id
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 7 February 1888.
Dit is evenwel niet het geval met de kiezerslijsten. Burge
meester en wethouders hadden deze op te maken en vast te
stellen vóór den 18 Januarij. Ware de reclamant nu niet eerst
onlangsdoch slechts enkele dagen na den 21 December met
zijne aanspraken voor den dag gekomenburgemeester en wet
houders zouden zich dan welligt niet zoo streng aan dien fata
len termijn hebben gehouden en had er desnoods eene schat
ting kunnen plaats hebben. Nu dit niet is geschied en ook de
raad geene schatting meer kan bevelen mist hij alle gegevens,
om de regtmatigheid van reclamants aanspraak te kunnen be-
oordeelen en zal deze teregt niet ontvankelijk moeten worden
verklaard.
De heer Duparc heeft zich bij het opwerpen van deze
kwestie op dit standpunt geplaatstdatwaar de geheele be
doeling van de wijziging der bepalingen omtrent het kiesrecht,
is geweestdaaraanvoorshands zooveel mogelijk uitbrei
ding te gevenmen ook zoo vrijgevig mogelijk moet zijn bij
de toekenning van het kiesrecht in twijfelachtige gevallen. Hij
verlangt niet kiezers te makenmaar ieder wien het kiesrecht
toekomt, dit ook te geven. Nog slechts een paar dagen gele
den is door den gemeenteraad van Amsterdam de kieswet
in een ander geval voor een kamerbewoner mede in vrijzinni
gen geest toegepast.
De voorzitter beslreed de door spr. gemaakte vergelijking met
de lijst der hoogstaangeslagenen, door er op te wijzen, dat
deze lijst in beide instantiën door een zelfde collegie wordt be
handeld terwijl de kiezerslijsten, door burgemeester en wet
houders opgemaaktdoor den raad kunnen worden verbeterd.
Wat doet dit er echter toe vraagt spr. Ten aanzien zoowel
van de kiezerslijst, als van de lijst der hoogstaangeslagenen
is er nog eene derde instantie: die van de arrondissements
rechtbank, en is er zelfs ook nog het middel van cassatie door
den hoogen raad. Al is dus de kiezerslijst definitief vastgesteld,
zij zal later toch nog moeten worden gewijzigd indien dit bij
regterlijke uitspraak is bevolen. Het eenige verschil tusschen
de beide gevallen is, dat er voor de kiezerslijsten eene instantie
meer isdoch «jlit kan de kwestie niet beheerschen.
De lieer Reeling Brouwer meentdat ieder gecenseerd
moet worden de wetmet al hare voorschriftente kennen en
alzoo de daarbij gestelde termijnen in ach* moet nemen. Doet
hij dit nietdan mag hij geacht worden, op zijne bevoegdheid
geen bijzonderen prijs te stellen. Dit heeft men gezien bij de
vele kamerbewoners alhier, waarvan toch slechts weinigen
hunne aanspraakom op de kiezerslijsten te worden geplaatst,
hebben doen gelden. Bovendien, de bedoeling van de kieswet
isom de vastgestelde kiezerslijsten te zenden aan de besturen
der instellingen van weldadigheid, ten einde na te gaan, of op
die lijsten ook personen voorkomen die bij hen in bedeelmg
zijn. Worden nu later nog personen op die lijsten geplaatst,
dan kan aan dat voorschrift niet geheel worden voldaan.
De heer Duparc kan dit laatste bezwaar volstrekt niet in
zien. De namen van hendie krachtens beslissing van de
regterlijke magt, de laatste instantie op de kiezerslijst
worden gebragtworden evenmin ter kennis van de besturen
der instellingen van weldadigheid gebragt. Elke reclame zou
dan wegens dit bezwaar moeten worden afgewezen.
De beraadslagingen worden hierop gesloten.
Met 16 stemmen tegen ééne, die van den heer Duparc, wordt
nu besloten den heer A. J. Burgers in zijne reclame niet ont
vankelijk te verklaren.
Voorts wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester
en wethouderszonder hoofdelijke stemmingbesloten van de
kiezerslijsten te schrappen den naam van Nathan Turksma
die volgens eene mededeeling van het Nederlandsch Israëlitisch
armbestuurin 1887 van die administratie bedeeling heeft ge
noten.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verleener
van eervol ontslag aan den onderwijzer K. G. Houwen.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten aan
K. G. Houwen, onderwijzer aan de gemeenteschool n°. 5, eervol
ontslag te verleenen met ingang van 1 Maart e. k.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhandsche
verhuring van de woning Oldegalileën SO.
Conform de conclusie van dit voorstel wordt besloten
Vooi behoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten
aan K. Ramkema alhier onderhands voor één jaar ingaande
den 12 Mei 1888in huur af te staan de woning plaatselijk
gekwotecrd Oldegalileën 36tegen een huurprijs van 59.80
per jaar en verder op de bestaande voorwaarden.
6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhandsche
verhuring van de bovenwoning Tuinen 40.
Wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming besloten
behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten aan T.
Puischer, wed. K. Feddema, onderhands voor den tijd van één
jaar, ingaande den 12 Mei 1888, in huur af te staan de boven
woning Tuinen n°. 40, tegen een huurprijs van 120 per jaar
en verder op de bestaande voorwaarden.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging
van artikel 2 der verordening op de gemeentelijke bewaarscholen.
Overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders
wordt besloten
Toe te voegen aan art. 2 der verordening op de gemeente
lijke bewaarscholen (Gemeenteblad n°. 24 van 1886) eene nieuwe
alinea, luidende
„Bij gebrek aan ruimte op de scholen der derde klasse kunnen
door of van wege burgemeester en weihouders op de scholen
der tweede klasse tijdelijk kinderen worden toegelatenzonder
betaling van schoolgeld."
8. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling
van verordeningen op de heffing en op de invordering van
schoolgelden voor onderwijs op de gemeentelijke bewaarscholen
der tweede klasse.
(Zie bijlage n®. 2 tot het verslag van 's raads handelingen.)
Daar geen der leden in het algemeen over het voorstel het woord
wenscht te voerenwordt overgegaan tot de behandeling van
de verordeningen, artikels wijze.
Het eerst komt aan de orde de verordening op de heffing
Art. 1 wordt onveranderd goedgekeurd.
Hierop vraagt de heer Duparc het woordom zijne be
vreemding te kennen te gevendat in dit ontwerp niet voor
komt eene bepaling, die in alle andere besluiten tot heffing van
schoolgelden wordt gevonden, n.l. deze, dat, indien meer dan één
kind uit hetzelfde gezin dezelfde school of scholen van dezelfde
klasse bezoekt, het schoolgeld voor het tweede en ieder volgend
kind de helft of althans minder bedraagt. Spr. had de eer lid
te zijn van de commissie uit den raad, die in 1886 rapport uit-
bragt over het bewaarschool-onderwijs alhier. In de haar ge
dane opdragt was niet opgesloten, eene nieuwe regeling der
schoolgelden voor te stellen. Toch wees zij in haar rapport er
op, dat het bedrag zelf van dat schoolgeldnaar hare meening,
niet te hoog was. Maar de eenige aanmerking, zoo luidde het
in haar rapport, die zou kunnen worden gemaakt, is, dat eene
vermindering van het schoolgeld voor meer kinderen uit een
gezin, wel voor de bewaarschool n°. 6, niet voor die der tweede
klasse geldt.
Dit laatste kan spr. nog geheel onderschrijven. Het school-
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 7 February 1888.
11
I geld ad f 3 is voorzeker niet te hoog, maar dezelfde reden, die
I voor vermindering van het schoolgeld in de door spr. bedoelde
I gevallen, niet alleen bij het lager, maar ook bij het middelbaar
I en liooger onderwijs heeft gegolden, is ook hier aanwezig. Men
I zal hem misschien tegenwerpen dal het bewaarschool-onder-
I wijs niet verpligtend ismaar dan antwoordt hij dadelijkdat,
I nu de gemeenteraad dat onderwijs eenmaal heeft geoordeeld
van gemeentebelang te zijn, hij, evenzeer als bij de andere ge
noemde takken van onderwijs, de ouders van de in dezen bedoelde
I kinderen tegemoet behoort te komen. Voor hen heeft iedere stuiver
dikwijls meer waarde en vertegenwoordigt deze een hooger
I bedragdan voor de meergegoede ouders eene reductie van
I eenige guldens. Spr. stelt daarom voor, na art. 1 te doen
Ivolgen een nieuw artikel 2, luidende: „Indien meer dan één
Ikind uit hetzelfde gezin de school bezoekt, bedraagt het in het
Ivorige art. bepaalde schoolgeld voor het tweede en ieder volgend
I kind de helft."
Dit amendement wordt ondersteund en in behandeling genomen.
De heei Reeling Brouwer deelt mede dat deze kwestie
I aan de aandaciit van burgemeester en wethouders niet is ont-
I snapt. Het collegie heeft dergelijke bepaling besproken doch
I gemeend haar niet te moeten opnemen omdat het bewaarschool-
I onderwijs niet volgens de wet verpligtend is en de verhouding
I lot de gemeente geheel anders is als bij het lager onderwijs.
Hel oprigten van bewaarscholen van gemeentewege kan der
halve beschouwd worden als eene soort van welwillendheid van
het gemeentebestuur. Ter tegemoetkoming in de kosten is tot
nu toe altijd een schoolgeld van f 3.— gehevenzonder eenige
korting voor meer kinderen uit één gezin. Het is dus eene
bestendiging van een bestaanden toestandtot afwijking waar
van burgemeester en wethouders geene termen hebben gevonden.
Wel is het waar, dat op het schoolgeld voor de gemeentebe-
waarschool no. 6 reductie voor meerdere kinderen uit één gezin
is toegelatenmaar men houde in het oogdat het schoolgeld
voor die school aanmerkelijk veel hooger en de korting dus van
meeF belang is
De heer TrDülstra kan er nog bijvoegen, dal de vergelij-
king door den ieer Duparc van de bewaarscholen met de lagere
scholen niet opgaat. Het schoolgeld van de laagste klasse der
lagere scholen voor betalenden bedraagt ook f 3.maar men
vergete nietc'at het lager onderwijs van veel meer belang is
en dat men den toegang tot dat onderwijs zooveel mogelijk
moet vergemakkelijkenhetgeen ook de wet heeft beoogd
door te bepalendat van mm- en onverinogenden geen school
geld mag worden geheven. Nu het schoolgeld voor de bewaar
scholen zoo billijk is gesteldbestaan er geen genoegzame ter
men om daarop de gemeente te beknibbelen die zich toch
zoovele offers voor dal onderwijs getroost. Bovendien worden
zijdie geen schoolgeld kunnen betalendoor burgemeester en
wethouders in overleg met de commissie van toezigt daarvan
vrijgestelden worden hunne kinderen op de kostelooze be
waarscholen toegelaten.
De heer M0iialda vermeentdat de motieven door den
heer Troelstra tegen het amendement van den heer Duparc aan
gevoerd evenzeer daarroor kunnen gelden. Dat geachte lid
wees er op dat het schoolgeld voor de bewaarscholen zeer bil
lijk isvooral met het oog op het veledat de gemeente voor
het bewaarschoolonderwijs doet. Maar dit kan evengoed gezegd
worden van hel lager onderwijswaarvoor dan toch wel re
ductie van het schoolgeld is vastgesteld. Er had nu z.i. duide
lijker moeten zijn aangetoond, waarom dat onderscheid is ge
maakt. Dat de gemeente tot oprigting van bewaarscholen door
de wet niet wordt verpligt en tot die van andere scholen wel
regtvaardigtnaar spr's. meening de schoolgeldheffing zonder
reductiealleen voor de bewaarscholen al even weinig als de
omstandigheid, dat zij tot nu toe altijd heeft bestaan en dat nie
mand daarover nog klaagde.
Spr. zal daarom voor het amendement van den heer Duparc
stemmen.
De heer Beucker Andrea© kan zich wel met het voor
stel van burgemeester en wethouders vereenigen. Op de vraag
van den heer Menalda waarom hier dit onderscheid tusschen
de lagere scholen en de bewaarscholen wordt gemaaktkan dit
antwoord worden gegevendat men eene bepaling in stand
houdt, die altijd voor de bewaarscholen heeft bestaan. In
1871 is de heffing van liet schoolgeld voor die scholen geregeld
tegelijk met dat voor de lagere scholen. Terwijl in 1881 de
schoolgeldheffing voor de lagere scholen is gewyzigd, is die voor
de bewaarscholen onveranderd gebleven. De wet op het lager
onderwijs maakte die wijziging noodzakelijkterwijl bovendien
het rijk subsidie geeft. Er bestaat nu volstrekt geen reden
om de heffing voor de bewaarscholen waarover nooit klagten
zijn gehoordte wijzigen en in overeenstemming te brengen
met die voor het lager onderwijs.
De heer Duparc is straks zelf den tegenstanders van zijn
denkbeeld voorgekomen, door er op te wijzen, dat liet bewaar
school-onderwijs niet verpligtend is, doch heeft terstond tevens doen
uitkomen, dat dit niets daartegen bewijst. Verpligtend of niet,
het gemeentebestuur heeft het bewaarschool-onderwijs eenmaal
tot een punt van gemeentezorg gemaakt, zóó zelfs dat in 1886
eene zesde bewaarschool voor de kinderen uit de meergegoede
standen is opgericht. Het middelbaar onderwijs voor meisjes
is evenmin verpligtend, en toch is daarbij eene korting op het
schoolgeld voor meer kinderen uit één gezin bepaald. Spr.
keurt dit geenszins afmaar wil dien maatregel dan evenzeer
op de bewaarscholen der tweede klasse voor kinderen uit den
minvermogenden stand hebben toegepast. Wordt de verminde
ring toegestaan dan is het niet onwaarschijnlijk dat de breede
stroom van kinderendie op de kostelooze scholen wenschen
te worden toegelaten en waarom zoo juist de wijziging van de
verordening op de bewaarscholen noodig waszal afnemen
daar voor velen dan de toegang tot de andere scholen zal zijn
vergemakkelijkt.
De heer Andreae wenscht den tegenwoordigen toestand te
behoudenalléén omdat deze al zoovele jaren heeft bestaan.
Is dit wel een motief of argument Het zou alléén bewijzen,
dat spr. in de onderwerpelijke aangelegenheid vrij wat conser
vatief is. Een toestanddie reeds lang heeft bestaan is toch
niet alleen daarom goed. Wel is waar zijn nooit klachten ge
hoord maar juist de omstandigheid dat vele ouders hunne
kinderen op de kostelooze scholen wenschen te zien toegelaten,
s voor spr. een bewijsdat het schoolgeld zooals het nu wordt
geheven zonder vermindering voor meer kinderen uit hetzelfde
gezinvoor velen een bezwaar is.
De heer Troelstra zegtdat de heer Duparc dwaaltwaar
hij blijkbaar uitgaat van het denkbeeld dat het schoolgeld van
f 3.— moet worden betaald door half minvermogenden. Dit
is niet het geval. De bewaarschool no. 6d.i. die der eerste
klasse wordt bezocht door leerlingen uit hoogere standendie
ƒ20, 16 en 12 schoolgeld betalen dan volgt eene andere klasse,
uit den goeden burgerstand, die ƒ3.— moet betalen, en ten
slotte zij voor wie het betalen van schoolgeld moeijelijk is
doch de toegang tot de kostelooze scholen open staat. Talrijk
is de bevolking van de bewaarscholen der tweede klasse, doch
nimmer is over een te hoog schoolgeld geklaagd. Spr. ziet dus
niet in waarom nu wijziging te brengen in de toestanddie
tal van jaren heeft bestaan.
De heer Reeling Brouwer wenscht in het oog te doen
houden dat in vergelijking met het lager onderwijs het school
geld aan de bewaarschool no. 6 zeer hoog is en eene reductie
voor meer kinderen uit één gezin dus billijk isterwijl het
schoolgeld voor de bewaarscholen der tweede klasse laag ge
steld isvoor ouders uil den burgerstandis toch het beta
len van f 3.geen bezwaar.