Vergadering van Dingsdag 24 Januarij 1888. 4 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 10 January 1888. 't Schijnt evenwelof de sprekers hier willen concurreren op stuk van eerbied voor verordeningen en 'besluiten van den raad. Spr. gelooftdat ieder eerbied daarvoor heeftzij 't ook dat de wegen verschillen en de argumenten afwijken. Waar spr. zelf over eerbied voor eigen werk heeft gesproken daar sprak hij als lid van de commissiedie de verordening voorbereid en de vaststelling van de verbodsbepaling van art. 82 voorgesteld heeft. Zij vond geene argumenten krachtig genoeg om haar vroeger voorstel te wijzigen. Spr. onderschrijft overigens geheel de zienswijze van den heer Troelstra, dat, waar eene leemte bestaatdeze zoo spoedig mogelijk moet worden verholpen. Maar juist over die praemisse beslaat nu verschil; het staat n.i. niet vast, dat er eene leemte is in dit artikel, dat, het is reeds gezegd, niet in het voorbijgaan is vastgesteld maar na rijp beraad nadat de commissie nog maals afzonderlijk een amendement op hare oorspronkelijke re dactie in overweging had genomen. Ook spr. geeft toe, dat de bedoeling van den heer Troelstra met zijn voorstel duidelijk ismaar voor het redigeren van eene strafverordening is iets meer noodig. Steeds moet de grootste naauwkeurigheid in acht worden genomenopdat voor hen die voor de naleving moeten zorgen of krachtens haar regtspre- kende woorden van de artikelen niet voor verschillende uit legging vatbaar zijn. Het hangt toch soms aan de plaatsing van een komma of van een enkel woord af. Om die reden heeft spr. zich omtrent de redactie van het voorstel eene op merking veroorloofddiewaar het een ander onderwerp be trof zeker op muggezif'terij zou gelijken. De heer van Harinxma thoe Slooten kan nagenoeg elk argument van den heer van Sloterdijck tegen het voorstel van den heer Troelstra onderschrijven. Hij zal evenwel niet in debat treden over den eerbied voor raadsbesluitenmaar zich voor elk bijzonder geval de beoordeeling reserveren. Een uiterst korte opmerking wenscht spr. te maken om te wijzen op het gevaarwaaraan de raad zich door dergelijke kleine, welwillende partiële wijzigingen van de verordening bloot stelt. Want is het den geachten voorsteller ernst met zijne bedoeling, dan had hij zich met alleen tot dit artikel moeten be palen, maar nog verder gaan en ook eene uitzondering voorstel len op art. 74 waar het doen besturen van een rij- of voer tuig door een persoon beneden den leeftijd van zestien jaren strafbaar wordt gesteld. Wanneer nu waar iswat de com missie voor de strafverordeningen beweertdat een bestuurder van een hondenkar, die daarop zit alle bestuur mist en daar door gevaar kan doen ontstaan en dit beweren beschouwt spreker als onbetwistbaar juist, dan is het duidelijkdat de voorsteller voor de straatwegen die veiligheid niet eischt van de zijde der hondenkarren. Waarom vraagt spr. ze dan wel ge- eischt in art. 74 Er zouden nog meer artikelen kunnen wor den gewijzigd waarvoor misschien nog meer te zeggen zou zijndan voor de nu voorgestelde, want daardoor zou het doel van de geheele bepalingvoorkoming van gevaar niet worden bereikt. De heer Bekhuis kan zich niet met de bewoordingen van het voorstel op zich zelf, noch in aansluiting met hel bestaande artikel 82, vereenigen en deelt ten volle de bezwaren door den heer van Stoterdijck daartegen aangevoerd. Hij zal daarom tegen het voorstel stemmen. Spr. heeft echter met de bedoeling van den geachten voor steller sympathie, 't Is waardat dc bepaling eerst kort ge leden en na ernstige overweging is vastgesteld maar de be zwaren daartegen zijn juist in den laatslen tijd aan het licht gekomen. Spr. is een groot voorstander van liet verbod voor de bebouwde kom die bebouwde kom zelfs genomen in den uitgebi eidsten omvang, maar hij ziet met den heer Troelstra de noodzakelijk niet in, dat verbod te handhaven op de door dien spreker genoemde straatwegen. Hij ".ou dus volkomen met liet denkbeeld van den voorsteller medegaan, indien dit.in een anderen vorm ware gegoten. De heer Troelstra zegt nogmaals, dal eenvoudig zijne be doeling is, om het verbod van art. 82 op te heffen wat betreft het rijden op de straatwegen door hem in de nieuwe alinea genoemd. Welk argument zou hij daarvoor moeten aanvoeren Wat kan het anders zijn, dan dat, wat hij herhaaldelijk reeds heeft genoemdn.l. dat hij die uitbreiding van het verbod voor de veiligheid niet noodzakelijk acht. Men vergete daarbij nietdat het bezwaar groot is bijv. op den Stienserweg zal dc bestuurder tot de groote Bontekoeeen afstand van een klein half uur naast zijn voertuig moeten loopen hetgeen hem natuurlijk veel tijdverlies berokkent. En waarlijk voor deze breede wegen, waar men nog wel voetpaden heeft, is het verbod toch niet noodig. Bovendien, politietoezigt is daar wei- nig, zoodat de bepaling toch wordt overtreden. De heer van Harinxma zeide nu wel, dat spr. in zijn stelsel zich met alleen tol dit artikel had moeten bepalenmaar ook art. 74 ter hand nemen spr. acht dat eigenlijk bangmakerij men zou dan nooit veranderingen kunnen aanbrengen. Verband tusschen art. 74 en art. 82 bestaat ook met; het eerste bevat eene algemeene bepaling en blijft intact, terwijl het laatst, alleen op hondenkarren ziet. Ten slotte wat de formulering van zijn voorstel betreft, spr. wijst er nog op dat het hier eene uilzondering geldt. D< politie heeft de bedoeling van het voorschrift te weten en zal dan geen proces-verbaal opmaken, wanneer hij een feit op de genoemde straatwegen aantreft. Dan ook kan natuurlijk geen sprake zijn van twijfel of eene overtreding is gepleegd, daar het feit niet ter kennis van den regter wordt gebragt. De heer Menalda acht deze zaak die volgens den heer 1 roelstra zoo eenvoudig is, door de langdurige debatten voldoende i toegelicht en stelt als motie van orde voor, de discussiën te sluiten. Daartoe wordt zonder hoofdelijke stemming overgegaan. Het voorstel wordt in stemming gebragt en verworpen met 13 tegen 3 stemmen. Vóór stemden de heeren Theunisse Troelstra en Beucker Andreae. De heer Dirks had de vergadering reeds verlaten. 3. 1 oorstel van de commissse voor strafverordeningen naar aanleiding van een adres van W. H. Hiernstra e. a.otn op- heffing der bepaling in de verordening, dat de bestuurders van hondenkarren nevens of achter die voertuigen moeten loopen. De commissie stelt voor, hel verzoek van de hand te wijzen. Dienovereenkomstig wordt besloten. 4. Voorstel van burgemeester en wethouders betreffende de tijdelijke vervanging van Mej. K. M. Ilengeveldleer ar es aan de Middelbare school voor meisjes. Wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming besloten behoudens nadere goedkeuring van den heer Inspecteur van het middelbaar onderwijs goed te keuren, dat de lessen van Mej. K. M. Hengeveldleerares in de Engelsche taal cn letterkunde aan de middelbare school voor meisjestijdelijk en voorloopig voor den tijd van drie maanden, gedurende haar verlof tot herstel van gezondheidvoor hare rekening worden waarge nomen door Mej. J. R. Peaux, te Wijk aan Zee. De Voorzitter sluit Hierop de vergadering. Boekdrukkerij van A. Jongbloed, te Leeuwarden. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 24 January 1888. Tegenwoordig 18 leden. Afwezig de heeren F. Plantenga en S. H. Hijlkema. (Eene va cature). Voorzitter de heer P. Lyklama a Nijeholt, burgemeester. I. De notulen van de vorige op 10 Januarij j.l. gehouden vergadering worden gelezen en goedgekeurd. II. Wordt medegedeeld en voor kennisgeving aangenomen: 1. dat bij publieke aanbesteding over het dienstjaar 1888 is gegund a. het onderhoud van diverse gemeentegebouwen voor ƒ3445. b. het onderhoud van schoolgebouwen voor ƒ4088. c. het schoonhouden en witten van gemeentegebouwen voor ƒ1829. d. het onderhoud van pompen voor ƒ380. e. de levering van 50000 Friesche bakklinkert voor 9.74 en van 25000 Friesche gele machinale bakklinkert voor ƒ11.50 de 1000 stuks. 2. Een schrijven van den vice-president van den Raad van Statehoudende mededeeling van den dagwaarop verslag wordt uitgebragt in zake het beroep van de commissie van bestuur over het Stadsziekenhuis, tegen het besluit van Gedeputeerde Staten omtrent de niet toepasselijkheid der armenwet op het verbouwen van het Hulpziekenhuis. De voorzitter deelt mede dat hij bij het uitbrengen van dat verslag, op 18 Januarij j.l. tegenwoordig is geweest en bij die gelegenheid nog eenige inlichtingen heeft gegeven. 3. Eene beslissing van Gedeputeerde Staten omtrent recla mes in beroep tegen aanslagen in den hoofdelijken omslag. Hieraan zal voor zooveel noodig uitvoering worden gegeven. 4. Een schrijven van den inspecteur op het middelbaar on derwijs, houdende goedkeuring van de tijdelijke vervanging van Mej. K. M. Hengeveld, leerares aan de Middelbare School voor meisjesdoor Mej. J. R. Peaux, te Wijk aan Zee. III. Wordt ter tafel gebragt 1. Een verzoek van den heer Mr. W. Kolffom eervol ont slag als voogd van de stads-armenkamer. Overeenkomstig het daarbij gevoegd advies van de voogden wordt beslotenhet gevraagd eervol ontslag te verleenen. 2. Eene aanbeveling voor de benoeming van een voogd van de stadsarmenkamer. In eene volgende vergadering zal tot eene benoeming worden overgegaan. 3. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot het verleenen van eervol ontslag aan den onderwijzer K. G. Houwen. 4. Alsvoren tot onderhandsche verhuring van de bovenwo ning Tuinen no. 40. 5. Alsvoren tot onderhandsche verhuring van de woning 01- degalileën no. 36. De stukken sub 3 4 en 5 worden voor de leden ter visie gelegd om in eene volgende vergadering te worden behandeld. 6. Het primitief kohier van de directe belasting op het in komen dienst 1888. Wordt besloten het kohier in de bijlagen tot het verslag van 's raads handelingen te doen drukken, het daarna in de sectiën van den raad te behandelen, met bepaling dat het verslag van het sectie-onderzoek vóór den 1 Maart e. k. moet zijn ingediend, opdatter voldoening aan eene uitnoodiging van Gedeputeerde Staten, het kohier vóór den 1 April aan dat collegie ter goed keuring zal kunnen worden aangeboden. Heden zal worden overgegaan tot de benoeming van de leden der Commissie voor de reclames. 7. De rekening en verantwoording van de Kamer van Koop handel en fabrieken over 1887. Wordt ten fine van onderzoek en rapport gesteld in handen van de heeren van Sloterdijck, Plantenga en Hijlkema. IV. Nog wordt ter tafel gebragt eene missive van den boek houder-bestuurder van de fundatie der gecombineerde fondsen ingesteld door wijlen Mej. Johanna Nieuwenhuis en door wijlen den heer Jan de Kempenaer cum uxore, houdende mededee ling, dat op de door burgemeester en wethouders vastgestelde lijsten van kiezers van leden voor de Tweede Kamer der Staten- Generaal, de Provinciale Staten en den Gemeenteraad voorko men Johannes Beeling en Pieter Bruijn, welke in 1887 zijn gebeneficieërd uit de revenuen van genoemde fundatie. Gelijke mededeeling is van den administrateur van het Boshuijser gasthuis ontvangen omtrent den portier H. van Kuik. Overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethou ders, met het oog op de bepaling van art. 1 sub c. 5e lid der kieswetdat op de lijsten der kiezers niet mogen worden ge plaatst zij, die in het burgerlijk jaar, voorafgaande aan de vaststelling der kiezerslijsten, onderstand van eene instelling van weldadigheid of van een gemeentebestuur hebben genoten, wordt besloten de namen van de twee eerstgenoemde personen van de kiezerslijsten te roijeren, doch den naam H. van Kuyk daar op te behouden aangezien het door hem ontvangen wordende, niet als onderstand, maar als loon voor de betrekking van por tier moet worden beschouwd. De voorzitter, het noodig oordeelende eene zitting met geslo ten deuren te houdensluit tijdelijk de openbare vergadering. V. Na heropening van deze wordt overgegaan tot de be handeling van de op den beroepsbrief vermelde punten. 1. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanleiding van een adres van B. Meisjeom een stuk gemeentegrond in eigendom te bekomen. Burgemeester en wethouders stellen afwijzing van dit ver zoek voor. De heer Bekhuis kan dit voorstel niet van eenige hard heid vrijpleiten. De adressant is eigenaar van een perceel aan de Kogelschans, dat volgens zijne eigen beschrijving meer op eene ruïne dan op een woonhuis gelijkt. Hij wil ter plaatse van dien bouwval eene nieuwe woning stichten. Bij die ver bouwing moet hij in acht nemen de bepaling der verordening welke voorschrijft, dat de oppervlakte van eene woning niet min der dan 25 centiare binnenwerks mag zijn. Aangezien het hem toebehoorende perceel die oppervlakte niet bevat, vraagt hij van de gemeente in eigendom een stukje van den aangren- zenden grond, ter grootte van ongeveer II centiare, Spr. ziet niet indat het gemeentebelang zich tegen de inwilliging van dit verzoek verzet. Burgemeester en wethouders wijzen in hun ne toelichting er wel is waar op, dat een deel van dezen grond is vrijgekomen door de amotie van eene woning, door de ge meente aangekocht vooral met het doel om door die amotie in die naauwedigtbevolkte buurt meer licht en lucht te verkrij gen maar spreker gelooft niet, dat dit doel zal verloren gaan, wanneer een klein gedeelte van den grond weder ter bebou wing wordt afgestaan. Integendeel, hij verwacht daardoor eene verbetering van den toestand, omdat de adressant alsdan een voldoende oppervlakte voor eene behoorlijke woning zal hebben. Spr. zal dus tegen het voorstel stemmen, tenzij hij nader overtuigd worde van de juistheid der bezwaren, door bur gemeester en wethouders tegen de inwilliging van het verzoek aangevoerd. De Voorzitter '/.egt, dat op den voorgrond staat, dat adres sant niet wordt gedwongen om te bouwen. Geheel vrijwillig besluit hij tot vergrooting van de woning. Zal die nieuwe wo ning evenwel aan de verordening voldoen, dan ontbreekt hem daartoe de noodige oppervlakte. Nu kan men zeggen, de ge meente heeft grond en het is hard als de gemeente dien grond niet afstaat, maar spr. is het in dat opzigt niet met den heer Bekhuis eens. Met veel kosten koopt de gemeente soms oude panden om af te breken en als nu op die wijze wat meer licht en lucht in een digt bebouwde buurt is aangebragt, gaat het niet aan, het verkregen terrein weer te doen bebouwen. Wan neer de gelegenheid zich voordeed, dat naastgelegen woningen konden worden aangekocht, dan zoutten burgemeester en wet-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1888 | | pagina 1