Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 28 Augustus 1888. gcns de artikelen 3 5 en 6 zijn geheel persoonlijk en mogen niet daarvan door den beursmeester proces-verbaal opgemaakt en duurzaam of tijdelijk aan een ander worden overgedragen of af- aan den gemeente-ontvanger gezonden ten einde de invorde- geslaan. ring te deen plaats hebben overeenkomstig de artikelen 258 Indien dit plaats heeft vervalt het abonnement of hetregtvan -261 der Gemeentewet, gebruik onmiddellijk buiten en behalve de bepalingen van art. 271 der Gemeentewet. Art. 5. Art. 9. Elk abonnement of regt van gebruik volgens de artikelen 1 35 en 6 eindigt in elk geval met het einde van het belasting jaar waarin het is genomen of ontstaan. In geen geval heeft restitutie van betaalde regten plaats. Art. 10. Het belastingjaar loopt van 1 Januarij tot 31 December. Art. 11. Deze verordening treedt in werking den 1 Januarij 1889. De Raad der Gemeente Leeuwarden Gelet op de heden vastgestelde verordening tot het heffen van regten voor het gebruik der beurs van de aldaar van gemeen tewege geplaatste meubelen en van het regt van uitstalling en aankondiging Gezien art. 257 der Gemeentewet Besluitvast te stellen de volgende VERORDENING, regelende de invor dering der aan de beurs gehe ven wordende regten. Art. 1. De betaling der regten vermeld in art. 1 van het heffings besluit, moet plaats hebben bij de intrede in het beurslokaal, en die vermeid in de artikelen 35 en 6 van dat besliyt, vóór dat van de voorwerpen of plaatsen gebruik wordt gemaakt. Art. 2. De beursmeester is met de invordering der regten belast. Het entreegeld volgens alinea 1 van art. 1 van het heffings- besluit kan echter ook worden ingevorderd door een door den beursmeester daartoe onder zijne verantwoordelijkheid aange steld persoon. Art. 3. Met uitzondering van evenbedoeld entreegeld, wordt overigens van elke betaling door den beursmeester kwitantie afgegeven. Deze kwitantiën moeten door een lid der beurscommissie voor „gezien" worden geteekend. De kwitantiën wegens abonnementsgelden volgens alinea 3 en 4 van art. 1 van het heffingsbesluit worden op papier van verschillende kleur gedrukt. In die wegens betaling volgens alinea 4 wordt melding ge maakt van den patroon, de firma of de naamlooze vennootschap, waarvan de geabonneerde bediende, deelgenoot of medebestuur der is. De kwitantiën worden overigens ingerigt volgens het voor schrift van burgemeester en wethouders. De geabonneerden volgens art. 1 van het heffingsbesluit zijn vcrpligt hunne kwitantie steeds aan een lid der beurscommis sie en aan den beursmeester op eerste aanvraag te vertoonen. Art. 4. Bij nalatigheid in het betalen der verschuldigde regten wordt Deze verordening treedt in werking met 1 Januarij 1889. 5. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanleiding can een verzoek van 1*. Attema e. a. tot verbetering van de be strating in de Houtstraat. Burgemeester en wethouders stellen voor, aan de adressanten te berigtendat er voor de verbetering van de Houtstraat geene gelden op de gemeentebegrooting voor het dienstjaar 1888 zijn toegestaan dat er geene termen bestaan in dit jaar tot die verbetering over te gaan en hun verzoek alzooals niet voor 1 inwilliging vatbaarwordt gewezen van de hand. Dienovereenkomstig wordt besloten. 6. Rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek der begrooting van het stadsziekenhuisdienst 1889. I De commissie stelt voor die begrooting goed te keuren tot een bedrag van /'ll,362 in ontvang en uitgaaf, en de subsidie uit de gemeentekas voor gemeld jaar vast te stellen tot een bedrag van f 11000. De beraadslagingen worden geopend. De heer Duparc moet tot zijn leedwezen verklaren, dat hij tegen deze begrooting zal stemmen. Hij zegttot zijn leedwe zen omdat liet de begrooting van eene instelling betreftwier bestuur met de meeste toewijding zijne vaak moeijelijke taak volbrengt op eene wijzeboven spr's lof verheven. Doch het geldt hier een beginselen daarom kan en moet spr. niet an ders handelen. Zijn bezwaar betreft een post op deze begroo ting uitgetrokken voor het onderhoud van het hulpziekenhuis. Spr. zal geen terugblik slaan in de geschiedenis van deze kwes tie waarover in het vorige jaarnaar aanleiding van soortge lijken post op de begrooting voor het ziekenhuis, zooveel is ge sproken en geschreven. Naar spr's opvatting is in dezen het eenige zuivere systeem dit, dat dergelijke posten niet mogen voor komen op de begrooting van eene inrigtingdie geen eigen ver mogen bezitmaar moeten worden gevonden op de gemeente begrooting. Zooals spr. dus zeide, zal hij tegen deze begrooting stemmen, en als de meerderheid der vergadering zijn gevoelen deelt, dan ligt daarin natuurlijk opgeslotendat de raad der commissie van bestuur wil te kennen gevendat zijom hare begrooting te zien goedkeuren den bedoelden post er van zal moeten af voeren. De heer Hijlkema wenscht met een enkel woord het stand" punt uiteen te zetten, waarop de commissie van onderzoek zich heeft geplaatst. Hij kan verklaren, dat de commissie er niet losweg over heen is geloopen maar zeer nauwkeurig alle stuk ken omtrent deze kwestie heeft onderzocht. De slotsom van hare overwegingen was, datwaar zij instemde met het gevoe len dat groote uitgaven voor de gebouwen van het stadszie kenhuis, als die in het vorige jaar voor belangrijke herstellin gen op de gemeente-begrooting behooren te worden uitgetrok ken, zij er geen bezwaar in zag, om eene dergelijke kleinere uitgaaf, als waarvan nu sprake is, op de begrooting van het ziekenhuis te behouden. Het maakt naar hare meening een onderscheid, of het eon post is voor buitengewone herstellingen, dan wel voor het jaarlijksch onderhoud. Werd ook deze uit gaaf in de gemeentebegrooting opgenomen, de commissie van bestuur zou dan zeer gecontrarieerd worden. De heer Troelstra vermeent, dat het onderscheid tusschen een grooten en een kleinen post niets afdoet aan het beginsel dat het stads-ziekenhuis behoort tot die instellingen, waaronder Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 Augustus 1888. 79 I ook bijv. het armhuis wordt gerangschikt, waarvan het onder- houd zijn post van uitgaaf vindt op de gemeentebegrooting. Spr. I meende, dat deze kwestie in alle instantiën in dien geest was I uitgemaakt, zoodat het hem eenigszins verbaast, dat de com- missie van bestuur dezen post toch op hare begrooting heeft I geplaatst. Een besluit om haar goed te keuren, zou spr. dan ook in strijd met de wel achten. Hij is 't daarom met den lieer I Duparc eens, dat de commissie worde verzocht, de begrooting I te wijzigen en ze daarna weder in te zenden. De Voorzitter had gehoopt, buiten deze discussie te kun.- I nen blijven omdat het hem persoonlijk als voorzitter der com- I missie van bestuur aangaat. Toch meent hij op een en ander te moeten repliceren. De commissie van bestuur neemt in dank den lof, haar door den heer Duparc toegezwaaid, aan maar I wanneer deze werkelijk goed gemeend is, dan kan daarmede I onmogelijk eene afstemming der begrooting zamengaan. Want I wil men de zorgvuldige behartiging van de belangen der instel. I ling behouden en de administratie, zooals die nu gevoerd wordt, I bestendigen, dan moet men het beheer der instelling niet in I verschillende handen brengen, maar in zijn geheel aan de com- I missie laten. Wat toch zal het geval worden als het denkbeeld I van de heeren Troelstra en Duparc wordt toegepast? Burge- I meester en wethouders zouden dan in het vervolg moeten be- I palen, wat er aan de gebouwen van het ziekenhuis geschieden I moet, wie die werkzaamheden zullen verrigten, op welken tijd I en op welke wijze de werken zullen worden uitgevoerd. Voorts zullen burgemeester en wethouders de uitgaven voor de onderhoudswerken moeten bevelen, zonder dat het bestuur j van hel ziekenhuis daarin gekend wordt. Al deze gevolgen van de afstemming der begrooting komen spr. bedenkelijk voor. I En waarom? Burgemeester en wethouders komen hoogstens I eens per jaar in het ziekenhuis en kunnen dus niet geacht I worden zoo goed te weten wat er noodig is voor de gebouwen, I als de commissie welke maandelijks in het hoofdgebouw verga- I dert en geregeld de zalen bezoekt. Burgemeester en wethou- I ders kunnen niet den tijd vaststellen waarop de werkzaamhe- I den moeten plaats hebben, omdat dat zamenhangt met het ont- I ruimen van zalen, den toestand van de patiënten en andere om- I standigheden, waarop zij geen invloed kunnen uitoefenen of waar- I mede zij niet bekend zijn en burgemeester en wethouders zijn I niet in de gelegenheid zelf na te gaan of de werken naar be- I hooren worden uitgevoerd. Dit geschiedt door tusschenkomst I van de ambtenaren der gemeentewerken, die zich tegenover het I bestuur van het ziekenhuis op een onafhankelijk standpunt be- I vinden. Blijkbaar is het streven, om het beheer der gebouwen aan de I commissie van bestuur van het ziekenhuis te ontnemen. Tegen j het bedrag van den post is geen bezwaar naar het schijnt. De heer Duparc treedt zelfs niet in eene beoordeeling daarvan, j Dat is misschien het gevolg van het gevoelen van dien spreker, dat de begrooting van hel ziekenhuis en bloc moet worden goed- I of afgekeurd. Spr. deelt dat gevoelen in het geheel niet. In het I vorige jaar zijn ook de posten een voor een behandeld en aan I stemming onderworpen, en is daarna de geheele begrooting voor- I loopig vastgesteld. Wanneer men het reglement op het bestuur I van het ziekenhuis raadpleegtbestaat er niet de minste aan- leiding, van deze begrooting den post voor het onderhoud der I; gebouwen te schrappen. In art. 1 worden de gebouwen opgenoemd die tot deze in- stelling behooren het hoofdgebouw aan liet Blokhuispleinhet I hulpziekenhuis aan de Voorstreek en de lokalen bestemd lot on- I derzoek van publieke, vrouwen. De post ad ƒ500 voor onderhoud van die gebouwen is dus I wel gering. J" Het beheer over de instelling, waartoe al die gebouwen be- hooren, is in ait. 2 opgedragen aan de commissie van bestuur en sedert 1885, nadat de verordening was gewijzigd, zijn de I kosten voor het onderhoud op de begrooting voor het ziekenhuis I gebragt, terwijl die post vroeger op de gemeentebegrooting voor- I kwamomdat de verordening toen geen aanleiding gaf voor eene andere wijze van handelen. Wordt nu deze post weder op de gemeentebegrooting gebragtdan komt hel beheer, dat volgens het reglement in ééne hand berustbij twee collegiën. Een deel van het beheer blijft aan de commissieterwijl het beheer der gebouwen wordt overgebragt bij burgemeester en wethouders. Spr. heeft zich afgevraagd of de reden voor dit stre ven misschien moet gezocht worden in het verlangen om de ambtenaren der gemeentewerken niet van werk te ontlasten. Wil men de gemeente-ambtenaren dienstbaar maken aan het onderhoud der gebouwenwelnu laat men (des noods bij in structie) den directeur der gemeentewerken opdragen hel be stuur van het ziekenhuis bijstand te verleenen dat is ook ge beurd bij de verbouwing van het hulpziekenhuis; maar het is niet wenschelijk, dezen post van de begrooling voor het zieken huis af te voeren. Het doel in dezen niets af, zich te beroepen op het Koninklijk Besluit, in het vorige jaar ten opzigte van een geheel andere kwestie genomen. Dat Koninklijk Besluit betrof de toepassing van art. 17 der Armenwet, waai van nu geen spra ke is. Toen is door Gedeputeerde Staten van Friesland gezegd, dat liet bestuur van het ziekenhuis de magtiging van hun collcgie niet noodig had om de werken uit te voeren, waarvoor de gel den door den gemeenteraad waren toegestaan en die uitspraak is bij Koninklijk Besluit bevestigd zoodat het bestuur van het» ziekenhuis de verbeteringen aan het hulpziekenhuiswaarvoor op de begrooting der instelling gelden waren toegestaan, ook heeft aanbesteed en laten maken. Spr's hoofdbezwaar ligt in bet reglement, dat het geheele beheer aan de commissie op draagt terwijl haar nu het beheer over de gebouwen zou wor den ontnomen, en wel incidenteel door afstemming van de be grooting. De heer Duparc werpt van zich af elke gedachte, alsof hij de commissie van het ziekenhuis zou willen contrariëren, door tegen hare begrooting te stemmen, of zijne lofspraak minder goed gemeend zou zijn. Hij staat hier echter voor een beginsel en daarom kan hij niet anders dan tegenstemmen. Hij kan daarenboven niet inziendat er zoo groot bezwaar zou bestaan om dezen post van de begrooting te schrappen. De voorzitter wees op het reglement, waarbij het volledig beheer aan de commissie is opgedragenmaar dit doet niets hiertoe af. De kwestie, die men nu op hel oog heeft, is daarin opengebleven de commissie heeft te beoordeelen, in hoever herstellingen of onderhoud noodig zijn, en daartoe de vereischte voordragt te doen, doch mag niet uitvoeren; dit behoort bij burgemeester en wethouders. Dit behoeft ook volstrekt geen vertraging te ver oorzaken wantis de commissie van oordeel, dat het- een of ander moet geschiedendan geeft zij daarvan aan burgemeester en wethouders of aan den directeur der gemeentewerken ken nis, die dan daarvan terstond aan den aannemer van het on derhoud berigt zendt, met den last, om het uittevoeren. Wat nu de behandeling van deze begrooting betreft, spr. weet wel, dat in het vorige jaar de begrooting voor het ziekenhuis post voor post in stemming is gebragt, maar hij achtte dit ook toen in strijd met de Gemeentewet, met met de Armenwet, zoo als de voorzitter zei. Art. 148 nl. van eerstgenoemde wet schrijft voor, dat 's raads goedkeuring wordt vereischt op de begrooting en rekening van de instellingen van weldadigheid, die uit de gemeentekas onderstand genieten, welk laatste met het zieken huis het geval is. De raad heeft die begrooting niet post voor post te behandelen, om, casu quo, wijzigingen aan te brengen maar ze in haar geheel goed - of af te keuren. Het is hier ge heel hetzelfde als met de gemeente-begrooling, die aan de goed keuring van Gedeputeerde Staten moet worden onderworpen. Deze hebben evenmin het regt in die begrooting wijziging te brengen; hebben zij echter bezwaar tegen den eer. of anderen post, dan keuren zij de begrooling af en deelen dat aan het gemeentebestuur met hunne motieven mede, met verzoek eene dienovereenkomstig gewijzigde begrooting weder in te zenden. De heer Th.0UnisS0 kan nog ter aanvulling van het door den heer Hijlkema gesprokene rnededeelen dat de commissie bij het onderzoek het minder op haren weg achtte, om bij deze begrooling eene kwestie van beginsel uit te maken. Zij heeft

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1888 | | pagina 6