Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 December 188ü. van klaarblijkelijk gemeentebelang. Nu kan spr. niet mede gaan met een \oorstel, waar het eene uitgaaf betreft voor eene zaak, waarbij het gemeentebelang niet betrokken is zooals tiouwens door burgemeester en wethouders zelf is aange voetd. Om die reden heeft hij bezwaar tegen dit voorstel. De Voorzitter ziet een belangrijk verschil tusschen de beide voorstellen. Bij dit wordt in overweging gegeven eene som van 1'100 in eens te geven, terwijl het vorige betrof eene uitgaaf van f 1800 voor de oprigting vau eene zwem- en hadinrigting, die bovendien eene jaarlijksche uitgaaf voor on derhoud en personeel noodig maakt. Bovendien zal volgens het voorstel die uitgaaf van flOO uit het loopend dienstjaar worden bestreden burgemeester en wethouders vertrouwen wel, dat op die dierst genoeg zal overblijven, om die uitgaaf te kunnen dekken. Dat de belangen dezer gemeente bij die zaak niet onmiddel lijk en regtstreeks betrokken zouden zijn is in zekeren ziu waardoch men kan aan den anderen kant ook zeggen, dat deze gemeente als deel van Friesland belang heeft bij een onderzoek dat het opmaken van een plan van droogmaking der Zuiderzee ten doel heeft. De beraadslagingen worden hierop gesloten. liet voorstel wordt in stemming gebragt en aangenomen met 10 tegen 7 stemmen, die van de heeren Duparc, van Sloterdijck Plantenga Menalda, Meijer, van der Scheer en van Harinxtna thoe Siooten. 4. Voorstel van burgemeester en wethouders, naar aanleiding van een verzoek van Swildens, om een plek gemeentegrond in koop of erfpacht te verkrijgen. Zonder discus.-ie en hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel besloten het verzoek van J. Swildensom een gedeelte van het bij „de Klanderij" behoorend terrein in koop of erfpacht te be komen, als niet voor inwilliging vatbaar, van de hand te wijzen. 5. Voorstel van burgemeester en wethouders om voor de ge meente te huren eene strook grond aan de Potmarge. Burgemeester en wethouders stellen daarbij voor te besluiten: voor den tijd van 5 jaren, in te gaan den 5 Maart 1887 onderhands te huren van J. S. Brouwers, weduwe 11. S. Cnls- beek, laudbouwersche alhier eene strook grond gelegen langs de Potmarge ter grootte van ongeveer 22 are, deel uitma kende van het perceel, ten kadaster bekend gemeente 11 uizum in sectie 11 no. 44 tegen eene huursom \an f50 per jaar en verder op voorwaarden door bu'gemeester en wethouders vast te stellen. Dienovereenkomstig wordt besloten. (i. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onrlerhandsche verhuring van eenige gemeente-eigendommen. Zouder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de conclusie besloten Voorbehoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten onderstaande gemeente-eigendommen in huur af te staan voor den tijd van één jaarop voorwaaiden, nader door burge meester en wethouders vast te stellen: a. met ingang van 1 Januarij 1887 aan: G. Reifferth, zes bleekjes op het Oldehoofster kerkhof voor f 3.per jaar. b. met ingang van 1 Februarij 1887aan: D. Suwijn en W. Loot, eene plek grond aan het Oldehoofster kerkhof voor - 2.50 99 99 c. met ingang van 12 Mei 1887 aan W. B. VVijlgenboscli, woningOldegalileenno. 34 - 59.80 99 99 Wed. J. van der Heide, 38 - 57.20 99 99 F. Vuist, Posthoornsteeg 15 -125.— 99 99 K. Boersma, Stienserweg 3 -100.— 99 99 J. E. Schreuder, Oostersingel 114 - 65.— 99 99 D. Idema, 116 - 65.— 99 99 T. Jorna, 118 - 65.— 99 99 D. Draper, Bagijnestraat 61 -117. 99 99 K. J. Bosma, Kalvergloppe (gedeeltelijk) 199 - 91.— 99 99 A. Medendorp, idem - 65.— 99 99 J. Feenstra, Oostersingel 108 - 59.80 99 99 W. Klebach, woning Bagijneklooster 7 - 5 7.20perjaar J. Goor, Noorderplantage 3 - 78. J. W. 11. Sehreurs, Kruisstraat 25 - 300 II. Weidijk, bovenwoning bij de Put 17 -185. A. Siekman, woning Doelestraat 1 - 150. S. II. Hitman, Oldegalileën32en40 - 78. M. Pekelsma, een plek grond aan het Oldehoofster kerkhof - 2.50 7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot over dragt van een strookje gemeentegrond aan de Nieuweburen in eigendom aan 11. v. d. Wiel. Burgemeester en wethouders stellen daarbij voor I. De sub II omschreven plek grond te verklaren niet meer voor de publieke dienst te zijn bestemd. II. Behoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde Sta ten aan H. van der Wiel alhier, eene oppervlakte van 27.77 centiare van den gemeentegrond, gelegen vóór het huis plaatselijk hekend Nieuwebuien no. 90, ten behoeve van den vooruitbouw van die woning, gratis in eigendom over te dragen onder voorwaarde a. dat de rooijing van den voorgevel door of van wege burgemeester en wethouders worde bepaald b. dat de af te stane grond dezelfde breedte moet hebben als genoemde woning c. dat in geen der beide zijmuren van het vooruitge bouwde gedeelte werken gemaakt worden, welke de regten op den ten oosten en ten westen daarvau liggenden gemeente grond zouden kuunen benadeelen, zulks ter beoordeelmg van burgemeester en wethouders d. dat de uit den gemeentegrond komende steetien dooi den adressaut ter aan te wijzen plaatse op de stadstiminer- werf worden gebragt e. dat de kosten van overdragt komen ten laste vau den verkrijger. De beraadslagingen worden geopend. De heer Duparc heeft aan bu-gemeester en wethouders eene vraag te doen, die ook het volgende punt der agenda betreft. Oppervlakkig beschouwd zou een besluit overeen komstig het gedane voorstel correct zijndoch, naar spr. meent, is dit niet het geval. De streek „Nieuweburen", waarvan wordt voorgesteld, een paar strookjes aan de openbare dienst te onttrekken, komt voor op den staat van waterstaats werken in de gemeente, vastgesteld krachtens het provinciaal reglement, geplaatst in het Provinciaal blad no. 33 van 1882. Van die streek zijn vermeld van het gedeelte, waarvan hier sprake is, als lengte 168, als breedte 22 meter. Wordt nu, ten gevolge vau dit besluit, de breedte verminderd, dan zal dienen vooraf te gaan eene wijziging van den staat. Anders zou spr. vreezeu, dat het raadsbesluit door den Koning werd vernietigd, evenals in 1883, blijkens het besluit, Staatsblad no. 132, is geschied met een besluit van den gemeenteraad van Leeuwarderadeel, en in 1885, blijkens het besluit, Staats blad no. 194, met eeu besluit van den gemeenteraad van Baarderadeel, in welke beide gevallen mede een weg aan de publieke dienst werd onttrokken, zonder voorafgaande wijzi ging van den staat van waterstaatswerken in die gemeenten. Spr.'s vraag is nu, of de breedte van de streek //Nieuwe buren" door den onderwerpelijken afstand eene verandering ondergaat. Zoo ja, dan is het niet voldoende, den af te staneu grond aan de publieke dienst te onttrekken, maar moet hij, met inachtneming van de procesorde, bij het provinciaal reglement bepaald, van den staat van waterstaatswerken wor den geroijeerd. Wordt echter de breedte niet veranderd, dan heeft spr. geen bezwaar tegen de conclusie. Ter voorkoming van moeijelijkheden zou hij het echter dienstig achten, dat dit dan werd vermeld bij de toezending aan Gedeputeerde Staten van dit besluit, om, voor zooveel betreft het tweede gedeelte door dat collegie te worden goedgekeurd. De Voorzitter gelooft wel dat de breedte zal worden ver minderd, als men een gedeelte der straat afstaat en dat ge deelte bebouwd wordt, maar daarom behoefde de staat niet vooraf te worden gewijzigd. Verslag der handelingen van deu gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 December 1886. 145 Dergelijke veranderingen hebben dagelijks plaats bij elke verandering van rooijing, bij amotie of verbouwing. De staat van waterstaatswerken komt dus reeds lang niet meer met de werkelijkheid overeen. Spr. begrijpt ook niet wat het raadsbesluit van Leeuwarde radeel bij dit besluit te maken heeft. Het Koninklijk besluit, tot vernietiging van dat raadsbesluit, is geuomen op grond, dat de daarbij betrokken weg als verbindingsweg tusschen verschillende gemeenten van provinciaal belang wasmaar hij ziet niet in, dat de onderwerpelijke strookjes grond van pro vinciaal belang zijn. De heer Duparc gelooft, dat de voorzitter de zaken eenigs- zins verwart. Bij het door spr. genoemd provinciaal reglement is nu eenmaal geregeld het grondwettelijk toezigt der Staten, op de openbare tot de gemeene dienst van allen bestemde waterstaatswerken, niet in onderhoud of beheer bij het rijk, de provincie of waterschappen. Men kan nu wel zeggen dat'deze regeling anders had behooren te geschieden, doch het Koninklijk goedgekeurd reglement ligt er nu eenmaal. Ter voldoening daaraan is dan ook de staat van waterstaatswerken vastgesteld en is de streek „Nieuweburen" met de bestaande lengte en breedte daarop aangebragt. De vraag, of het hier eene zaak van provinciaal belang is, ligt geheel buiten het debat. Wordt de breedte verminderd, dan moet de staat ge wijzigd worden op de bij het reglement voorgeschreven wijze. De voorzitter heeft zoo even wel medegedeeld dat de voor werpen, op den staat voorkomende, gedurig verandering heb ben ondergaan, zonder dat die staat is gewijzigd, waardoor, deze niet meer met den werkeltjken toestand overeenkomt. Dit is eene zaak, die spr. geheel ter verantwoording van burgein.ester en wethouders laat, maar nu de raad is gesaissis- seerd van een voorstelwaardoor grond, die op den staat is vermeld, zij 't ook voor een klein gedeelte, aan de publieke dienst zal worden onttrokken, zal spr. niet tot een voorstel daartoe kunnen medewerken, indien niet de staatzooveel noodig, is gewijzigd. De heer Troelstl'ii was niet voorbereid op de opmerking van den heer Duparc, auders had hij zich de moeite gegeven om inzage te nemen van het besluit van de Provinciale Sta ten van 1882, door dien spreker aangehaald. Naar hij van dezen heeft begrepen, is de staat van waterstaatswerken op gemaakt door den raad en vastgesteld door Gedeputeerde Staten. Men heeft nu te doen met een besluit, waarbij de raad eeue strook grond afstaatmaar dan kan nooit sprake zijn van eene wijziging ven den staat van waterstaatswerken, dan nadat op dit besluit de goedkeuring van Gedeputeerde Staten zal zijn verkregen. Want werd die goedkeuring gewei gerd, dan zou er toch geen reden bestaan, om den staat te wijzigen. Spr. verwijst naar het besluit, iu eene vorige ver gadering genomen, otn aan de weduwe Bergman eene strook grond af te staan. Nu daarop de goedkeuring is verkregen, zal die grond, zooals ook in de toelichting van het betrekke lijk voorstel was gezegd, van den staat van waterstaatswerken worden gerojeerd. Zoo zal dat ook geschieden met de hier bedoelde strook grond, doch in ieder geval zal eerst de goed keuring moeten worden verkregen. De Voorzitter zeide zoo straks, dat de staat van water staatswerken niet meer met de werkelijkheid overeenkomt. Iht heeft aan burgemeester en wethouders aanleiding gegeven, om den directeur der gemeentewerken op te dragen, dat col legie te berigtenwelke wijzigingen tengevolge van den ver anderden toestand hier en daar in dien staat zullen moeten worden aangebragt, hetgeen te zijner tijd een voorstel aan den raad ten gevolge zal hebben. Ten opzigte van de breedte van de „Nieuweburen" moet spr. nog doen opmerken, dat op den staat niet de breedte van die streek bij elk huis staat vermeld, doch de gemiddelde breedte over de geheele lengte. Die straat is op de eene plaats wat minder breed, en op de andere plaats wat breeder. De lieer Meijer heeft inzage genomen van de situatieteeke- ning, bij dit voorstel overgelegd. Daaruit is hem gebleken, dat de breedte van de „Nieuweburen" daar ter plaatse 22 meter zul worden, terwijl de gemiddelde breedte op den staat van waterstaatswerken 20 meter is. Uit dat oogpunt kan dus geen bezwaar bestaan tegen dit voorstel. De heer Duparc herinnert er aan, dat hij is begonnen met het doen van eeue vraag, n.l. of door den voorgestelden af stand van grond de breedte van de „Nieuweburen", zooals die op den staat is vermeld, zal verminderd worden. Was dit niet het geval, dan gaf hij iu overweging, daarvan melding te maken bij de toezending aan Gedeputeerde Staten van dit besluit. De lieer Troelstra wil echter de paarden achter den wagen spannen. In vroegere jaren werden deu raad mede dikwijls voorstellen gedaan, om eerst grond, voor de publieke dienst bestemd, te verkoopen en dien daarna aan deze dienst te onttrekken. Gesteund door zijn geacht medelid, den heer van Sloterdijck, heeft spr. echter telkens de zaak helpen om- keeren, gelijk het, met het oog op de wet, werd gevorderd. De heer Troelstra wees op het onlangs genomen besluit tot afstand van grond aan de weduwe Berirman. Spr. had toen echter geen bezwaar, eenvoudig omdat die grond niet op den staat van waterstaatswerken voorkwam. Eene opmerking zijnerzijds zou daarom toen zeer te onpas zijn gekomen. Nu iutusschen door den geaehten vorigeu spr. de verlangde in lichting is verstrekt, zal spr. vóór het voorstel stemmen. De Voorzitter zal het denkbeeld van den heer Duparc. ter sprake brengen bij burgemeester en wethouders, doch kan niet de verzekering geven, dat het collegie er zich mede zal vereenigen. Ook zal vooraf een onderzoek door den direc teur der gemeentewerken moeten worden ingesteld. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 8. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan de we duwe S. Vonk een strookje gemeentegrond aan de Nieuweburen in eigendom over te dragen. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de conclusie besloten I. De sub II omschreven plek grond te verklaren niet meer voor de publieke dienst te zijn bestemd. II. Behoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten aan de weduwe S. Vonk, te Dokkum, eene opper vlakte van 37.80 centiare van den gemeentegrond, gelegen vóór het huis, plaatselijk gekwoteerd Nieuweburen no. 96. ten behoeve van deu vooruitbouw van dat perceel, gratis in eigendom over te dragen, onder voorwaarde: a. dat de rooijing van den voorgevel door of van wege burgemeester en wethouders worde bepaald; b. dat de af te stane grond dezelfde breedte moet hebben als genoemde woning; c. dat in den oostelijken muur van het vooruitgebouwd gedeelte geene werken mogen worden gemaakt, die de regten op den Gostelijken daarvan liggenden gemeentegrond zouden kunnen benadeelen, zulks ter beoordeeling van heeren burge meester en wethouders; d. dat de uit den gemeentegrond komende steeuen door de adressante ter aan te wijzen plaatse op de stadstimmer- werf worden gebragt; e. dat de kosten van overdragt komen ten laste van de verkrijgster. De voorzitter sluit hierop de vergadering. GEDRUKT BIJ L. G. L. HOEKSTEIN. LEEUWARDEN,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1886 | | pagina 2