104-
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 3 November 1888.
hellend vlak begeven. Spr. weet weldat zijne woorden niets
zullen uitrigten, daar de tegenstanders van de verlaging we
gens afwezigheid van enkele leden in de minderheid zijn, maar
toch acht spr. zich verpligt zijne stem te motiveren.
Spr. is volstrekt niet tegen verlaging van den gasprijs op
zich zelf, en wenscht die gaarne bijzonder aan de industriëlen
toe, maar zijne fmanliëele consciëntie als lid van den raad
laat niet toe om mede te werken dal op deze wijze de ge
meen tefmantiën op den duur in de war zullen geraken en een
grooten schok ondervinden. De kwestie van gasprijsverlaging
heeft eigenlijk drie phasen doorloopen. De eerste phase was
in 1884, toen een verzoek van eenige ingezetenen om verla
ging van den gasprijs met 1 cent per stèrenadat die ten
vorigen jare van 9 op 8 cent was gebragtwerd afgewezen.
Do tweede phase trad in 1886 in. Toen werd er geen ver
zoek tot verlaging gedaan, dat anders in de sectiën had kun
nen worden besproken maar de vergadering werd gedurende
hare zitting door een der leden met een voorstel tot verla
ging overrompeld, hetgeen na ampele discussion den 13 No
vember werd aangenomen met
onmiddellijk gevolg hiervan was dat men den volgenden daj_
bij de vaststelling van het eindcijfer der gemeente-begrooting
als het ware met de handen in het haar zat, om te voorkomen
dat de begrooting, tengevolge van deze vermindering van in-
niet mogelijk is. Hij wil niet tot zijne leus maken het „après
nous le déluge."
Is de toekomst dan zóó rooskleurig, vraagt spr.? Kan men
werkelijk die 12000 voor goed van de begrooting roijeren. Spr.
gelooft het nietvooral wanneer hij denkt aan de volgende ja
ren, waarin eene subsidie aan de drinkwaterleiding-maatschappij
moet worden uitgekeerd in elk der twee eerstvolgende jaren
f 15000, dan een paar jaren ƒ10,000 en zoo vervolgens afda
lende totdat in 14 jaren f 120,000 zal zijn uitgekeerd.
Nog een punt is erdat spr. bij deze begrooting het meest
heeft getroffen, nl. dat men de inkomsten met ruim ƒ12000
vrijwillig verminderendedientengevolge genoodzaakt is eene
leening van 5500 aan te gaan om de begrooting te doen
sluiten, hoewel nog ƒ14000 van eene vroegere leening was
overgebleven. Nu wordt wel voorgespiegeld, dat tengevolge van de
verlaging van den gasprijs het gasverbruik zal toenemen en de
winst dus niet belangrijk verminderen. Spr. acht dit niet on
mogelijk hoewel de ondervinding van vorige verlagingen de
waarschijnlijkheid niet heeft bevestigd, maar hij moet opkomen
10 tegen 6 stemmen. Het tegen de optimistische beschouwingen van burgemeester en wet
houders, als zouden in 1908 alle leeningen ten behoeve van dc
gasfabriek afgelost zijn. Men kan op dit oogenblik niet beoor-
deelenwat in den loop van de volgende 20, zegge twintig ja
ren, voor de fabriek noodig zal zijn. Hierbij mag men niet uit
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 3 November 1888.
105
komsten, met een nadeelig slot zou sluiten. Op kunstmatige bet oog verliezen den vooruitgang van het electrisch lichtdat
wijze is de begrooting toen sluitende gemaakt. voor het gaslicht welligt een zware consumtie kan zijn er
Thans is men in een derde phase getreden door een voor- behoeft maar één winkelier of magazijnhouder mede te begin
stel, van burgemeester en wethouders uitgegaan, om den gas
prijs weder te verlagen. Spr. heeft vele gasverbruikers ge
sproken, die natuurlijk wel liever minder betalen maar den
gasprijs toch overigens goedkoop genoeg vinden en eene ver
laging er van niet goed achten voor de gemeentefinantiën. En
hoe is dit voorstel bij burgemeester en wethouders eerst be
sproken In de afwezigheid van den burgemeester, die niet
alleen tot het definitief vaststellen er van niet heeft medegewerkt
maar het zelfs openlijkschriftelijk heeft bestreden (bijlage
no. 12). Het zou dus beter kunnen heeten een voorstel van
de wethouders. Spr. kan dit niet fair achtenwant als een
der wethouders met den burgemeester ware meegegaan dan
zou de overwegende stem van deze ten ongunste van het voor
stel hebben beslist. Burgemeester en wethoudersof liever
de wethouders hebben wel is waar voor den vorm aan de gas-
commissie de vraag gedaan of zij met eene verlaging van den
gasprijs genoegen nam en of de begrooting voor de gasfabriek
ze toelietwelke laatste vraag bevestigend moest worden be
antwoord maar in den boezem van de commissie is niet ge
sproken over de mérites van het voorstel in verband met de
gemeente-begrooting, omdat men die niet kendeen men drong
zoo op antwoord aan omdat de begrooting twee dagen later
difinitief moest worden vastgestelddat men van eene grondige
nen en spoedig zal liet om der consumtie wille navolging
vinden. Bovendien bestaat de kans, waarop ook door den heer
Plantenga is gewezendat de grondstoffen duurder kunnen
worden.
Ten slotte wenscht spr. er op te wijzen dat de winst van
de gasfabriek niet alleen zit in het groote gasverbruik maar
ook verkregen wordt door den verkoop van cokes teer en an
dere bijproducten dat derhalve de verlaging, die in 1885 1/9,
in 1886 1/8 en nu voor 1889 1/7 zal bedragen, niet ziet op
vermindering van dc winst alleenmaar op de opbrengst van
den geheelen omzet. In drie jaren tijds zal die opbrengst van
9 op 6 centdus met 113 verminderd zijn. Spr. weet wel
dat dc ramingen van de gascommissie ruim zijn genomen, maar
met eene reductie, als nu zal plaats hebbenkan hij zich niet
vereenigen.
Dc Voorzitter heeft tot zijn leedwezen door den geachten
vorigen spreker een punt in het debat hooren brengen, dat hij
hoopt dat de andere leden zullen laten rusten. Het betreft
n.l. dc voorbereiding van dit voorstel. Spr. kan verklaren
dat het voorstel in eene vergadering van het dagelijksch be
stuur, waar hij tegenwoordig wasis vastgesteld .en geteekend.
Wel kan de heer Dirks in zoover gelijk hebbendat de voor
bespreking laat staan van eene schriltelijke behandeling moest loopige besprekingen in eene vergadering zijn gehouden waarin
afzien. Dit was, naar spr. meent, geene goede behandeling spr. niet tegenwoordig was. Dit behoort evenwel geheel bui
der zaak.
Wat nu liet voorstel zelf aangaat dit steunt op het saldo
der rekening over 1887 tot een bedrag van ƒ33800. Daaron
der is echter begrepen een bedrag van ƒ14000 als overschot
op eene vroeger ten behoeve der gasfabriek aangegane leening,
zoodat het saldo zuiver f 19800 bedraagt. Gaat spr. de over
schotten van de rekeningen der gemeente over vroegere dienst
jaren na, dan vindt hij daarvoor in 1884 een bedrag van/28908,
in 1885 ƒ15697, in 1886 14978 en nu in 1887 ƒ19800.
Dit laatste saldo is dus niets buitengewoons. Die ƒ14000 is,
zooals spr. zeidegeen overschot van gewone gemeente-ont
vangsten, maar van geleend geld, dus eene toevallige, niet jaar
lijks terugkeerende bateen nu kan hij met zijn flnantiëel ver
sland niet begrijpen hoe burgemeester en wethouderssteu-
ten het debat te blijven.
De heer Th.0UllisS0 deelt mede dat hij bij de rappor
teurs een standpunt innamin eenig opzigt afwijkend van dat
zijner mede-rapporteurs. In beginsel is spr. voor verlaging van
den gasprijs maar kan hiertoe niet besluiten op grond van de
door burgemeester en wethouders in hun voorstel gegeven cij
fers. In den aanhef zeggen zij dat het winstcijfer van de
exploitatie der gasfabriek volgens de gemeente-rekening over
1887 de raming heeft overtiofïen met ƒ9965.39; dat verder op
die rekening een post van ƒ14000 voorkomt tot voortzetting der
werken tot verbetering en uitbreiding der gasfabriek van wel
ken post niets is uitgegevenzoodatvolgens burgemeester
en wethouders onder het saldo dier gemeente-rekening is be
nende op het rekening saldocijfer van ƒ19800, voor 1889 spr. grepen eene som van ƒ23965.39, voortspruitende uit de exploi-
hceft nu alleen dat jaar, met de volgende jaren op het oog latie van de gasfabriek. Omdat nu volgens spr. deze becijfering
een. maatregel kunnen voorstellen waardoor de inkomsten met niet juist is maant ze hem tot voorzigtigheid aan om maar
meer dan 12000 zullen verminderen. Hoe gaarne dus spr. I niet voetstoots op het voorstel in te gaan. Spr. heeft getracht,
den gasverbruikers te wille zou zijnmoet hij nu zeggen dat door vergelijking van deze cijfers met vroegere begrootingen
verlaging van den gasprijs met het oog op de gemeente-begroo- meer licht te verkrijgen, maar het is hem niet gelukt. Buige-
ting voor 1889 in zijn geheel genomen, op dit oogenblik nog meester en wethouders maken uit de gegeven cijfers deze ge
volgtrekking, de gascommissie eene andere en spr. weèr eene
andere zoodat hij tot de conclusie moet komen dat uit cijfers
elke gevolgtrekking kan worden gemaakt. Er blijkt dus wel j
cenige onduidelijkheid te bestaan, die het voor iemand als spr.,;
die eerst sinds korten tijd raadslid is, eenigszins moeijelijk maakt
dc zaak goed te beoordeclcn.
Met burgemeester en wethouders koestert spr. goede verwach
tingen van de toekomst, maar het gaat toch niet aan, alleen
met uitzigt op die toekomstover te gaan tot het nemen van
een maatregel die misschien nog praematuur is en hij acht
het gevaarlijk om afgaande op optimistische beschouwingen
als in het voorstel voorkomen, dit aan te nemen. Hierbij komt
spr. voor den geest het bekende melkmeisje uit den fabel van
La Fontainedat zich in het bezit van haar potje met melk
een schoone toekomst droomdemaar door het breken van dat
potje lot de koude werkelijkheid werd teruggeroepen. Steunde
het voorstel op resultaten die verkregen zijnin plaats van op
ijfersdie in de toekomst liggen op hetgeen men heeft in
plaats van op hetgeen men welligt zal verkrijgen dan zou spr.
het voorstel gaarne ondersteunen. Nu kan hij niet mede gaan;
liet komt z.i. een jaar le vroeg.
Spr. ziet in de beschouwingen van het voorstel juist een re
den om niet tot verlaging over te gaan. Herhaaldelijk is er
op gewezen, dat de meer besproken ƒ14000 niet voortspruit uit
de winst van de exploitatie der gasfabriek. Nu zeggen burge
meester en wethouders „met het oog op de gemeente-begrooting
bestaat tegen verlaging van den gasprijs geen bezwaar althans
nieU wanneer men het met ons eens is dat hel meer bedoelde
overschot van 14000 niet behoeft te worden aangewend tot
buitengewone aflossing van schuld". Hieruit volgt dus logisch,
dat er wel bezwaar zou bestaan, wanneer die ƒ14000 niet ge
bruikt werd, om de vei mindering van inkomsten tengevolge van
dc verlaging daarmede aan te vullen.
Indien burgemeester en wethouders hadden voorgesteld kor
ting toe te staan op den prijs van het gas voor industriële
doeleinden of verwarmingstoestellen spr. zou gaarne er toe heb
ben medegewerkt om de industrie te ontlasten al ware het
ook door verhooging van den prijs voor gewone particulieren
die het meer als luxe-artikel gebruiken. Deze zouden desnoods
wel wat meer kunnen betalen. Nu zeggen burgemeester en
wethouders wel in hun antwoord dat dergelijke maatregel te
omslagtig zou wezen in de administratie maar spr. deelt dit
bezwaar niet. Sedert 1872 is hij werkzaam in een gebouw, waar
4 gasmeters zich bevinden, die allen tot het beheer van verschil
lende corporatiën behooren, een in de woning van den postdi
recteur, een in het telegraafkantoor enz., zonder tot cenige moeije-
lijkheden aanleiding te geven. De meeste industriëlen hebben
nu toch reeds 2 gasmeters en zouden gemakkelijk er nog een
bij kunnen nemen.
Resumerende komt spr. tot de slotsom dat hij in de toe
komst gaarne het zijne zal doen om een lageren gasprijs te
verkrijgen maar dat hij het goede oogenblik daartoe nog niet
gekomen acht.
De heer van Slotordijck verklaart dat de indruk dien
dit voorstel op hem heeft gemaakt en die door hem in zijne
sectie is weergegeven, later niet is gewijzigd. Hij blijft het
bezwaar tegen het voorstel koesteren ook na de kennisneming
van de gemeente-begrootinghoewel deze op hem niet dien
overweldigenden indruk heeft gemaakt, als ze op den heer Dirks
schijnt gehad te hebben die trouwens op dit gebied zeker meer
ondervinding heeft. De indruk van de begrooting is echter ook
voor spr. verre van gunstig, ook hierom, dat er geene buiten
gewone werken op voorkomen. Hij zal de laatste zijn om te
wenschen dat de begrooting geïllustreerd worde door posten
voor buitengewone werken die niet noodzakelijk zijn want in
vorige dienstjaren heeft zich de behoefte aan buitengewone wer
ken zóó doen gevoelen dat men nu wel een paar jaren daar
buiten kan. Maar dat zelfs voor buitengewoon onderhoud geen
posten voorkomen is voor spr. een toeken dat de begrooting
met moeite pasklaar en op eigenaardige wijze sluitende is ge
maakt. Toch zijn er in zijne sectie onderscheidene werken op
genoemd, waarvan de uitvoering wel is waar verschoven kan
wordenmaar toch ten laatste lot stand moet komen, leder
jaar heeft zijn eigen kwaad men moet dus nietdoor steeds
te verschuiven te veel voor volgende jaren opstapelen.
Het blijkt nu, dat door verlaging van den gasprijs de inkom
sten zullen verminderen en dientengevolge ook voor uitgaven
minder kan worden uitgetrokken. Nu is spr's hoofdbezwaar
tegen die verlagingdatom deze mogelijk te maken onder
dc gewone ontvangsten als bestanddeel van het saldo \an de
gemeente-rekening over 1887 wordt opgenomen het bedrag
van ƒ14000, dat het overschot is van eene leening ten be
hoeve van de gasfabriek doch, later bleek geleend te zijn voor
eene behoefte, die in 1887 nog niet bestond. Dit was wel is
waar vooruit niet te voorzien maar die som blijft niettemin een
deel van eene leening uitmaken. De eenig rationele weg is
nudatwaar de werkenwaarvoor die 14000 bestemd was,
niet in 1887 zijn uitgevoerd, deze som worde overgebragt op de
dienstin den loop van welke de behoefte aan die werken zal
blijken. Uit de memorie van antwoord moet evenwel worden
opgemaaktdat de verbetering van de kanalisatie uit de gewone
dienst kan worden bestreden. Maar indien de werken die
zooals heden is vernomen onder handen zijn een begin zijn
van de voortzetting der verbeteringwaarvoor op de dienst van
1887 ƒ14000 was uitgetrokken, en deze som daarvoor moet
worden besteed, dan moet die post naar de begrooting voor 1888
worden overgebragt en het bedrag aan het saldo over 1887 wor
den onttrokken. Dit is niet geschied maar die som is gebragt
onder de gewone inkomsten voor 1889 ten einde de verlaging
van den gasprijs mogelijk te maken. Die twee omstandigheden
nu zijn zoo coliaerent, dat spr. tegen het eene bezwaar hebbende,
ook aan het andere zijne stem met kan geven. In de memorie
van antwoord wordt in uitzigt gegevendat wanneer de begroo
ting van 1889 het toelaat, die som van ƒ14000 toch nog voor
een buitengewoon doel kan worden gebruiktn.l. voor de sub
sidie in 1893 uit te keeren aan de drinkwaterleiding-maatschappij.
Hierin ligt de erkentenis opgesloten dat die ƒ14000 eene bui
tengewone ontvangst is. Maar wanneer de som voor een ge
heel ander doel dan voor de gasfabriek wordt gebruiktzal
dit verwarring geven in de finantiële verhouding tusschen die
fabriek en de gemeente.
Nog eene algemeene opmerking wenscht spr. te maken; In
1886 is het besluit tot heffing van gasregten ingetrokken de
retributie voor het genot van gas heeft daarmede opgehouden
eene belasting te zijn terwijl dc fabriek geheel het karakter
heeft verkregen van eene commerciële mrigting der gemeente.
Toch is het uit de memorie van antwoord twijfelachtig ol bur
gemeester en wethouders hiervan doordrongen zijnmen zou
het althans kunnen opmaken uit de twee vragen, die zich vol
gens lien in deze gaskwestie voordoen, doch door hen niet wor
den beantwoord.
Volgens spr. brengt de commerciële aard der inrigting de
vraag naar den gasprijs over op het terrein van vraag en aan
bod of eigenlijk van vraag en concurrentie met andere verlich-
tings-artikelen. Terwijl in 1886 de verlaging van den gasprijs
bestreden werd door te wijzen op den lagen prijs van de pe
troleum zoo zou nu eerder de gasprijs moeten verhoogd wor
den omdat de prijs van de petroleum is gestegen.
Meerder gasverbruik wordt beoogd met de verlaging van den
prijs vernam spr. Hij acht hel niet onmogelijk maar waar
schuwt voor overdreven verwachtingen. In 1887 was het getal
gasverbruikers 1309 dus slechts 11 meer dan in het voor
gaande jaarondanks de verlaging van den prijs. Dit cijfer is
echter van geen beteekenis, dan in zooverre het duidelijk maakt,
dat de vermeerdering van consumtie door meer verbruik van
nagenoeg dezelfde consumenten is veroorzaakt en dus dezen
weinig voordeel heeft aangebragt, al is die vermeerdering ook
van invloed op het cijfer van de winst der fabriek.
In de memorie van antwoord wordt herhaaldelijk opgemerkt,
dat eene verlaging van den gasprijs niet zal leiden tot belasting-
verhooging. Spr. begrijpt dit niet. Indien, zooals behoort, de
ƒ14000 als buitengewoon aan de gewone inkomsten wordt
onttrokkenzullen toch de middelen moeten worden gevonden
om dit tekort op de gewone middelen te dekken en, daar van
verhooging van andere posten niet wordt gesproken zal het