72 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 28 Augustus 1888. wel niet op het intitule, maar wel op den inhoud der verorde-1 mng letten, en dan kan het moeijelijk worden ontkend, dat ze ten doel heeft, voor enkele kinderen liet schoolgeld af te schaf- j fen, dat bij eene andere verordening is vastgesteld. Ten slotte zeide die geachte spreker, dal burgemeester en wethouders het onvermogen der candidaten moeijelijk kunnen be- oordeelen. Maar, vraagt spr., waarom zou dit hier moeijelijk zijn dan bij het lager onderwijs? Bij art. 3 van het heffingsbesluit voor het schoolgeld op de lagere scholen is de bcoordeeling van het min- en onvermogen geheel aan burgemeester en wethouders op gedragen. Dit is ook in overeenstemming met de leer van de Hooge Regeering, volgens welke de beoordecling moet zijn aan hel collegie, dat met de uitvoering is belast. De Voorzitter acht het wenschelijk, dat eene motie worde ingediend, om te doen uitmaken, op welke wijze dit onderwerp zal worden geregeld, door de voorgestelde bepalingen öf in het heffingsbesluit, öf in eene afzonderlijke verordening op te nemen. De heer Troölstra is ook van meening, dat men thans te doen heeft met een besluit builen art. 232 der gemeentewet om. Een besluit als daar wordt bedoeldmoet aan de goed keuring van den Koning worden onderworpen alleen met het doel, er voor te waken, dat eene belasting niet hooger worde opgevoerd dan strikt noodzakelijk is. Zoo zal dit ook moeten geschieden met het heden aan de orde zijnde ontwerp-besluit op de heffing van beursregten, wanneer dit tot besluit wordt verheven. Alsdan wordt daarbij eene memorie van toelichting gevoegd, waaruit blijkt, dat de regten niet te hoog zijn. Het onderwerp, dat nu in behandeling is, is evenwel van ge heel anderen aard. Men wenscht eene regeling vast te stellen omtrent kostelooze plaatsing van leerlingen zoodat, indien al thans spr.'s opvatting van de beteekenis van bedoeld wetsartikel juist is, tegen dergelijke regeling uit haren aard geenc beden king zal bestaan. Doch bovendien is er volstrekt geen bezwaar, om op de verordening, zooals die wordt voorgesteld toch de koninklijke goedkeuring te vragen, ten einde volkomen zeker te zijn. De lieer Duparc gelooft niet, dal eene motiezooals door den voorzitter wordt bedoeld, noodig is. Hij wenscht nl. aan de beoordeeling der vergadering te onderwerpen een door hem ontworpen considerans in den geestwaarin hij het besluit wenscht te zien genomen. Deze luidt als volgt De raad der gemeente Leeuwarden Overwegende, dat het wenschelijk is, bepalingen vast te stel len omtrent de toelating van min- en onvermogenden op de scholen van middelbaar onderwijs in de gemeente. Besluit Het besluit van 22 April 1875 tot heffing van schoolgeld voor onderwijs aan de school van middelbaar onderwijs voor meis jes te wijzigen als volgt Tusschen artt. 2 en 3 in te lasschen de volgende artikelen Daarop volgen de bepalingen der ontwerp-verordening, gewij zigd overeenkomstig spr.'s straks uitgesproken denkbeeld. De raad kan nu eerst de verordening behandelen, met de door spr. voor te stellen amendementen, en daarna door vast stelling van den considerans, hetzij die van burgemeester en wethouders hetzij die van spr.uitmaken of de nieuwe bepa lingen in afzonderlijke verordening, dan wel in eene verordening, tot wijziging van het heffingsbesluit zullen worden opgenomen. De Voorzitter wijst er op, dat de considerans van den heer Duparc in strijd is met artikel 1 van het ontwerp, dat spreekt van plaatsing op gemeentelijke inrigtingen van Middel- haar onderwijswaaronder dus ook de Burger-dagschool is be grepen. De heer Duparc acht dezen maatregel voor de Burger-dag school eigenlijk minder noodig, daar het schoolgeld slechts f 5 bedraagt. Hij heeft er evenwel niet op tegenom deze school ook cr in op te nemen en zijnen considerans dienovereenkomstig te wijzigen. De heer van Harinxma thoe Slooton moet nog te rugkomen op eene opmerking van den heer Duparc. Deze ge achte spreker vroegwaarom met het schoolgeld voor minver mogenden op de helft kan worden gesteld daar er eene zekere kieschheid in ligthen toch iets te laten betalen. Dit argument is indertijdnaar spr. zich herinnertten aanzien van het lager onderwijs aangevoerd tegen de afschaffing van schoolgelddaar men van betaling van eer.ig schoolgeld meer appreciatie van het onderwijs verwachtte. Spr. meendedat dit argument uitge diend had en dat het gebleken wasdat het betalen van school geld niets te maken had met het kieschheidsgevocl noch met appreciatie van het onderwijs. Er is niet sprake van een wel daad maar is de verordening eenmaal vastgesteld, van een regt waarvan men gebruik kan maken. Ter beantwoording nu van de vraag van den heer Duparc kan spr. mededeelen dat burgemeester en wethouders gemeend heb ben geen half schoolgeld te moeten voorstellenomdat zij er geen gemeentebelangalthans geen overwegend belang in za gen of er al 3 a 4 ouders waren die het halve schoolgeld konden betalen en zij wilden vermijden te moeten oordeelen over het relatief on- en het relatief minvermogen. Daarom wensch- ten zij de poorten zoo ruim mogelijk open te stellen tot de elite van beschaving en ontwikkeling. De door burgemeester en wethouders voorgestelde regeling is ook in gelijken geest te Amsterdam en Groningen gemaakt zooals spr. straks zeide. Al inoge het zijndat de bepalingen aldaar aan de hooge autoriteit kunnen zijn ontsnapt, toch kan het niet worden ontkenddat in de raden dier gemeenten knappe leden zitting hebben, cn de meerderheid dier collegics blijkbaar ook de mcening was toegedaandat men in deze aangelegen heid niet te doen heeft met de invoering of de wijziging van eene belastingdoch alleen met eene kostelooze toelating. Door te zeggendat inen dan even goed alle schoolgeld zou kunnen afschaffenbewijst men nietdat hier sprake is van wijziging eener belastingdie bewering is trouwens onjuist. Hierop worden de algemeene beraadslagingen gesloten en ko men de artikelen in behandeling. Art. 1. „.Jaarlijks kan een telkens door burgemeester en wet houders te bepalen getal leerlingen kosteloos worden geplaatst op de gemeentelijke inrigtingen van Middelbaar onderwijs. De heer Duparc wenscht nu aan deze bepaling eene te doen voorafgaan dat voor minvermogenden het schoolgeld tot de helft zal worden gereduceerd. Eerst dient dus te worden beslistof van sommige leerlingen het halve schoolgeld zal wor den geheven. Wanneer nu de raad in dien geest besluitdan heelt hij tevens uitgemaaktdat men met eene wijziging van het heffingsbesluit heeft te doen. Mogt evenwel spr.'s denk beeld worden verworpendan komt men terug tot het voorstel van burgemeester en wethouders. In elk geval behoudt spr. zich voorop enkele der overige artikelen amendementen voor te stellen. De heer TrOGlstra vraagtin hoever de aanneming van het amendement aanleiding zal geven tot wijziging en van de volgende artikelen. Het voorstel van burgemeester en wethou ders isom allen toe te laten die door bekwaamheid en aan leg uitmunten. Wenscht de heer Duparc die restrictie te be houden of wil hij die doen vervallen. Het laatste zal van grooten invloed kunnen zijn op het getal leerlingen. Volgens den heer Duparc zijn aan school no. 3 slechts drie leerlingen die half schoolgeld betalen doch dit bewijst voor spr. nietdat liet aantal aanvragen van leerlingen van die school, om tegen betaling van de helft van het schoolgeld op de Mid delbare school te worden toegelaten niet zal toenemen. Men mag toch aannemen dat op eerstgenoemde school genoeg leer lingen zullen zijnwier ouders wel f 22 schoolgeld kunnen be talen doch moeielijk f 50 plus den aankoop van boeken. Het ligt dus voor de handdat buiten die drie nog meer aanvragen zullen inkomen wanneer leerlingen voor het halve schoolgeld kunnen worden toegelaten. Het gevolg hiervan kan zijndat Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 Augustus 1888. 73 het onderwijzend personeel vermeerderd of de localileiten ver groot moeten worden en zoodoende de uitgaven voor die school aanmerkelijk zullen toenemen. Het amendement van den heer Duparc is dus van geen geringe beteekenis. Doch bovendien is spr. van oordeeldat de toelating aan de middelbare school voor meisjes niet zoo wijd behoeft te worden opengesteld. Hij erkent gaarne, dat de vrouw evenzeer als de man zooveel mogelijk moet worden ontwikkeldmaar de gele genheid voor goed onderwijs is ook buiten die school hier ruim genoegterwijl er overigens ook voldoende gelegenheden zijn om zich voor examens voor te bereiden. Spr. vreest er voor datwanneer het denkbeeld van den lieer Duparc werd gevolgd, deze school haar eigenlijk karakter zou verliezen en meer en meer beschouwd zou worden als eene inrigling tot voorberei ding voor het examen van onderwijzeres. Ware nu nog het schoolgeld hoog opgevoerddan zou er meer aanleiding kunnen bestaan om enkelen tegen betaling van de helft van het school geld toe te latenmaar dit is niet het geval. De heer DirkS stelt nu als motie van orde voorom de debatten te schorsen en de behandeling in eene volgende ver gadering te hervatten. In dien tusschentijd door den voorzit ter nader te bepalen zal dan het voorstel kunnen worden ge drukt met de door den heer Duparc aangekondigde amende menten. Men moet zich nu tevreden stellen met de voorlezing van een en ander. Spr. komt te eerder tot dit voorsteldaar de voorzitter toch ook namens burgemeester en wethouders zijne verontschuldiging heeft aangeboden dat het voorstel niet is gedrukt in de bijlagen tot 's raads verslag en er voor deze vergadering nog punten genoeg ter behandeling over blijven. Deze motie wordt in stemming gebracht en verworpen met 8 tegen G stemmen. Vóór stemden de heeren Dirks, Theunisse, BekhuisOosterhoflvar. der Scheer en Buma. De heer van Harinxma thoe Slooten vraagt naar aan leiding van het amendement van den heer Duparcof het hem gebleken is dat het beoordeelen van het onderscheid tusschen minvermogen en onvermogen wel practisch uitvoerbaar isen of een criterium niet zeer moeielijk is te stellen. Herhaaldelijk zijn burgemeester en wethouders voor de vraag gesteldof iemands inkomen het toelaat, om f3.schoolgeld te betalen en telkenmale hebben zij die vraag kunnen oplossen, maar moeie lijk is het te beoordeelen of iemand niet f 50.maar wel f 25.kan betalen. De heer Duparc heeft hier wel op gezin speeld maar hij vroeg waarom men hen, die het halve school geld willen betalen daartoe niet in de gelegenheid zou kunnen stellenmaar daartegen moet spr. doen opmerkendat in dit geval niet door burgemeester en wethouders het criterium wordt gesteld maar de beoordecling aan de aanvragers zeiven is. De bedoeling echter van den heer Duparc isom de beoordecling van liet min- of onvermogen aan burgemeester cn wethouders over te laten. In de uilvoering daarvan zal men op practische bezwaren stuiten die men niet ondervindt als het eene kos telooze toelating van een enkele leerling geldtwaartegen geen gemeentebelang in het spel is. De heer Duparc heeft straks aan den voorzitter eene reeks amendementen op de artikelen van dit ontwerp doen toekomen. Daarin zal de lieer Troclstra de beantwoording vinden van zijne vi aagof spr. in zijn systeem de overige bepalingen van bur gemeester en wethouders wil behouden dus ook den eisch, dat de candidaten door aanleg en bekwaamheid moeten uitmunten en de daarvoor te stellen waarborgen. Uit die amendementen zal blijkendat spr. die waarborgen onnoodig acht. Hoe wor den de candidaten tot de Middelbare school voor meisjes toege laten Tot vóór ongeveer drie jaren moesten allen die als candidaten waren aangegeveneen admissie-examen afleggen. Hierin is evenwel verandering gekomen door de bepalingdat de leerlingen van gemeenteschool no. 3die met een diploma dat zij den geheelen cursus aan hare inrigting met vrucht heb ben doorloopen die school verlatenzonder admissie-examen tot de Middelbare school kunnen worden toegelaten. Het ad missie-examen wordt alleen nog in September afgenomen van hen die het diploma aan school no, 3 niet konden verkrijgen en van alle andere kinderen die al dan niet van elders ge komen tot deze school wensehen te worden toegelaten. Behoeft men dus nogvraagt spr. te onderzoeken of de leer lingen die met een diploma school no. 3 hebben verlaten de noodige bekwaamheid bezitten om de lossen aan de Middelbare school te volgen of nadere waarborgen te vragen voor leerlingen, die door het met gunstig gevolg afleggen van het admissie-examen voldoende bewijzen van bekwaamheid hebben afgelegd Hoe kunnenvraagt spr. verderburgemeester en wethouders en de commissie van toezigt op het Middelbaar onderwijs de bekwaam heid beoordeelen van kinderen, die zij lcttcilijk niet kennen, nooit in haar onderwijs hebben gevolgd De eenige waarborg is liet diploma, afgegeven op de door den raad vóór drie jaren be paalde wijze, of het afgelegd admissie-examen. De daartoe be trekkelijke bepalingen in het ontwerp zijn dus geheel overbodig. De heer van Harinxma vroeg nogwat het criterium is voor het minvermogen of het onvermogen. Spr. erkentdat dit in het algemeen zeker moeijelijk is uit te makenmaarvraagt spr. op zijne beurtwaarom zal de beantwoording van de vraag bij het Middelbaar onderwijsof iemand f 50f 25 of niets kan betalenmoeielijker zijn dan dieof iemand voor school no. 3 f 22 /"ll of geen schoolgeld zal betalen Hoe komen in het laatste geval burgemeester en wethouders tot die beoordee ling Daarvoor is geen algemeene regel aan te geven, in ieder concreet geval zullen burgemeester en wethouders ook hier hebben te oordeelen. Men kan dus gerust bij hel Middelbaar onderwijs, even goed als bij het lager onderwijs, de beoordeeling alleen van het min- of onvermogen aan burgemeester en wethouders overlaten. De heer Bokliuis zal tegen het amendement van den heer Duparc stemmen. Bij meer dan eene gelegenheid, ook in deze vergadering heeft spr. doen uitkomen, hoe hij denkt over de schoolgeldheffing aan onze gemeentelijke inrigtingen van onder wijs, in het bijzonder middelbaar onderwijs voor meisjes. Hij zal daar thans niets aan toevoegen. Aan ieder is het bekend dat hij tot verlaging van schoolgeld niet wil medewerken. Wel kan hij medegaan met het denkbeeldom enkele uitstekende leerlingen die door hunnen aanleg veel voor de toekomst be loven, bij onvermogen hunner ouders, kosteloos plaatsing te ge ven op de scholen van middelbaar onderwijs. Dit is ook het doel der commissie en van burgemeester en wethouders. Gaat de raad echter met het denkbeeld van den heer Duparc mede dan betreedt hij een gevaarlijken weg. Men vergete nietdat indien een leerling kostelooze plaatsing verkrijgt, dit eene gunst is, die slechts bij uitzondering "en alleen dan wordt verleend wanneer er plaats beschikbaar is. Maar wordt ook de gelegen heid tot het betalen van het halve schoolgeld geopend, dan zal men de toelating met die reductie eischen. Wat zal daarvan het gevolg zijn? Eene groote uitbreiding der kosten. De com missie van toezigt heeft in haar advies er reeds op gewezen, dat dan de aanvragen misschen zoo zullen toenemen, dat het in stellen van parallelklassen noodig zal worden en daarmede ge paard moeten gaan het vergrootcn der locahtcitcn en het ver meerderen van het onderwijzend personeel. Blijkens de laatste gemeenterekening bedragen de kosten voor de middelbare school voor meisjes f 180 per leerling, daartegenover staat slechts een schoolgeld van f 50,—. De meergenoemde meisjesschool kost dus aan de gemeente veel geld neemt men nu nog leer lingen voor het halve schoolgeld op, dan zullen de kosten aanzien lijk grooter worden, zonder daaivoor eenige noemenswaardige vergoeding te vinden in de opbrengst van schoolgeld. De heer van Harinxma thoe Slooten wenscht nog een enkel woord in het midden te brengen naar aanleiding van twee opmerkingen van den heer Duparc. In de eerste plaats heeft deze gezegddat hij niet inzag waarom de beoordeeling van het min- of onvermogenden d. i. of er half schoolgeld of geen schoolgeld zal worden betaald, ten opzigle van het middelbaar onderwijs moeijelijker isdan bij het lager onderwijs. Spr. kan verklaren dal burgemeester en wethouders bij het lager onderwijs omtrent de beoordeeling van deze kwestie nimmer op moeijelijkhcden zijn gestuitmaar hij

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1888 | | pagina 3