Vergadering van Dingsdag den 28 December 1886. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 December 1886. 148 Tegenwoordig 17 leden. Afwezig de lieeren Mr. J. Minnema Duma, J. J. Brunger, W. J. Oosterhoff en H. Beucker Andreaede laatste drie met kennisgeving. Voorzitter de heer F. Lycklama a Nijeliolt, burgemeester. I. De notulen van de vorige op 14 December j.l. gehou den vergadering worden gelezen en goedgekeurd. II. A\ ordt medegedeeld en voor kennisgeving aangenomen: 1. dat door den Koning zijn goedgekeurd a. het raadsbesluit, waarbij is vastgesteld eene verordening tot het heffen eener vergoeding voor het gebruik van de gemeentelijke gymnastieklokalen voor particuliere lessen; b. het raadsbesluit tot verhooging van de opcenten op de hoofdsom der rijks personele belasting. 2. eene missive van het bestuur van het 39e landhuis- houdkundig congres, waarbij dank wordt betuigd voor de ver leende subsidie en de rekening benevens het archief van dat bestuur worden overlegd. III Wordt 'ter tafel gebragt 1. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot over neming van den heer Mr. J. Yerwer van eene plek grond en dien te bestemmen voor publieke straat. Wordt ter visie gelegd om in eeue volgende vergadering te worden behandeld. 2. Een adres van O. G. Boersma c.s. om gebruik te mogen maken van de gemeentebewaarschool no. 4, voor het geven van godsdienstonderwijs. Wordt ten fine van berigt en raad gesteld in handen van bur gemeester en wethouders. IV. "Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op roepingsbrief vermelde punten. 1. Benoeming van een curator van het gymnasium. Door curatoren worden voorgedragen de lieeren 1 Mr. W. B. S. Boelesaftr. 2 Mr. C. J. Prakken3 Mr. J. Tjebbes. Het resultaat der gehouden stemming is, dat de heer Mr. W. B. S. Boeles met algemeene (17) stemmen wordt be noemd. 2. Voorstel van burgemeester en wethoudersnaar aanleiding van een adres der Provinciale Friesche werkliedenvereeniging tot oprigting van gemeentewege van eene publieke zwem- en badinrigting Burgemeester en wethouders stellen voor aan de adressante te berigten, dat haar verzoek tot het van gemeentewege op- rigteu van eene publieke zwem- en badinrigting, bij de be handeling van de gemeentebegrooting voor liet dienstjaar 1888 in overweging zal worden genomen. De heer Bekhuis heeft vooralsnog bezwaar om aan dit voorstel zijne stem te geven. Want wordt deze conclusie aangenomen, dan is daardoor, meent hij, het beginsel uitgespro ken, dat de raad de oprigting van eene publieke zwem- en badinrigting zal ter hand nemen; dat die oprigting dus van gemeentewege zal geschieden. Dat gaat spr. echter te ver. Hij acht de oprigting van dergelijke inrigting zeer gewenscht in het belang van de volksgezondheid en zal gaarne aan de bevordering daarvan medewerken, doch z. i. ligt deze zaak niet op den weg van de gemeente. Hij kan om die reden tot dit besluit niet medewerken. De heer Duparc deelt het geopperd bezwaar geenszins. Hij vindt integendeel de conclusie zoo voorzigtig mogelijk gesteld, zoodat zij inderdaad niets praejudiciëert. Voor de conclusie is de technische term gebezigd, als men eene zaak nog niet op de agenda kan plaatsen, maar de bespreking daarvan tot nader wil uitstellen. De woorden van de conclusie geven dan ook volstrekt geen grond voor de bewering, dat daardoor zal wor den uitgemaakt, dat het voorzien in hetgeen spr. echter zou willen noemen eene volksbehoefte op den weg van de gemeente ligt. Daaromtrent zal later bij de behandeling van een desbetref fend voorstel worden beslist. Indertijd is èu door de ver- eeniging voor volksgezondheid èn door die voor volksbijeenkom sten herhaaldelijk op het tot stand komen der gewensehteinrigting aangedrongen doch steeds stuitte men af op het gebrek aan eene geschikte plaats. Spr. wil, wat hem persoonlijk aangaat, nu reeds de verzekering geven, dat, mogt er thans eene ge schikte plaats zijn te vinden en een voorstel in den geest, als adressanten wensehen, door burgemeester en wethouders ter tafel worden gebragt, hij, indien aan de uitvoering niet al te veel kosten zijn verbonden, gaarne daaraan zijne stem zal geven. De heer de la Faille acht het inzigt van den heer Duparc, dat nu niet principieel over de zaak zal worden beslistzoo juistdat ook hij gemeend hadde kwestie thans niet in principe te moeten bespreken. Later, als een voorstel omtrent al of niet oprigting den leden van den raad zal hebben be reikt, kan dat in de sectien en in deze vergadering worden besproken. Ware het dus niet hors de saisonom de zaak nu au fond te bespreken, dan zou spr. tegenover het bezwaar van den heer Bekhuis haar zeer aanbevelen. Zij is niet nieuw, en, zooals de heer Duparc zeide, sinds 1872 aanhangig. Dringende verzoeken zijn voor en na tot den raad gekomen, om deze zaak te bevorderen. Met genoegen heeft spr. dan ook de wijze begroet, waarop de directeur der gemeentewerken de oprigting van een volks zwem- en badinrigting heeft aan bevolen en de zorg, waarmede deze ambtenaar eene uitvoerige planteekening en begrooting heeft opgemaakt. Iieeds vroeger is op initiatief van de vereeniging voor volksgezondheid eene teekening vervaardigd. De zaak is dus vrij voldoende voorbereid. Het bezwaardat de oprigting van eene publieke bad-in- rigting weder een finantieelen last voor de gemeente zal medebrengenkan eenigszins worden weggenomen door de omstandigheidwaarop ook door den directeur is gewezen dat ook dikwijls van wege de militaire autoriteit aanvraag is gedaan voor een badplaats voor hare manschappen, zoodat, wanneer de eventueel nieuw op te rigten badinrigting voor de militairen werd opengesteld, daarvoor eene retributie kan wor den bedongen. Maar al ware liet een lastpost, toch zou het grootendeels dat karakter verliezen uit een oogpunt van volksgezondheid. Spr. vindt ook uit anderen hoofde de oprigting van eene publieke badinrigting wenschelijk. Daardoor immers zal worden voorkomen, dat op verschillende plaatsen, in de naaste omgeving der stadzal worden gebaad, hetgeen uit een oog punt van gevaar en van openbare zedelijkheid minder oorbaar is. Spr. zal dus met een later in te dienen voorstel tot de gewenschte oprigting, zijne warme instemming betuigen. De heer Bekhuis heeft reeds met een enkel woord zijne ingenomenheid betuigd met de oprigting van eene publieke badplaats, maar hij blijft er bij, dat dit niet op den weg der gemeente ligt. Nu het hem is gebleken, dat door aanneming van het onderwerpelijk voorstelniets in beginsel wordt be slist, zal hij gaarne daaraan zijne stem geven. De beraadslagingen worden hierop gesloten. Het voorstel wordt nu zonder hoofdelijke stemming aan genomen. 3. Foorstel van burgemeester en wethouders tot het verleenen van eene geldelijke bijdrage aan de Zuiderzee-vereeniging. De conclusie daarvan luidt om aan die vereeniging voor het doel, omschreven in art. 2 harer statuten, eene geldelijke bijdrage in eens te verleenen van f 100, te bestrijden uit de gemeente-begrooting voor 1886. De heer van Slotenlijck kan zichna de zoo even geno men beslissing niet met dit voorstel vereenigen. Het bezwaar, door burgemeester en wethouders omtrent de oprigting van eene publieke bad-inrigting gemoveerd, dat n.l. de gemeente- fiuantiën in het volgende jaar die oprigting niet zouden toe laten, is daarbij gerespecteerd, ten opzigte dus van een punt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1886 | | pagina 1