Vergadering van Zatnrdag 9 April 1887. I Afwezig de heeren Mr. E. Star Busmann, S. 11. Hijlkema br. J. Baart de la Faille en Jlir. Mr. G. van Eijsingade eerste rie met kennisgeving. 32 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 22 Maart 1887. der dan 5 meter afstandsuit een hygiënisch oogpunt zeer ongeschikt voor dergelijke verzameling. De Voorzitter deelt mede dal het de bedoeling is gelegenheid te gevenooi binnen een afstand van 5 meter eene mestverzameling aan te leggenmits achter een muur of eene schutting van minstens 2 meter hoogte. Daarbij heelt de commissie rekening gehouden met bestaande toestanden daar vele verzamelingen binnen dien afstand van 5 meter zijn gelegen en dit buiten de bebouwde kom alleen de welstand schaadt. De heer Minilöïïia Buma deelt mededat de commissie deze zaak rijpelijk heeft overwogen, maar rekening gehouden met den toestand bij vele ingezetenen alhier, die hun mest bewaren vlak aan de openbare straat, doch achter een muur. Die erven zijn vaak niet breeder dan enkele meters, waarom de commissie dan ook geoordeeld heeft deze minder strenge bepaling te mogen voorstellen. De heer van Harinxma thoe Slooten gelooft dat de heer Buma dit artikel niet het voorgaande verwart, dat op ver zamelingen binnen de bebouwde kom der gemeente ziet. Spr. houdt evenwel voldat het niet wenschelijk is om binnen een kleineren afstand van de openbare straat, dan 5 nieter, mest te bewaren zij 't ook voor het oog van den voorbijganger ver borgen. Hij stelt daarom voor om het woordje „of" achter straat" te doen vervangen door „en." De heer van Eijsinga kan zich daarmede niet vereenigen, vooral niet omdat de heer van Harinxma zich beroept op de hijgiène. Spr. vraagt of buiten de bebouwde kom een mest vaalt op 3 4 meter afstand van de weg meer inbreuk op hy giëne zal makendan eene op 5 h 6 of meer meters afstand. Niemand zal dat met grond kunnen beweren. Wel beschouwt spr. de zaak uit een oogpunt van welstand, en op dien grond zal hij voor het artikel stemmen. De heer van Sloterdijck gelooftdat de heer van Ha rinxma door het amendement zijn doel zal voorbij streven. Wanneer het woordje „of' door „en" wordt vervangendan zal het gevolg daarvan zijn dat alle mestvaalten die op klei neren afstand dan 5 meter van de openbare straat gelegen zijnmoeten worden verwijderd en dat verzamelingen die ver der bijv. op 20 meter afstand van de straat liggen door een muur of schutting moeten worden afgescheiden. Is dat niet de zorg voor de hygiene te ver gedreven alsof de lucht van de mest zich over zoo grooten afstand over de openbare straat zou verspreiden. Spr. wenscht het artikel onveranderd te be houden doch wil men eene veranderingdan zal men beter doen met de afstandsbepaling van 5 meter in te korten. De heer van Harinxma thoe Slooten is door de woorden van den geachten laatsten spreker bekeerden trekt zijn eerste amendement in doch stelt nu voor om de woorden „of door een muur of schutting van ten minste twee meter hoogte daarvan gescheiden" achter „straal" te roijeren. Hij blijft bij zijne straks uitgesproken meening, dat een erf, minder dan 5 meter diepongeschikt voor den aanleg van een mestvaalt is. Dit voorstel wordt ondersteund. De heer Duparc verwijst naar de toelichting op dit artikel, volgens welke de bedoeling van deze bepaling is, om lucht-, bodem en waterbederf te weren. Het is een middel om de mestvaalten op behoorlijken afstand van de openbare straat te doen aanleggen, of wel ze te maskeren, door een muur of schutting. Spr. vreest er ech ter voor, dat, bij weglating van deze woorden, velen in inoeijelijk- heden zullen geraken, want niet ieder heeft een erf ter lengte van 5 meter ter zijner beschikking. Daar men hier nog meer aan lucht-, dan aan bodembederf heeft te denkenzou spr. ze zoover mogelijk verwijderd willen hebben, doch er zal bij een kleinere ruimte althans gedeeltelijk in worden voorzien door het plaatsen van een muur of schutting tot de voorgestelde hoogte, waardoor de lucht meer naar boven zal trekken. De heer van Harinxma thoe Slooten doet nog op merken, dat juist de luchtbederving, in de toelichting genoemd, pleit voor spr.'s bewering en dat het bederven van de lucht en van den bodem er niet op zal verbeteren, door het plaatsen van een 2 meter hooge schutting. Bovendien zal buiten de be bouwde kom waarvan hier toch alleen sprake kan zijn, bij de wo ningen wel gelegenheid zijn om de mestvaalten op grooter af stand dan 5 meter van den weg aan te leggen. De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement van den heer van Harinxma wordt in stem ming gebragt en verworpen met 14 tegen 4 stemmen. Vóór stemden de heeren van Harinxma, Kuipers, Reeling Brouwer, en van der Scheer. Art. 47 wordt nu onveranderd goedgekeurd. Wegens het vergevorderd uur wordt de behandeling der overige artikelen tot eene volgende vergadering verdaagd. De voorzitter sluit hierop de vergadering. Boekdrukkerij van A. Jongbloedte Leeuwarden. a". __JL—1— Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 9 April 1887. 33 Tegenwoordig 17 leden. Voorzitter de heer P. Lycklama a Nijeholt, burgemeester. I. De notulen van de vorige op 22 Maart j.l. gehouden ver gadering worden gelezen en vastgesteld. II. Wordt medegedeeld 1. dat door Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd de raads besluiten a. tot wijziging der gemeentebegrootingdienst 1886. b. tot het doen van af- en overschrijving op de gemeente begrooting, dienst 1886. j 2. eene ciiculaire van Gedeputeerde Staten betreffende het [opmaken der kohieren van den hoofdei ijken omslag. De voorzitter deelt mededat burgemeester en wethouders [zooveel mogelijk daarop zullen letten. 3. dat de levering van 250000 waalstraatklinkert is gegund aan de firma Sleijster en Woltersom te Arnhem, voor f 12.80 de 1000 stuks. Deze mededeelingen worden voor kennisgeving aangenomen. III. Wordt ter tafel gebragt 1. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot wijzi ging der gemeentebegrooting, dienst 1887. Wordt besloten dit voorstel nog heden in behandeling te nemen. 2. Eer. verzoek van de voogden der stadsarmenkamer tot het doen van af- en overschrijvingen op de begrooting dier in stellingdienst 1886. Wordt ten fine van onderzoek en rapport gesteld in handen van de heeren Kuipers, Minnema Buma en Bekhuis. 3. Eene missive van de commissie van administratie der stads-bank van leeninghoudende verzoek om magtiging tot verbouwing van de perceelen nos. 13 en 15 aan de Heerestraat. Wordt ten fine van berigt en raad gesteld in handen van burgemeester en wethouders. 4. Een adres van den heer Mr. E. M. von Baumhauer om ontslag als voogd der stadsarmenkamermet een desbetreflend voorstel van burgemeester en wethouders. 5. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot afstand van eene strook gemeentegrond aan de Nieuweburen. De stukken sub 4 en 5 worden voor de leden ter visie ge legd om in eene volgende vergadering te worden behandeld. 6. Een advies der raadscommissie voor de réclames omtrent een bezwaarschrift tegen het 2e suppletoir kohier der directe belasting op het inkomen dienst 1886. Dit advies zal heden in geheime zitting worden behandeld. IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op roepingsbrief vermelde punten. 1Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging der gemeentebegrootingdienst 1887. De heer van Sloterdijck wenscht naar aanleiding van de voorgestelde wijzigingdie ten doel heeft om in de gemeente begrooting eene tijdelijke geldleening op te nemen eene op merking te maken. Spr. is omtrent dit voorstel dat heden is aangebragt, niet geprepareerd, doch stelt de vraag, of het wel aangaatom zonder bepaalde autorisatie van Gedeputeerde Sta ten eene tijdelijke geldleening aan te gaan en of een raadsbe sluit tot wijziging der begrooting daartoe voldoende is. Hebben burgemeester en wethouders daaraan wel gedachtvraagt spr. Zoo ja en hebben zij geen bezwaar daartegendan zal hij met het voorstel medegaan. De Voorzitter gelooft nietdat bij Gedeputeerde Staten daartegen bezwaar zal bestaan. In andere gemeenten wordt op gelijke wijze gehandelddat in de gemeentebegrooting bij de inkomsten eene tijdelijke geldleening wordt opgenomen en in de uitgaven wordt gebragt de aflossing en de te betalen rente. Er wordt dan zelfs geen plan van geldleening overgelegd. Vei ligheidshalve is dat hier bijgevoegd. Het betreft eene leening die in den loop van ditzelfde jaar zal worden afgelost en alleen word aangegaanom in eene tijdelijke behoefte aan kasgeld te voorzien. Dit is voor het oogenblik onvoldoendewegens de groote uitgaven in den aanvang van het jaardie niet door de ontvangsten gedurende dien tijd worden gedekt. Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel aangenomen. 2. Het primitief kohier der directe belasting op het inko men dienst 1887. In verband met de behandeling van dit punt, wordt de open bare vergadering tijdelijk gesloten. Na heropening van deze komt aan de orde 3. Voortzetting van de behandeling der verordening hou dende algemeene bepalingen van politie. (Zie bijlagen no. 2 en 3 tot het verslag van 's raads hande lingen). Alvorens tot de verdere behandeling over te gaan wordt het amendement van den heer Planlenga op art. 20, waar over in de vorige vergadering de stemmen hebben gestaakt opnieuw in stemming gebragt en wel met het resultaat, dat het wordt verworpen met 9 tegen 8 stemmen. Vóór stemden de heeren Minnema Buma OosterhofTDijkstra Bekhuis PlantengaBeucker Andreaev. d. Scheer en Meijer. Art. 20 wordt nu onveranderd goedgekeurd. Hierop komt aan de orde Art. 48. Wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf tien gulden 1. hij, die een secreet heeft langs de openbare straat, ten zij door een muur of schutting van ten minste twee meter hoogte daarvan gescheiden 2. hijdie eene waterlossing uit een huis of van een erf of ier uit een mesthoop op of over de openbare straat doet uitloopen. De heer TrO0l8tra vraagt aangaande deze bepaling eenige opheldering van de commissie. Hier zal n.l. verboden worden het hebben van privaten langs de openbare straattenzij door een muur of schutting daarvan gescheiden. Nu vestigt spr. de aandacht op Oldegalileën waar bij de verbetering van den toestand aldaar de privaten zijn geplaatst tegen eene schutting aandie ze echter niet van de openbare straat scheidt. Heeft men nu de woorden „langs de openbare straat" in dien zin te verstaan dat die privaten daar niet mogen blijven bestaan De heer van Sloterdijck zegt dat die woorden „langs de openbare straat" beteekenen belendende aan de openbare straat. De beantwoording van de vraag echter, of bestaande privaten niet ingerigt volgens de bepalingzullen mogen blijven bestaan, hangt geheel af van de locale toestanden. Bestaat er geen be zwaar tegenom ze te doen blijven bestaandan is bij art. 89 aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven, om ten aanzien van die privaten dispensatie van die bepaling te verleenen. Het artikel wordt daarop zonder hoofdelijke stemming onver anderd vastgesteld. Artt. 49 tot en met 51 worden zonder discussie onveranderd vastgesteld. Art. 52. Wordt gestraft met geldboete van ten hoogste tien gulden 1. hij, die puin, keizei, afbraakvoorwerpen, lakken of dergelijke brengt of neerwerpt op andere openbare plaatsen dan die daarvoor door burgemeester en wethouders zijn aange wezen 2. hij die van laatstbedoelde plaatsen gebruik maakt tus- schen vrijdagavond na zonsondergang en maandagmorgen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1887 | | pagina 1