102
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 1G Augustus 1887.
oude heeft hij ook nooit vrede gehad. Het is waardat, wan
neer zijn denkbeeld gevolgd werd, de strafbare personen moeije-
lijkcr zouden zijn te vinden maar het zoude dit practisch nut
hebbendat lijdende kinderen de school niet bezoeken. Hij
toch kan constaterendat aan kinkhoest lijdende kinderen zel
den onder behandeling komen vóór dat de ziekte een tamelijke
hoogte heeft bereikt. Op wien rust dan de verantwoordelijk
heid De geneesheer is niet altijd bij den lijder woont
zelden de hoestbuijen bij en kan niet ligt eene verklaring geven.
De ouders echteren zeker ook de onderwijzers zijn beter in
de gelegenheid de lijders te hooren hoesten. Deze laatsten
verwijderen dan die kinderen van school en voorkomen op die
wijze het verspreiden der besmetting.
De Voorzitter stelt nu voor, om de verdere behandeling
van dit ontwerp aan te houdenom de ledendie bezwaren
tegen de verordening hebbende gelegenheid te geven eene
andere redactie te ontwerpen en voor te stellen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Alsnu worden vastgesteld de navolgende besluiten:
I. De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegendedat er, tengevolge van de invoering van het
wetboek van strafregtnoodzakelijkheid bestaat tot herziening
der verordening van politie op het begraven en de begraaf
plaatsen in de gemeente Leeuwarden, vastgesteld bij raadsbesluit
van 23 Junij 1870 (Gemeenteblad no. 9), gewijzigd bij raads
besluit van 24 April 1873 (Gemeenteblad no. 10);
Gezien artt. 7, 8, 26 en 28 der wet van 10 April 1869 1
(Staatsblad no. 65) en art. 24 der wet van 15 April 1886 j
(Staatsblad no. 64)
Besluit
Art. 8 der genoemde verordening te lezen als volgt
De overtredingen van de bepalingen dezer verordening worden
gestraft
die van artt. 1 2 en 3 met geldboete van ten hoogste 25;
die van artt. 45 en 6 met geldboete van ten hoogste ƒ15.
In art. 9 der genoemde verordening de woorden „aan den
commissaris en" te doen vervallen.
II. De raad der gemeente Leeuwarden,
Overwegende, dat er tengevolge van de invoering van het
wetboek van strafregt, noodzakelijkheid bestaat tot herziening
der verordening betreffende de verdeeling der gemeente Leeu
warden in wijken en de nummering der gebouwenvastgesteld
bij raadsbesluiten van 23 Maart en 13 April 1876 (Gemeenteblad
no. 4), gewijzigd bij raadsbesluit van 9 Mei 1877 (Gemeenteblad
no. 13);
Gezien art. 140 der gemeentewet en art. 24 der wet van 15
April 1886 (Staatsblad no. 64);
Besluit
Art. 8 der genoemde verordening te lezen als volgt
De overtredingen van de bepalingen dezer verordening wor
den gestraft met geldboete van ten hoogste ƒ5.
In art. 9 der genoemde verordening te doen vervallen de
woorden „den Commissaris."
III. De raad der gemeente Leeuwarden,
Overwegende dat ertengevolge van de invoering van het
wetboek van strafregt, noodzakelijkheid bestaat tot herziening
der verordening op de huizen van ontucht en de publieke vrou
wen te Leeuwarden vastgesteld bij raadsbesluit van 26 October
1876 (Gemeenteblad no. 16);
Gezien art. 135 der gemeentewet en art. 24 der wet van 15
April 1886 (Staatsblad no. 64);
Besluit
- In art. 22 1° der genoemde verordening de woorden „of in
staat van dronkenschap" te doen vervallen.
In het le lid van art. 32 der genoemde verordening de
woorden „den Commissaris en de verdere" te doen ver
vallen en vóór het woord beambten te stellen „de"
Art. 33 der genoemde verordening te lezen als volgt
De overtredingen van de bepalingen dezer verordening wor
den gestraft
die van artt. 3 en 7 met geldboete van ten hoogste 25 of
hechtenis van ten hoogste zes dagen
die van artt. 6, 8, 9, 10, 11, 12, al. 1 en 2, 13, 15,
16, 18, 19, 22, 24, 26, al. 1, en 28 met geldboete van ten
hoogste ƒ10 of hechtenis van ten hoogste drie dagen.
IV. De raad der gemeente Leeuwarden,
Overwegende dat ertengevolge van de invoering van het
wetboek van strafregt, noodzakelijkheid bestaat tot herziening
der verordening tot instandhouding van de goede orde op de
buitenpleinen van en de toegangen tot het spoorwegstation te
Leeuwarden, vastgesteld bij raadsbesluit van 9 November 1876
(Gemeenteblad no. 17)
Gezien art. 2 van het bij Koninklijk besluit van 27 October
1875 (Staatsblad no. 183) vastgesteld algemeen reglement voor
de dienst op de spoorwegen en art. 24 der wet van 15 April
1886 (Staatsblad no. 64);
Besluit
Art. 5 der genoemde verordening te lezen als volgt:
De overtredingen van de bepalingen dezer verordening worden
gestraft
die van art. 2 met geldboete van ten hoogste ƒ15;
die van art. 3 met geldboete van ten hoogste 10
die van art. 4 met geldboete van ten hoogste ƒ5.
Tusschen artt. 5 en 6 in te lasschen navolgend nieuw
Art. 6.
De zorg voor de naleving dezer verordening wordt opgedragen
aan de beambten van politie.
Art. 6 oud der genoemde verordening te veranderen in art.
7 en te lezen als volgt
Voor het overige zijn de bepalingen der verordening, hou
dende algemeene bepalingen van politie voor de gemeente Leeu
warden, ook op de buitenpleinen en de toegangen tot het spoor
wegstation van toepassing.
Art. 7 oud te veranderen in art. 8.
V. De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegendedat ertengevolge van de invoering van het
wetboek van strafregt, noodzakelijkheid bestaat tot herziening
der verordening op het houden of mesten van varkens binnen
de bebouwde kom der gemeente Leeuwarden vastgesteld bij
raadsbesluit van 27 November 1879 (Gemeenteblad no. 24);
Gezien art. 135 der gemeentewet en art. 24 der wet van 15
April 1886 (Staatsblad no. 64)
Besluit:
In het 1® lid van art. 1 der genoemde verordening het woord:
„zonder" te doen vervangen door „tenzij met".
Art. 3 der genoemde verordening te lezen als volgt
De overtreding van art. 1 wordt gestraft met geldboete van
ten hoogste 10 of hechtenis van ten hoogste drie dagen.
Art. 4 der genoemde verordening te lezen als volgt
De zorg voor de naleving dezer verordening wordt opgedra
gen aan de beambten van politic en die der stadsreiniging.
VI. De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende, dat er, tengevolge van de invoering van het
wetboek van strafregt, noodzakelijkheid bestaat tot herziening
der verordening regelende de politie op de openbare vermake
lijkheden, plaatsen van vereeniging van personen en van verlotingen
in de gemeente Leeuwarden vastgesteld bij raadsbesluit van
24 Januarij 1884 (Gemeenteblad no. 4)
Gezien art. 135 der gemeentewet en art. 24 der wet van
15 April 1886 (Staatsblad no. 64)
Besluit
In art. 11 der genoemde verordening de woorden„den
commissarisde inspecteurs en de verdere" te doen vervallen
en vóór het woord „beambten" te stellen „de".
Art. 12 der genoemde verordening te lezen als volgt:
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 10 Augustus 1887.
103
De overtredingen van de bepalingen dezer verordening worde»
gestraft
die van artt. 1 5 en 8 met geldboete van ten hoogste 25
die van artt. 36 en 9 met geldboete van ten hoogste ƒ15;
de overige met geldboete van ten hoogste 10.
VII. De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende dat er tengevolge van de invoering van het
wetboek van strafregtnoodzakelijkheid bestaat tot herziening
der verordeningregelende de politie op den in- en vervoer
den verkoop enz. van dood vee en van vleesch, visch en vruch
ten, waarvan het gebruik voor de gezondheid schadelijk kan
zijn, vastgesteld bij raadsbesluit van 24 Januarij 1884 (Gemeen
teblad no. 5)
Gezien art. 135 der gemeentewet en art. 24 der wet van 15
April 1886 (Staatsblad no. 64)
Besluit
In het 1® lid van art. 3 der genoemde verordening de woor
den „den commissarisde inspecteurs en de verdere" te doen
vervallen en vóór het woord „beambten.' te stellen „de".
In art. 6 der genoemde verordening achter het woord „amb
tenaren" te laten volgen „en beambten".
Art. 7 der genoemde verordening te lezen als volgt
De overtredingen van de bepalingen dezer verordening wor
den gestraft:
die van artt. 1 3 en 4 met geldboete van ten hoogste 25
die van art. 2 met geldboete van ten hoogste ƒ15.
De voorwerpenwaarmede de overtreding is gepleegdwor
den dadelijk in beslag genomen en bij veroordeeling, door den
regter verbeurd verklaardvoor zoover zij den veroordeelde
toebehooren.
VIII. De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegendedat ertengevolge van de invoering van het
wetboek van strafregtnoodzakelijkheid bestaat tot herziening
der verordening op de marktpolifie te Leeuwardenvastgesteld
bij raadsbesluit van 13 Maart 1884 (Gemeenteblad no. 13)
Gezien art. 135 der gemeentewet en art. 24 der wet van 15
April 1886 (Staatsblad no. 64)
Besluit
Art. 45 der genoemde verordening te lezen als volgt
De overtredingen van de bepalingen dezer verordening wor
den gestraft
die van art. 19 met geldboete van ten hoogste ƒ25 of hech
tenis van ten hoogste drie dagen,
die van art. 10 met geldboete van ten hoogste ƒ15;
die van art. 9, sub 3®11 18 21 23 24 27 39 41
sub 1° en 3®, 42 en 43 met geldboete van ten hoogste ƒ10.
die van artt. 9 sub 1° en 2®, 22, 25 29 30, 31 32,
35 36 40 en 41 sub 2® en 4® met geldboete van ten hoogste 5.
In art. 46 der genoemde verordening de woorden „den com
missaris de inspecteurs en de verdere" te doen vervallen en
vóór het woord „beambten" te stellen „de."
IX. De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende, dat er, tengevolge van de invoering van het
wetboek van strafregtnoodzakelijkheid bestaat lot herziening
der verordeningregelende de verpligting tot kennisgeving van
de verhuizingen binnen de gemeente Leeuwarden vastgesteld
bij raadsbesluit van 13 Maart 1884 (Gemeenteblad no. 14)
Gezien art. 140 der gemeentewet en art. 24 der wet van 15
[April 1886 (Staatsblad no. 64);
Besluit
Art. 3 der genoemde verordening te lezen als volgt
De overtreding dezer verordening wordt gestraft met geldboete
van ten hoogste ƒ5.
X. De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende, dat er, tengevolge van de invoering van liet
wetboek van strafregtnoodzakelijkheid bestaat lot herziening
der verordening van politie op het leggen der schepen en op
de scheepvaart in de gemeente Leeuwardenvastgesteld bij
raadsbesluit van 24 April 1884 (Gemeenteblad no. 17);
Gezien art. 135 der gemeentewet en art. 24 der wet van 15
April 1886 (Staatsrad no. 64)
Besluit
In art. 30 der genoemde verordening de woorden „commissa
ris en verdere" te doen vervallen.
Art. 34 der genoemde verordening te lezen als volgt
De overtredingen van de bepalingen dezer verordening wor
den gestraft
die van artt. 19 en 24 met geldboete van ten hoogste 20
of hechtenis van ten hoogste drie dagen
die van artt. 28 en 31 met geldboete van ten hoogste ƒ20;
die van artt. 3, 5, 15, 16, 18, 20, 21, 22, 23, 25 en
27 met geldboete van ten hoogste ƒ15.
die van artt. 4, 8, 9, 11 12 13 en 14 met geldboete van
ten hoogste 10.
die van artt. 6 en 17 met geldboete van ten hoogste ƒ5.
XI. De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegendedat er tengevolge van de invoering van het
wetboek van strafregt, noodzakelijkheid bestaat tot herziening
der verordening tot voorziening tegen en bij brandvastgesteld
bij raadsbesluit van 12 Maart 1885 (Gemeenteblad no. 7);
Gezien art. 135 der gemeentewet en art. 24 der wet van 15
April 1886 (Staatsblad no. 64)
Besluit
Art. 34 der genoemde verordening te lezen als volgt
Onverminderd het bepaalde bij art. 446 van het wetboek van
strafregt isingeval van brandieder verpligtonmiddellijk te
voldoen aan de bevelen van den opperbrandmeesterom de
dienst bij de brandbluschmiddelen te vervullen tegen eene later
te bepalen vergoeding, zoo die mogt worden verlangd.
Art. 35 der genoemde verordening te lezen als volgt
Onverminderd het bepaalde bij art. 446 van het wetboek
van strafregtzijn timmerlieden metselaars smeden en andere
ambachtslieden wier hulp de opperbrandmeester bij brand noo-
dig oordeeltverpligtonmiddellijk aan de hun daartoe gedane
bevelen te voldoentegen eene later te bepalen vergoeding
zoo die mogt worden verlangd.
In het 1® lid van art. 48 der genoemde verordening de woor
den „den commissaris, de inspecteurs en de verdere" te doen
vervallen en vóór het woord „beambten" te stellen „de".
Art. 49 der genoemde verordening te lezen als volgt
Overtreding van een der bepalingen van deze verordening
wordt gestraft met geldboete van ten hoogste 25 of hechte
nis van ten hoogste drie dagen.
Onder overtreding in den zin van het 1® lid van dit art.
worden mede verstaan het deelnemen aan de verboden en het
nalaten van de voorgeschreven handeling.
XII. De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegendedat er wenschelijkheid bestaat tot wijziging
van art. 9 der verordening op het aanleggenonderhouden en
gebruiken der openbare ijsbanen in de gemeente Leeuwarden, vast
gesteld bij raadsbesluit van 23 April 1885 (Gemeenteblad no. 10)
Gezien art. 135 der gemeentewet en art. 24 der wet van 15
April 1886 (Staatsblad no. 64)
Besluit
In het 1® lid van genoemd art. 9 de woorden: „den commis
saris de inspecteurs en de verdere" te doen vervallen en vóór
het woord „beambten" te stellen „de".
9. Ontslag van mej. J. M. E. Goukaals leerares aan de
Middelbare school voor meisjes.
De Voorzitter deelt mede dat omtrent dit verzoek om
ontslag het advies is ingewonnen van de commissie van toezigt
en den inspecteur op het middelbaar onderwijs, die te kennen
hebben gegeven, geene bezwaren daartegen te hebben.
Hij stelt nu namens burgemeester en wethouders voor te be
sluiten aan mej. J. M. E. Gouka, overeenkomstig haar verzoek,
met ingang van 1 October 1887 eervol ontslag te verleenen
als leerares in de Ncderlandsche taal en letterkunde aan de
Middelbare school voor meisjes alhier.
Dienovereenkomstig besloten.
De voorzitter sluit hierop de openbare vergadering.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.