Vergadering van Dingsdag 28 Junij 1887. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 14- Junij 1887 daarvan wordt in het strafwetboek met straf bedreigd. Heeft men er ooit van gehoorddat hierdoor zijop wie de verplig- ting rust, op het denkbeeld worden gebragt de aangifte maar niet te doen en zich aldus tegen de wet te vergrijpen De beraadslagingen worden hierop gesloten. Het amendement van den heer Star Busmann wordt nu in stemming gebragt en verworpen met 10 tegen 3 stemmen. Vóór stemden heeren Reeling BrouwerOosterhoff en Star Busmann. De heeren Menalda en de la Faille hadden tijdens de be raadslaging de vergadering verlaten. Art. 89. De commissie heeft voorgesteld om in dit artikel achter 03 sub 1° te voegen „64" en in de volgende alinea, ach ter 20 sub. 2° te lezen„33." Zij stelt nu nog nader voor om in laatstbedoelde alinea achter 52 sub 1° te voegen „en 2°", zulks naar aanleiding van het verlangenbij de behandeling van art. 52 door den heer Bekhuis te kennen gegeven. Aldus gewijzigd wordt het artikel vastgesteld. Art. 90. Den heer Star Busmann komt 't voordat hier eene lacune aanwezig is. Aan de brugwachters wordt op gedragen de zorg voor de naleving der bepalingen van art. 22 en 23, doch niet wordt genoemd art, 78 aan het slot, waar toch ook van bruggen sprake isen ten aanzien waarvan de brugwachters eveneens de aangewezen personen zijn om de overtredingen te constateren. Uit dezen hoofde stelt spr. voor, om bij dit artikel 90 aan de brugwachters ook nog de zorg voor de naleving van art. 78, aan het slot, op te dragendoor een voudige opname daarvan hier ter plaatse. De heer Troölstra geeft in overweging om dat artikel aan te houden en te renvoijeren aan de commissieten einde deze zal kunnen nagaan of in verband met aangebragte wijzigingen en noodzakelijke vernummering van artikelendit artikel wijzi ging of aanvulling behoeft. De heer van Sloterdijck verwijst naar sub 6° van het nader voorstel van de commissiewaarbij zij in overweging geeftaan burgemeester en wethouders op te dragende num mering der artikelen overeenkomstig de gevallen besluiten te wijzigen. Hij kan voorts namens de commissie mededeelendat zij geen bezwaar heeft tegen het voorstel van den heer Busmann tot aanvulling van dit artikel. De heer Duparc wenscht bij dit artikel eenigszins vooruit te loopen op eene beslissing in zake de heden aangeboden ont- werp-verordeomgen. Daarbij wordt n.l. voorgesteldom de zorg voor de naleving dier verordeningen niet langer zooals tot nu toe is geschiedbij de verordening op te dragen ook aan den commissaris van politie,/laar in artt. 8 en 10 van het wetboek van strafvordering de commissaris van politie is opgenomen onder hendie met het opsporen en vervolgen van strafbare feiten zijn belast. De verordening behoeft dus dien ambtenaar niet iets op te dragen waartoe hij reeds ingevolge de wet, krachtens zijne betrekking, is geroepen. Spr. stelt der halve namens de commissie voor, om de bepaling ten aanzien van den commissaris van politie uit dit artikel weg te laten. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten art. 90 vast te stellen met inachtneming van de door de heeren Busmann en Duparc voorgestelde wijzigingen. Artt. 91 en 92 worden zonder discussie onveranderd goed gekeurd. Alsnu wordt besloten dat do definitieve vaststelling der ver ordening in haar geheel in de volgende vergadering zal geschie den, nadat de vernummering van de artikelen na art. 64 en eventueel noodig gebleken verbetering van redactie zullen zijn aangebragt. 3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhandsche verhuring van de woning Raadhuisstraatje no. 5. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten behoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten, aan J. van der Geest alhier, onderhands voor het tijdvak, loopende tot 12 Mei 1888, in huur af te staan de woning plaatselijk gekwoteerd Raadhuisstraatje no. 5, tegen een huurprijs, berekend naar f 100 in het jaar en verder op de bestaande voorwaarden. 4. Benoeming van een voogd der stads-armenkarner. Door de voogden worden ter vervanging van den heer Mr. E. M. von Baumhauerdie wegens vertrek naar elders eervol ontslag heeft bekomen, aanbevolen de heeren 1 T. B. Plan- tenga, 2 Dr. S. Meindersma, 3 T. Otteina. Met algemeene stemmen (13) stemmen wordt eerstgenoemde benoemd. 5. Benoeming van een tijdelijk wethouder. De voorzitter stelt voor, over te gaan tot benoeming van een tijdelijken wethouder ter vervanging van den heer Mr. J. S. baron van Harinxma tlioe Slootendie tot herstel van gezondheid voor eenigen tijd de gemeente heeft verlaten. Het resultaat der gehouden stemming is dat de heer F. Plan- tenga met 12 stemmen wordt benoemd. Eón stem werd uit- gebragt op den heer Mr. J. Dirks. Wegens het vergevorderd uur worden de overige aan de orde zijnde punten tot eene volgende vergadering verdaagd. De voorzitter sluit de vergadering. Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden Verslag der handelingen van gemeenteraad Tegenwoordig 16 leden. Afwezig de heeren Mr. J. S. baron van Harinxma thoe Sloo ten, Jhr. Mr. G. van EysingaH. Kuipers en R. H. Dijkstra meten Mr. E. Star Busmann zonder kennisgeving. Voorzitter de heer P. Lycklarna a Nijeholtburgemeester. I. De notulen van de vorige op Dingsdag 14 Junij jl. gehou den vergadering worden gelezen en vastgesteld. II. Wordt medegedeeld en voor kennisgeving aangenomen 1. dat bij publieke aanbesteding het doen van graafwerken het leveren en leggen van riolen en buizen enz. voor de dem ping van eene sloot langs Tulpenburg, is gegund aan H. de Jong voor f 2435. 2. dat door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd het raads besluit tot onderhandsche verhuring van de woning Raadhuis straatje No. 5. 3. dat de overgangs-examens aan het gymnasium zullen plaats hebben op 45 en 6 Julij e. k. De voorzitter noodigt de heeren Mr. J. Dirks Mr. J. Min- nema BumaMr. E. Star Busmann Dr. N. Reeling Brouwer en Mr. J. C. Meijer uit tot bijwoning dier examens. 4. dat op 30 Junij 2 en 1G Julij e. k. de openbare lessen, respectievelijk aan de gemeentescholen no. 24 en 3 zullen worden gehouden. Tot bijwoning dier examens worden uitgenoodigd de heeren Jhr. Mr. G. van Eysinga J. J. BrungerH. Beucker Andreae R. H. Dijkstra en S. li. Hijlkema.die ook de openbare lessen aan de overige gemeentescholen hebben bijgewoond. 5. Berigt van den heer T. B. Plantengadat hij de benoe ming van voogd van de Stads-armenkamer aanneemt. G. dat nog zijn ingekomen 49 reclames tegen aanslagen op het primitief kohier der directe belasting op het inkomen, dienst 1887. Zijn gesteld in handen van de commissie voor de reclames. III. Wordt ter tafel gebragt een adres van den heer G. H. F. A. Gorbelijn Battaerd en 21 andere bewoners van woningen aan den Grachtswalhoudende het verzoekdat de raad bij het Provinciaal bestuur er op aandringedat dit vaarwater worde gezuiverd van bet daarin zich bevindend slijk. De Voorzitter stelt voor dit adres te stellen in handen van burgemeester en wethouders om berigt en raad. De heer van Sloterdijck geeft aan burgemeester en wet houders in overweging, om, indien tenminste daartegen bij hen geen bezwaar bestaat heden reeds een mondeling advies om trent dit adres uit te brengen. Spr. doet dit voorstel met het oog op de kort op handen zijnde zomervergadering der Provin ciale Staten want wordt het adres in handen van burgemees ter en wethouders gesteld dan zalmogt hun advies ten gun ste van adressanten zijn, een hiermede overeenstemmend raads besluit eerst in 1888 bij de Provinciale Stalen kunnen worden behandeld. De Voorzitter deelt mede, dat hij eerst heden dit adres bij de ingekomen stukken heeft ontvangen. Terstond heeft hij nagegaan wat omtrent het onderhoud en uitbaggeren van vaar waters vroeger is voorgevallen. In 1884 is eene missive van Gedeputeerde Staten ontvangen omtrent het wegruimen van slijk in de binnengrachten waaraan zij de verondieping van de buitengrachten toeschrijven. Toen trok deze aangelegen heid de aandacht van Gedeputeerde Staten. Daarover is toen eenige correspondentie gevoerd. Later, in 1885, is door bur gemeester en wethouders en in 1886 door spr. de aandacht van Gedeputeerde Staten gevestigd op de omstandigheiddal het slijk in door de gemeente loopende vaarwaters, bij de Pro vincie in onderhoud sterk toenam. Spr. zou hel wel de moeite waard achten dat de raad van deze correspondentie kennis nam en daarom heeft hij voorgesteld het adres ten fine van berigt en raad in handen van burgemeester en wethouders te te Leeuwarden van den 28 Junij 1887. 69 stellen. Deze hebben van het adres nog geen kennis kunnen nemen en zijn dus niet in staat nu reeds daaromtrent te ad viseren. Mogt de vergadering evenwel beter oordeelcn, dat het aan burgemeester en wethouders werd gerenvoyccrd ten fine van beschikkingdan zou dat misschien aanleiding kunnen ge ven dat deze zaak reeds in de aanstaande vergadering der Provinciale Staten kon worden behandeld. De heer Duparc is van eene andere opiniegeen van beide wegen wenscht hij in te slaan. Spr. heeft nu vernomen, dat burgemeester en wethouders dit adres en den toestand van het bedoelde vaarwater nog niet hebben besproken. Het heeft daardoor althans den schijn, alsof zij niet bekend zijn met dien toestandwantware deze inderdaad zoo slecht als de adres santen vermeenendan ware het op den weg van burge meester en wethouders gelegen geweest, om de zaak onder de aan dacht van het gewestelijk bestuur te brengen. Nu echter zou het geen goede houding zijndat het gemeentebestuur eerst dan zich zou wenden tot het collegiedat belast is met het onderhoud van dit vaarwaternadat van particuliere zijde daarop is aangedrongen. Spr. acht dus eenvoudige verwijzing van adressanten naar de autoriteitwelk deze zaak aangaat het eenige juiste besluit. Hebben burgemeester en wethou ders zich dan overtuigd van dien slechten toestand, niets belet hen, om ook van hunne zijde te bevorderen dat daaraan een einde kome. De gemeente is evenwel niet geroepenals pleiter bij eene andere autoriteit op te treden voor ingezetenen die zich over dien toestand hebben te beklagen. Terwijl zij zei ven er kennen dat het eene zaak van het Provinciaal bestuur is hadden zij zich direct tot dat bestuur moeten wenden. Spr. stelt daarom voor, de adressanten naar de Provinciale Staten te verwijzenwaarmede de zaak dan. hier als afgedaan kan worden beschouwd. De heer van. Sloterdijck had in overweging willen geven burgemeester en wethouders te magtigen, om, zoo zij daartegen geen bezwaar hadden, de noodige stappen te doen tot opheffing van de bezwaren van adressanten. Dit zou z. i. in de gegeven omstandigheden de beste weg zijn. Evenwel zou dit, volgens de opmerking van den heer Duparc, eene ver keerde houding zijn, omdat men daardoor het zou doen voor komen, alsof het gemeentebestuur wakker geschud ware door de adressanten. Tot deze veronderstelling echter beslaat geen gronddaar van den voorzitter is vernomen, dat het bestuur ter dege wakker is geweest en belang stelt in deze zaak. Nu hadden de adressanten zich wel direct tot de Provinciale Statón kunnen wendenhetgeen spr. erkent 'tvoor de hand lag, maar hij vindt het tóch in de practijk minder aan te bevelen daar de ondervinding heeft geleerd dat het voor particulieren dikwijls moeijelijk is op een verzoek een gewenscht antwoord te bekomen. De adressanten hebben dit zeer goed ingezien en zich daarom tot den raad die zeker gemakkelijker antwoord zal ontvangen gewend met het verzoek te willen bevorderen dat aan hun bezwaar worcle tegemoet gekomen. Het gemeen tebestuur kan wel degelijk tusschenpersoon zijn ten behoeve van ingezetenen, die zich in hunne nooden en behoeften tot hem wenden en zijn intermediair inroepen, waar het eene zaak van zoodanig belang, als de onderwerpelijke geldt. Daardoor is het tevens in de gelegenheid, die het niet ongebruikt mag laten voorbij gaan, om op nieuw in de bres te springen voor de belangen van vele ingezetenen. Spr. blijft dus bij zijn denkbeeld, dat de raad de adressanten niet naar de Provinciale Staten moet verwijzen. De lieer Troelstra kan het best medegaan met het voorstel van den heer Duparc, om de adressanten te verwijzen naar de Provinciale Staten of wel naar Gedeputeerde Staten daar hoort het adres thuis. Wordt het gesteld in handen van burgemees ter en wethouders dan zal altijd een geruimen tijd ingenomen worden voor een onderzoek naar de gegrondheid der grieven. Eerst wanneer dit blijkt zal de raad, ter voldoening aan den wensch van adressanten hunne belangen bij het Provinciaal bestuur kunnen voorstaan. Spr. is evenwel niet op de hoogte van de vroeger gevoerde correspondentie, het laatst door den voorzitter alleen, buiten burgemeester en wethouders om. Maar indien in 't laatst van 1886 klagten zijn ingekomen bij Gede-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1887 | | pagina 1