Vergadering van Dingsdag 27 September 1887.
118
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den ld September 188/.
Art. 8.
De zorg voor de naleving dezer verordening wordt opgedragen
aan de beambten van politie en aan die in het stadsziekenhuis.
Hun werdt de last verstrekt om tot dat einde de woningen
der ingezetenen huns ondanks binnen te tredenmits daarbij
worden in acht genomen de voorschriften der wet van 31 Au
gustus 1853 (Staatsblad no. 83).
De uilvoering van dezen last mag ten allen tijde plaats hebben.
Art. 9.
De overtredingen van de bepalingen dezer verordening wor
den gestraft met geldboete van ten hoogste f 25 of hechtenis
van ten hoogste drie dagen.
Art. 10.
Met het in werking treden dezer verordening is vervallen de
verordening tot voorkomingwering en beteugeling^ van be
smettelijke ziektenvastgesteld bij raadsbesluit van 27 Novem
ber 1879 no. 18 (gemeenteblad no. 21 van 1879).
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den oproe
pingsbrief vermelde punten.
1. Rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek van
de begrooting der d.d. schutterijdienst 18S8.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt overeenkom
stig de conclusie van dit rapport besloten
die begrooting goed te keuren en vast te stellen in ontvang
en uitgaaf tot een bedrag van f 4951.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot bepaling der
rente van aan de Stads-bank van leening uit de gemeentekas
geleende gelden.
Burgemeester en wethouders stellen daarbij voor te besluiten:
de rente, door de Stads-bank van leening, verschuldigd voor
geldendie ten behoeve dier instelling uit de gemeentekas wor
den opgenomen met ingang van den 1® Januarij 1888 te be
palen op 4 °/0 in het jaar.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot verbreeding
van den toegang naar- en vergrooting van de speelplaats bij
de gemeenteschool no. 9.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt overeenkom
stig dit voorstel besloten
a. het gebouw, plaatselijk bekend Kalvergloppe no. 183,
terstond na de expiratie van den loopenden huurtijd zijnde 12
Mei 1888te doen amoveren.
b. het terrein openvallende door de amotie van het gebouw
Kalvergloppe no. 183, en den daarbij behoorenden open grond
te bestemmen tot vergrooting van de speelplaats der gemeente
school no. 9.
c. den toegang tot die speelplaats te verbreedendoor eene
strook grond van den tuinbij K. J. Bosnia in huuraf te
scheiden en te voegen bij den tegenwoordigen toegangsweg.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot amotie van
twee woningen in de Rochebrunesteeg
Wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming besloten
Burgemeester en wethouders te magtigen de woningen, plaat
selijk gekwoteerd Rochebrunesteeg nos. 1 en 3, kadastraal bekend
gemeente Leeuwarden in sectie G no. 410 en 411 te doen amo
veren op zoodanigen tijd en op de wijze als zij in het belang
der gemeente wenschelijk achten.
5. Rapport der commissie voor de reclames omtrent be
zwaarschriften tegen het primitief kohier der directe belasting
op het inkomen, dienst 1887.
In verband met de behandeling van dit punt wordt de open
bare vergadering tijdelijk gesloten.
Na heropening van deze komt aan de orde
6'. Voorstel van burgemeester en wethouders betreffende de
tijdelijke vervanging van Mej. G. A. Br tinne leerares aan
de Middelbare school voor meisjes.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten
goed te keuren, dat de lessen van Mej. G. A. Brunne, leerares
j in de aardrijkskunde en geschiedenis aan de Middelbare school
voor meisjes alhier tijdelijk doch hoogstens voor den cursus
1887/88, gedurende haar verlof tot herstel harer gezondheid
voor hare rekening worden waargenomen door den heer J. 1
Hoekstra, te Apeldoorn.
De voorzitter sluit hierop de vergadering.
Boekdrukkerij van A Jo7igbloed Leeuwarden.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 27 September 18g7.
119
Tegenwoordig 18 leden.
Afwezig de heer en J. van der Scheer en W. J. Oosterholï,
met, en de heer Dr. J. Baart de la Faille zonder kennisgeving.
Voorzitter de heer P. Lycklama ii Nijeholtburgemeester.
I. Aan de orde wordt gesteld de beëediging van den heer
J. J. de Lange, nieuw benoemd raadslid.
Nadat deze door den secretaris ter vergadering is binnen ge
leid, deelt de Voorzitter hem mede, dat tegen zijne toelating
geene bezwaren zijn ingebragt er. noodigt hem uit af te leggen
de eedenbedoeld bij art. 83 der grondwet en art. 39 der
gemeentewet, waaraan dcor hem wordt voldaan.
De Voorzitter wenscht hem daarop geluk met de aanvaarding
dezer betrekking, hoopt, dat het vertrouwen der kiezers niet zal
worden beschaamd en het hem gegeven zij gedurende langen
tijd werkzaam te zijn in het belang der gemeente.
De heer de Lange neemt hierop zitting.
II. Wordt aan de vergadering medegedeeld en voor kennis
geving aangenomen
1. Eene resolutie van Gedeputeerde Staten, waarbij het besluit
van den raad van 10 Augustus jl. omtrent de vergunning tot
het plaatsen van eene kiosk bij het spoorwegstation, voor ken
nisgeving wordt aangenomen.
2. Berigt van Gedeputeerde Staten, dat bij hen is ontvangen
een afschrift van de verordening tot voorkoming, wering en be
teugeling van besmettelijke ziekten.
3. Dat door burgemeester en wethouders de concessie voor
de drinkwaterleiding onder bepaalde voorwaarden is overgedragen
aan de naamlooze vennootschap „De Leeuwarder waterleiding
maatschappij."
III. Wordt ter tafel gebragt
1. Een adres van Mej. H. de Haan om eervol ontslag als
onderwijzeres aan de gemeenteschool no. 10.
2. Een adres van H. Steiïensom eene strook gemeente
grond gelegen langs woningen op Tulpenburg, in eigendom te
bekomen.
Beide adressen worden in handen van burgemeester en wet
houders gesteld om berigt en raad.
3. De begrooting voor het nieuwe stads-weeshuis dienst
1888.
Wordt ten fine van onderzoek en rapport gesteld in handen
van de heeren van Sloterdijck, Ooste noff en Theunisse.
4. Eene wijziging van de begroeting voor de administratie
der stads-bank van leening, dienst 1837.
Wordt ten line van onderzoek en rapport gesteld in handen
van de heeren van der Scheer, Kuipers en Meijer.
5. Een voorstel van burgemeester en wethouders, naar aan
leiding van een verzoek van het Nederlandsch Israelietisch
kerkbestuur tot het leggen van eene sloep op gemeentegrond
langs de godsdienstschool op het Jacobijner Kerkhof.
6. Alsvoren tot wijziging der instructie voor den directeur
der gemeentewerken.
7. Alsvoren naar aanleiding van het adres van J. Rienks e.a.
om het gebruik der weeghuisjes te bevorderen.
8. Alsvoren om over te gaan tot uitloting van twee aan
deden van eene geldleening.
9. Alsvoren naar aanleiding van het adres van het bestuur
der vereeniging „de Harmonie", om gedeeltelijke kwijtschelding
der recognitie over 1888.
10. Eene aanbevelingslijst van benoembaren voor de betrek
king van leerares in de Nederlandsche taal en letterkunde aan
de Middelbare school voor meisjes.
11. Advies van de raadscommissie voor reclames omtrent
bezwaarschriften in beroep en bij den raad ingekomen tegen aan
slagen in de directe belasting op het inkomen.
De stukken sul) 511 worden ter visie gelegd, om
in eene volgende vergadering te worden behandeld.
12. Eene nota van den heer A. Duparc omtrent eene conversie
van het grootste gedeelte der gemeentelijke geldleeningen.
Deze notawaarvan heden de., leden een afschrift is uitge
reikt in de sectiën tegelijk met de gemeente-begrooting voor
1888 te behandelen.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van het op den oproe
pingsbrief vermelde punt.
Rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek der be
grooting voor de stads armenkamer, dienst 1888.
De conclusie van dit rapport luidt
1de subsidie van de stads armenkamer voor het jaar 1888
te bepalen op f 30,355.90 en vast te stellen liet bijgevoegd
ontwerp-besluit.
2. de door heeren voogden in duplo ingediende begrooting
voor 1888 goed te keuren zoo in ontvang als in uitgaaf tot
een bedrag van 37,000.17.
De heer V8.I1 Slotordijck wenscht naar aanleiding van
dit rapport tot de commissie eene vraag te rigten nl. of deze
het niet zoude kunnen goedvinden, en meer overeenkomstig
hare bedoeling achten, indien aan hare conclusie nog eenderde
punt werd toegevoegd, en wel om aan burgemeester en wet
houders op te dragen de bedenkingen, door de commissie in
haar rapport neórgelegd, aan de voogden van de armenkamer
mede te deelen. De opmerking toch omtrent het onderscheiden
der weekgelden in gewone en buitengewone, acht spr. niet on
gegrond doch indien zij tot het rapport blijft beperkt, en niet
ter kennis van de voogden wordt gebragt, dan zijn deze niet in
de gelegenheid daarvan bij het opmaken van de volgende be
grooting nota te nemen. Spr. geeft dit denkbeeld der commissie
aan de hand die zeker al het belang harer opmerking zal
appreciëren en hij zal het aan haar geheel overlatenkeurt
zij de bedoelde toevoeging onnoodig. dan zal spr. zelf daartoe
het voorstel niet doen.
De heer Menalda zou niet tegen deze toevoeging van een
derde punt van concliisie zijnindien het hem na den wenk, in
het rapport gegeven noodzakelijk scheen. De commissie was
echter van oordeel dat, hoewel de voogden in het vorige jaar
omtrent eene toen gemaakte dergelijke opmerking onkundig
waren gebleven de opmerkingzooals zij nu in dit rapport is
gemaakt, zoude voorkomen dat de voogden thans daarmede op
nieuw onbekend zouden worden gelaten. In dat vertrouwen
hebben zij dan ook geen voorstel gedaan overeenkomstig het
denkbeeld van den heer van Sloterdijck. Vooral nu na de
gegeven toelichting, zal het niet noodig zijn. Is echter de raad
van eene andere zienswijze, spr. noch zijne medeleden der
commissie zullen daartegen eenig bezwaar hebben, maar zooals
hij zoo even zeide, zij vertrouwen, dat burgemeester en wet
houders, ook zonder dat tot het een bepaald punt van conclusie
wordt gemaakt van de gedane opmerking aan de voogden
der armenkamer medcdeeling zullen doen.
Hierop worden de beraadslagingen gesloten en wordt het
voorstel der commissie zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
V. De heer Hijlkema brengt, na bekomen verlof van de ver
gadering, eene zaak ter sprake, die niet aan de orde van den
dag is. Hij wenscht nl. met het oog op de aanstaande win-
ter-campagne de aandacht te vestigen op de inrigting der
schouwburg-localiteiten in deze gemeente. De vrees voor eene
onvoldoende inrigting is na de vele schouwburgbranden in den
laatsten tijd zeker niet ongegrond. Het is toch algemeen be
kend dat het groote getal slagtoffers bij die branden veelal
het gevolg was van de slechte inrigting dier gebouwen. Teregt
is men dan ook, naast het nemen van maatregelen tot voor
koming van brand overal begonnen met een streng onderzoek
in te stellen omtrent de inrigting der schouwburgen opdat het
publiek bij het eventueel uitbreken van een brand zich gemak
kelijk uit die gebouwen zal kunnen verwijderen.
Nu rijst de vraaghoe is het gesteld met de localiteiten in
deze gemeente Zijn deze allen zoodanig ingerigt, dat men die