Wordt deze
post gewijzigd, dan zal men welligt tot verhooging van den
hoofdelijken omslag moeten overgaan om de begrooting slui
tende te maken.
te Leeuwarden, van den 16 November 1886. 135
De heer Reeling' Brouwer kan volkomen met den heer
van Harinxma medegaan. Hij herinnert zich dat een der
verdedigers van de verlaging van den gasprijs heeft gezegd
dat ieder der voorstanders wel zal hebben overwogenwelke
de gevolgen zouden zijn en in hoever die van invloed konden
zijn op de gemeentebegrooting. De begrooting voor de gas
fabriek is door burgemeester en wethouders naauwkeurig
onderzocht en bij de vaststelling er van is na ernstige over
weging, niet dan met moeite, in overleg met de gascommissie
eene verhooging der inkomsten met f 4200 verkregen. En nu
gaat het niet aan om het cijfer in deze begrooting, dat geba
seerd is op een gasprijs van 8 cent te laten staan, terwijl men
toch de vermoedelijke opbrengst kan berekenen door eenvoudig
het zoo goed als vaststaand cijfer van het verbruikte getal
stères met 7 te vermenigvuldigen. Eene vermindering van
inkomsten is daarvan het gevolgovereenkomende met het
door den heer van Harinxma voorgestelde bedrag.
De heer Plantenga kan zeer wel als lid der gascommissio
het gevoelen van den heer van Harinxmadie dat als zijn
persoonlijk heeft geuit, in elk geval onderschrijven. Men mag
veronderstellen dat de begrooting voor de gasfabriekdoor
burgemeester en wethouders overgenomen, serieus is opge
maakt en toch wordt nu door de voorstanders van den verlaagden
prijs gezegddat de commissie die op onjuisten grondslag
heeft zamengestelddat de ontvangsten f 12,000 te min zijn
geraamdwant dat ligt toch opgesloten in de meeningdat
niettegenstaande de gasprijs is verlaagd, de post voor ontvangst
op de begrooting onveranderd kan blijven. Ilet is wel is
waar voorgekomen, dat de uitkomsten niet overeenkomstig de
raming waren doch dat verschil berustte gewoonlijk op de
aanbesteding der kolen. Die aanbesteding heeft midden in
het jaar plaats en nu weet men natuurlijk bij de vaststelling
der begrooting niet welken prijs het volgende jaar zal worden
besteed. Aalt de prijs mede, dan is de winst grooter, valt
hij tegen, dan verkrijgt men mindere winst. In de jaren
1883 en 1884 waren de prijzen lager, dan geraamd was; van
daar grootere winsten. In 1885 evenwel heeft men f1000
boven de raming moeten besteden. In 1887 zal hij waar
schijnlijk ook meer bedragen. Als spr. goed is ingelicht, dan
is nu reeds de vrachtprijs per hectoliter steenkool 4 ct. hooger
dan bij de aannemingssom gerekend was, zoodat, wanneer die
prijs nog meer opslaatdat van invloed zal zijn op de aau-
nemingssommen. De uitgaven zijn nu reeds vastgesteld, maar
spr. meent stellig te mogen verwachtendat zij niet minder
zullen zijn dan de raming.
De A oorzitter moet, ten aanzien van eene verhoorring van
den hoofdelijken omslag, er op wijzen, dat het maximum, bij
het heffingsbesluit vastgesteld, reeds is aangebragt op de be
grooting. En den leden, die voor en na de uitgaven in hunne
bespreking opnemenmoet spr. er aan herinnerendat het
debat nu niet over de uitgaven loopt. Aerlangt men eveu-
weldat de beraadslagingen daarover worden heropenddan
heeft spr. geen bezwaar daartoe het voorstel te doen.
De heer van Sloterdijck heeft zich niet op afwezigen be
roepen, zooals de heer van Harinxma in afkeurenden zin zich
heeft uitgelaten. Hij meent zelfs gezegd te hebbendat hij
zich niet officieel op de afwezigen kon beroepen, maar dat het
hem leed deed, dat nu juist leden, die zoo uitvoerig hun ge
voelen hadden blootgelegd, afwezig waren. Hij heeft zich niet
op hen beroepenmaar de heereu van Harinxma en Reeling
Brouwer hebben wel het gevoelen dier afwezigen bestreden.
Dat schijnt dus wel geoorloofd te zijn. Spr. zal er evenwel
niet verder over uitweiden, maar dit alleen nog toevoegen
dat een der woordvoerders uit de vorige vergadering, de heer
Duparc, zoo hij nu tegenwoordig was, zeker zou gesproken
hebben, zooals spr. heeft gedaan en dat met gegevens zou
hebben gestaafd. Dat de meening, dat de verlaging van den
gasprijs geen invloed behoefde te hebben op dezen post, bij
de meerderheid ter vergadering van 1.1. Zaturdag zou hebben
gegolden, heeft de heer van Harinxma eenvoudig eene gissing
genoemd. Maar, vraagt spr., nu hij heeft behoord tot de
meerderheid die gasprijsverlaging wenschte, zou hij dan niet
in staat zijn te beoordeelen uit ervaring, welke beschou
wingen die meerderheid hebben geleid en is dat oordeel dan
eene gissing