112
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 6 September 1887.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den C September 1887.
113
ring aanwezig is, zal van zijne benoeming ten spoedigste ken
nis worden gegeven.
2. Benoeming van een ambtenaar van den burgerlijken stand we
gens periodieke aftreding als raadslid van den heer Mr. J. Dirks.
De lieer Dirks wensclit een enkel woord in het midden te
brengen. Het is misschien wel wat indiscreet om, vóórdat de
vacature vervuld iser iets over te zeggen maar als zij ver
vuld islaat het reglement van orde niet toe te bedanken.
Spreker heeft de betrekking van ambtenaar van den burgerlij
ken stand \ele jaren met genoegen waargenomen en zou ook nu
geen bezwaar hebben haar weer bij eene herbenoeming aan te
nemen. Doch hij heeft verleden jaar een groot verlies gele
den waarna hij de daardoor ontstane eenzaamheid afwisselt
door van tijd tot tijd uit stad te gaan. Belet hem dit al niet
om zoo trouw mogelijk de raadsvergaderingen bij Ie wonen
het is wel een bezwaar om de betrekking van ambtenaar van
den burgerlijken stand goed te vervullen. Een ambtenaar van
den burgerlijken stand toch moet zooveel mogelijk in de
stad zijn. Spr. nu bezoekt in den laatsten tijd meerma
len zijne kinderen te Zutphen en woont van tijd tot tijd ver
schillende wetenschappelijke vergaderingenvooral te Amster
dam, en elders bij. Deze zijn de redenen waarom hij bezwaar
maakt tegen eene herbenoeming. Hij laat het nu aan de ap
preciatie der heeren over in hoever deze redenen te billijken
zijn om hem niet weder te benoemen.
De Voorzitt0r verzoekt de leden hiervan nota te nemen en
spreekt een woord van waardering uit voor hetgeen de heer
Dirks in zijne betrekking van ambtenaar van den burgerlijken
stand heeft verrigt.
Alsnu overgaande tot stemming blijkt, dat de heep mr. J. S.
baron van Harinxina thoe Slooten met 15 stemmen is benoemd
tot ambtenaar van den burgerlijken stand. Op den heer Mr.
J. Dirks werd ééne stem uitgebragt.
Benoeming van drie leden der commissie voor de gemeente
lijke gasfabriekwegens periodieke aftreding als raadsleden van
de heeren J. J. B rung erMr. J. Dirks en W. J. Oosterhojj
Worden benoemd: de heeren J. F. H. Bekhuis met 14, Mr.
J. Dirks met 15, W. J. Oosterhoff met 15 stemmen.
4. Benoeming van twee leden der commissie voor het ste
delijk muziekkorpswegens periodieke aftreding als raadsle
den van de heeren Mr. J. Dirks en G. Menalda Azn.
Met 15 van de 16 stemmen worden wederom tot leden der
voormelde commissie benoemd de heeren mr. J. Dirks en G.
Menalda Azn.
5. Benoeming van de commissie voor openbare werken.
De aftredende leden, de heeren mr. J. Dirks J. F. H. Bek
huis en G. Menalda Azn. worden met 15 stemmen herbenoemd,
terwijl ter vervulling der vacature Brungerde heer R. H.
Dijkstra wordt benoemd met 10 stemmen. Vier werden uit
gebragt op den heer Plantenga en twee op den heer S. H.
Hijlkema.
6. Benoeming van leden der Commissie voor het ontwerpen
van strafverordeningen.
Met 15 van de 16 stemmen worden alle aftredende leden,
zijnde de heeren A. Duparc, mr J. L. van Sloterdijckmr. J.
Minnema Buma en mr. J. G. Meijer, herbenoemd.
7. Benoeming van de commissie voor de gemeentelijke be
waarscholen.
Alle aftredende leden t. w. de heeren J. van der Scheer
Mr. J. G. Meijer, Dr. J. Baart de la Faille en H. Beucker
Andreaeworden met 15 van de 16 stemmen herbenoemd
8. Regeling van de rangorde van zitting in de vergadering.
Bij loting wordt toegewezen
plaats no. 1 aan den heer A. Duparc.
2 Mr. J. L. van Sloterdijck.
3 Jhr. Mr. G. van Eijsinga.
plaats no. 4 aan den heer Dr. J. Baart de la Faille.
5
J. J. de Lange.
n
0
J. Theunisse.
7
H. Kuipers.
8
G. Menalda Azn.
9
J. F. H. Bekhuis.
1(1
F. Plantenga.
11
R. H. Dijkstra.
12
Mr. J. Minnema Buma.
n
13
n
n
H. Beucker Andreae.
n
14
n
Mr. J. Dirks.
15
n
Mr. J. G. Meijer.
16
S. H. Hijlkema.
17
1»
W. J. Oosterhoff.
18
J. v. d. Scheer.
9. Verdeeling van den Raad in sectiën.
De gehouden loting heeft tot resultaatdat worden aangewe
zen
a. tot leden der Ist® sectie, waarvan de burgemeester voor
zitter is, de heeren S. H. Hijlkema, J. J. de Lange, J. Theu-
nisseA. DuparcMr. J. G. MeijerJ. v. d. Scheer en Mr. J.
S. baron van Hannxma thoe Slootenwethouder.
b. tot leden der 2de sectie de heerenMr. J. Dirks Jhr.
Mr. C. van Eijsinga W. J. OosterhoffMr. J. L. van Sloter
dijck H. Beucker AndreaeG. Menalda Azn en tot voorzitter
de heer J. Troelstrawethouder.
c. tot leden der 3d® sectie de heeren: H. Kuipers, Mr. J.
Minnema Buma, F. Plantenga, J. F. II. Bekhuis, R. H. Dijk
stra, Dr. J. Baart de la Faille en tot voorzitter de heer Dr.
N. Reeling Brouwerwethouder.
10. Voorstel van burgemeester en wethouders tot afstand van
grond voor den bouw van den watertoren der drinkwaterleiding.
De conclusie van dit voorstel luidt
Voorbehoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten
aan de heeren G. VV. van Barneveld Kooij Jr. en Th. A. v. d.
Broek te Amsterdamconcessionarissen van de drinkwaterlei
ding binnen de gemeente Leeuwarden ten behoeve van den
bouw van den watertoren voor den tijd waarvoor de conces
sie is verleend gratis in gebruik af te staan het zuidelijk ge
deelte van het perceel weiland ten kadaster bekend gemeente
Leeuwarden in sectie G no. 4327tot eene oppervlakte van
hoogstens 1180 centiare, op voorwaarden, nader door burge
meester en wethouders vast te stellen.
De heer van Sloterdijck deelt mededat de kennisne
ming van de stukken bij hem eene vraag heeft doen rijzen. Die
vraag vindt haar oorsprong in de omstandigheid dat bij het
voorstel eene dubbele teekening is overgelegd. Een hiervan be
hoort er bij. De vraag is n.lzal bij aanneming van dit voor
stel de wijsheid niet door de zuinigheid worden bedrogen Als
hij de teekeningen inziet en aanneemtdat ze het plan weêr-
geven dat burgemeester en wethouders wenschen uit te voe
ren als de watertoren voltooid isdan zal dit gebouwvolgens
eene teekening, die bij den boekhandelaar EekhofT te zien was,
tamelijk sierlijk zijnen door een aanleg er om heen aan het
gezigt onttrokken wordenwat minder schoon is. Met dien
aanleg zou naar spr. meentdeze toren beter passen in het
midden van het weilanddan op een hoek zooals burgemees
ter en wethouders voorstellen. Spr. merkt verder uit de stuk
ken opdat hij zegt niet bij het dagelijksch bestuurmaar
bij de voorbereiding van de behandeling der zaak, wel een dege
lijk inzigt heeft bestaan om den toren in het midden te plaat
sen. Dit blijkt uit het advies van den Directeur der Gemeente
werken. Deze ambtenaar bepaalt zich bij het uitbrengen van
zijn advies nadrukkelijk tot het zuidelijk gedeelte omdat hem
niet gevraagd iswaar de toren op het land staan zou maar
onder welke voorwaarden hij op het zuiden van het land moet
worden gebouwd. Alvorens nu een amendement in te dienen
zou het spr. aangenaam zijn te vernemenin hoever zijn ver
moeden juist is, dat er een dubbel gevoelen bestaan heeft om
trent de juiste plaats. Daargelaten of de zuidoostelijke hoek
met unanieme stemmen is aangewezenwaarnaar het geen
pas geeft te vragennu burgemeester en wethouders niet uit
eigen beweging het mededeelen wenscht spr. wel te weten of
er besprekingen hebben plaats gehad over het plaatsen van den
toren in het midden van het land.
De Voorzitter is gaarne bereid de gedane vraag te be
antwoorden. Burgemeester en wethouders hebben ten vorigen
jare een besluit genomen vóói dat het technisch ontwerp der
waterleiding was aangeboden. De concessionarissen moesten
weten waar de toren zou staanvóór zij het technisch ontwerp
konden inzenden. Het gevolg er van is geweest, dat burge
meester en wethouders een voorstel bij den Raad hebben inge
diend om den toren in hel plantsoen bij het Stationsemplacement
te plaatsen. De raad heefl echter later beslist, dat de toren in
het land, behoorende bij de herberg de „Klanderij" zou staan.
Dat is in een vorm geschied, waardoor nog niet bepaald grond
werd afgestaan. De grond werd alleen aangeboden. Vandaar
nu het voorstel tot afstand van grond. Toen zoodanig besluit
genomen was meenden burgemeester en wethoudersdat de
aanwijzing van de juiste plaats een onderdeel van het technisch
ontwerp was. Bij dat collegie bestond verschil van gevoelen
omtrent de vraag of de toren in het midden of op het eind
van het land zou worden gebouwd. De directeur der gemeen
tewerken vond het mooier in het midden van het land omdat
dit was in de rigting van den Stationsweg; hij meende dat
het eene verfraaijing zou zijn daar den toren te hebben. Een
lid van hot collegie van burgemeester en wethouders was er
voor den toren in het midden van het land te plaatsende
meerderheid, die dat groote, zware gebouw niet zoozeer als
eene verfraaijing beschouwde, was voor de aanwijzing van den
Zuidoosthoekte meer wijl daardoor een belangrijk stuk van
het land behouden bleef, wat niet het geval zou zijn indien de
toren in het midden werd gebouwd. Met het oog alzoo op de
opbrengst van de Klanderij en den welstand aldaar, meende de
meerderheid dat de zuidoosthoek de geschikste plaats zou zijn.
Intusschen hebben de concessionarissen en de ingenieur, die
het als eene verfraaijing beschouwden den loren in het midden
te hebben nog eene zwakke poging daartoe gedaan door de
inzending van teekeningen, met eene beplanting er om heen.
Spreker kan voorts mededeelendat de concessionarissen
volstrekt niet van plan zijn voor hunne rekening eene beplan
ting rondom den toren aan te brengen. Dat zou later welligt
van gemeentewege kunnen geschieden, doch daartoe bestaat bij
burgemeester en wethouders nog geen plan. Mogt dit latei-
het geval worden, dan zou men zich kunnen bepalen tot het
plaatsen van eenige boomen om den toren. Nu wordt enkel
afstand van grond en wel het zuidelijk gedeelte van het land
bij de Klanderijvoorgesteld.
De heer de la Faille dank zeggende voor de ontvangen
inlichtingen, wil nog even wijzen op een argument, dat nog
niet in het debat is, maar wal hij uit de memorie van toelich
ting put, en hetwelk voor de plaatsing op het midden van het
I land zou pleiten. Het is nl. de groote nabijheid van den spoor
weg indien de toren op het zuidelijk gedeelte wordt gesticht.
Dit argument schijnt bij den ingenieur zóó zwaar te wegen, dat
I hij vreest, dat de toren bij uitbreiding van het spoorwegemplace-
I ment zal moeten worden afgebroken. Het komt spr. voordat
I dit argument nog al van belang is en daarom meent hij dat
I het wel eens mag besproken worden. Men zal zich z.i. wel twee-
I maal moeten bedenkenvóór het zuidelijk gedeelte als plaats
I voor den bouw van den watertoren te bestemmen. Spr. vraagt
I in hoever eventueel het afbreken van den watertoren voor re-
I kening der gemeente kan komen.
I De heer Bekhuis heeft het bezwaardoor den heer de la
I Faille aangehaald, ook in den bij de stukken gevoegden brief
Ivan de concessionarissen gelezen. Hij is echter van oordeel
Idat dit bezwaar van weinig beteekenis is, nu het spoorweg-
Iemplacement in den jongsten tijd zulk eene groote uitbreiding
Iheeft gekregen, dat het tijdens de eerstkomende geslachten wel
Inict verder uitgebreid zal behoeven te worden. Spr. wijst er op,
Idat nog zeer onlangs in deze vergadering is besloten dat een
■uitbreiding plaats zal hebben aan de zijde van het aschland en
mogt er nu later al verdere uitbreiding noodig zijn dan zou
die zeker ook aan dien kant geschieden. De brug over de Pot-
i large ligt zoo digt in de nabijheid, dat echter eene uitbrei
ding ook om die redenen aan deze zijde niet is te verwachten.
De heer Halbertsma heeft dit argument wel aangehaald doch
spreker gelooft, dat de toren veilig op het zuidelijk gedeelte kan
gebouwd wordenzonder dat er vrees behoeft te bestaandat
hij later zal moeten worden afgebroken.
De heer Reeling Brouwer deelt mededattoen hij
wethouder werd deze zaak reeds bij burgemeester en wethou
ders in behandeling was geweest. Met de beslissing was even
wel gewacht tot de nieuwe wethouder had zitting genomen
omdat het collegie niet eenstemmig in de keuze der plaats
was. De beslissing hing alzoo van hem af. Spr. gat de voor
keur aan de thans voorgestelde plaats omdat z. i. het land
bij de Klanderij verloren zou gaanindien de toren in het mid
den werd geplaatst. Het land is nu nog geen pondemaat
groot en zal door den bouw van den toren met 1180 centiare
verkleind worden. Wordt het geheel door den bouw van den
watertoren ingenomen, dan is de herberg de Klanderij als zoo
danig niet meer te verhuren. Meent de raad intusschen dat
het midden geschikter plaats is hij zal er zich bij neerleggen,
doch het gebouw zalwaar het ook geplaatst wordenimmer
bijdragen tot verfraaijing der stad.
De heer van Sloterdijck zou zich haast geneigd gevoe
len nog eene vraag tot den Voorzitter te rigtenomdat het
door dezen gesprokene bij hcni het vermoeden wekt, alsof bur
gemeester en wethouders van oordeel zijndat de juiste aan
wijzing der plaats voor den toren aan hun behoort. Als de
Raad tot afstand van grond besluitdan hebben burgemeester
en wethouders niet de juiste plaats aan te wijzen, maar be
hoort dit door den Raad te geschieden omdat die grond in
het besluit juist moet worden omschreven.
Er is spr. uit de verstrekte inlichtingen geblekendat
zijn vermoeden niet onjuist isnamelijk dat men tracht
zoo weinig mogelijk land van de Klanderij at te nemen.
Nu heeft de heer Reeling Brouwer zelf gezegd, dat dit stuk
land nog geen pondemaat groot is. Als men daarvan nu den
grond voor den watertoren afneemtdan blijft er al weinig van
over. Dit zal echter niet van veel invloed zijn op de huur van
de Klanderij. Het land is voor den gebruiker van weinig waarde.
Het gras wordt gemaaid, maar heiland weinig als weide gebruikt.
Gedurende de vóórlaatste kermis stond er een paardenspel op.
Spreker ook stelt zich van de sierlijkheid van het gebouw niet
veel voormaar des te noodzakelijker is het, om het door be
planting gedeeltelijk voor het oog te bedekken, maar vooral om
het regt tegenover althans één weg te plaatsen. Als men met
een leelijk gebouw te doen heeftdan is het een dubbele mis
stand als het misplaatst wordt en is een gebouw min of meer
fraai, dan kan men het door gunstige plaatsing soms nog ver-
fraaijen. Spreker stelt voor, om in de conclusie van het voorstel
van burgemeester en wethouders in plaats van zuidelijk- te le
zen wMr/engedeelte.
De Voorzitter wenscht den heer van Sloterdijck met een
enkel woord te beantwoorden. Hij wil volstrekt geen inbreuk
maken op de bevoegdheid van den raad. Echter zou indien
de raad de juiste plaats aanwees, min of meer worden afge
weken van een vroeger raadsbesluit en wel van art. 9 der voor
waarden waarop concessie is verleend voor den aanleg eener
drinkwaterleiding Die voorwaarde luidt„Den concessionaris
wordt toegestaan den watertorente bouwen op een nader in
overleg met het Gemeentebestuur te kiezen en door de ge
meente gratis in gebruik te geven terrein en de buizen der
waterleiding te leggen in de openbare wegenpleinen en ver
dere gronden en wateren aan de gemeente toebehoorende, over
eenkomstig de aanwijzing en voorschriften hem daarbij door
burgemeester en wethouders te geven blijvende enz."
Deze voorwaarde is door burgemeester en wethouders zóó
opgevat, dat zij de juiste plaats konden aanduiden. Men kan
echter eene andere opvatting hebben. Spreker zal niet betwis
ten het regt van amendement, maar dat zou toch altijd eene